Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32645 nr. 24 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32645 nr. 24 |
Vastgesteld 16 juni 2011
De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft op 17 mei 2011 vervolgoverleg gevoerd met viceminister-president, minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 16 maart 2011 inzake de uitkomsten van het EU-overleg over de ramp in Japan en de nucleaire dreiging die daarvan het gevolg is (21 501-33, nr. 311);
– de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 5 oktober 2010 houdende de rapportage van ongewone gebeurtenissen in Nederlandse nucleaire inrichtingen in 2009 (Storingsrapportage 2009) (25 422, nr. 85);
– de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 3 september 2010 inzake het rapport Verdrag Nucleaire Veiligheid, het CNS-5 rapport (25 422, nr. 81);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 11 februari 2011 inzake de randvoorwaarden voor de bouw van nieuwe kerncentrales (32 645, nr. 1);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 22 maart 2011 houdende het verslag van de ingelaste VTE-Raad (Energie) van 21 maart 2011 jl. in Brussel (21 501-33, nr. 315);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 25 maart 2011 houdende antwoorden op vragen van de commissie inzake energie (32 645, nr. 2);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 18 maart 2011 houdende de geannoteerde agenda Energieraad 21 maart 2011 (21 501-33, nr. 314);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 13 april 2011 inzake lessen uit recente gebeurtenissen Japan voor het beleid inzake kernenergie en te nemen procedurele stappen ten aanzien van nieuwe kerncentrales (32 645, nr. 3);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 15 april 2011 houdende een afschrift van de brief aan de heer E. inzake het verzoek om een onafhankelijk onderzoek te doen naar de veiligheid van de kerncentrale in Borssele (2011Z08130);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 27 april 2011 inzake toezending Advies Reikwijdte en Detailniveau nieuwe kerncentrale ERH (32 645, nr. 4);
– de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie d.d. 11 mei 2011 houdende de beantwoording van de resterende vragen eerste termijn AO-Kernenergie (d.d. 21 april 2011) (2011Z09725).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Van der Ham
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Franke
Voorzitter: Koopmans
Griffier: Blacquière
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Paulus Jansen, Koopmans, Leegte, Ouwehand, Samsom, Van Tongeren, Van Veldhoven, Verburg, Van Vliet en Wiegman-van Meppelen Scheppink,
en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Ik heet iedereen van harte welkom. Het vorige algemeen overleg over dit onderwerp is geëindigd na de eerste termijn. In dit overleg houden wij de tweede termijn. De spreektijd is twee minuten – daar houd ik de leden strak aan – en er is geen mogelijkheid voor interrupties.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Mijn eerste punt betreft het draagvlak. In de randvoorwaardenbrief staat dat de vergunninghouder/vergunningaanvrager voor draagvlak voor een nieuwe kerncentrale moet zorgen. De minister zegt in zijn schriftelijke antwoord dat hij het draagvlak periodiek inventariseert middels enquêtes en focusgroepen. Welke verplichting legt hij de vergunninghouder op? Bij wel percentage Nederlanders dat voor een nieuwe kerncentrale is, heeft de vergunninghouder aan de eis voldaan? Bij welk percentage gaat de minister zo'n vergunning verlenen? De minister was het met mij eens dat, omdat kerncentrales meer treffen dan alleen de lokale bevolking in Borsele, lokaal draagvlak alleen in Borsele niet voldoende is. Is hij bereid om een bredere maatschappelijke discussie te entameren over de wenselijkheid van een nieuwe kerncentrale, in navolging van zijn collega Bleker die dit over de megastallen gaat doen?
Mijn tweede punten betreft lessen uit Japan en elders. Tussen het moment van de besluitvorming over de vergunningverlening en het moment dat de nieuwe kerncentrale, mocht die er onverhoopt komen, stroom gaat leveren, zit tien jaar. Na het verlenen van de vergunning, is er geen ruimte voor technologische verbetermogelijkheden naar aanleiding van lessen uit Japan of elders. Mijn voorstel is om in elk geval de definitieve vergunningverlening op te schorten totdat de lessen uit Japan volledig bekend zijn en kunnen worden toegepast.
In het huidige systeem kan de overheid geen nieuwe eisen stellen en kan de bouwer zelf ook geen nieuwe technologische inzichten toepassen. Als hij dat wel wil, moet hij een nieuwe vergunning aanvragen. De minister garandeert dat wij alleen de veiligste van de veiligste centrale bouwen. Moet hij dan niet garanderen dat de eisen steeds kunnen worden bijgesteld naar aanleiding van lessen uit Japan en voorschrijdend technologisch inzicht?
De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De minister heeft haast met de kerncentrale en hij heeft daar de steun van een Kamermeerderheid voor. Ik kan tellen. Ik ben realistisch en ik weet hoe het in elkaar zit. Dit gaat dus gebeuren.
De minister zegt vervolgens – hij kan niet anders, maar hij wil ook niet anders – dat wel alle lessen van Japan moeten worden geleerd. In het vorige algemeen overleg hebben wij uitgebreid gediscussieerd over het soort ritssluiting dat hij van die procedures wil maken: stapje één hier zetten, ondertussen een lesje uit Japan erbij, dan stap twee hier en een nieuwe les uit Japan. Dat moet precies zo in elkaar gaan ritsen. Het is prijzenswaardig hoever de minister daarmee is gekomen.
Ik voorspel hem dat de ritssluiting meteen op de eerste schakel zal vastlopen. Het inpassingsplan, waarvan formeel in deze tweede termijn of in een opvolgend VAO de start wordt goedgekeurd, zal op de eerste les van Japan stuiten. Het gaat in Nederland namelijk om één beperking: beschikbaarheid van koelwater. Het is duidelijk dat nieuwe voorwaarden, de Safety Series van het International Atomic Energy Agency (IAEA), over de beschikbaarheid van koelwater rondom centrales er na Fukushima anders uit zullen zien dan ervoor. Dat betekent dat ook de analyse die door Arcades is gedaan een andere eindconclusie krijgt. Een verantwoordelijke minister dient daarop te wachten. Hij heeft aangegeven dat niet te willen en heeft daar de steun van een Kamermeerderheid voor.
De weg die voor ons ligt, zal hobbelig zijn en zal ook doodlopen. Wat dat betreft kan ik hier vrij ontspannen zitten. Ik weet dat als de minister de lessen uit Japan echt serieus neemt – dat doet hij – wij over ongeveer een halfjaar hier zullen zitten en de conclusie zullen trekken dat wij opnieuw moeten kijken waar wij die centrale willen hebben, of wij die überhaupt nog willen en, zo ja, onder welke voorwaarden. Wij spreken over ongeveer een halfjaar – dat is een gok – serieus weer verder hierover, en dat is maar goed ook.
De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording, zowel mondeling als schriftelijk. De instemming met de randvoorwaardenbrief is geen beslissing tot het bouwen van een centrale. Deze geeft echter private partijen wel de mogelijkheid om dat mogelijk te maken. Het is ook aan die partijen om een inschatting te maken van de economische haalbaarheid van een kerncentrale. Wij gaan hier over de veiligheid ervan. De minister heeft uitgebreid uitgelegd dat het nu instemmen met die randvoorwaardenbrief alle ruimte openlaat om de lessen uit Japan te kunnen meenemen. Dat is logisch, want veiligheid is geen statisch begrip. De VVD-fractie wil dat er een continue focus op veiligheid is en dat altijd alle lessen, uit welk incident dan ook, kunnen worden getrokken.
De VVD-fractie vindt kernenergie een van de alternatieven voor fossiele energie die schoon, betaalbaar en betrouwbaar is en daarmee een oplossing kan bieden voor het energietekort dat op ons afkomt. Ik maak een rekensom. In Duitsland zijn nu zeven centrales uitgeschakeld. Als je die zou vervangen door windmolens, heb je ongeveer 8 500 windmolens van 3 megawatt nodig. Zoals bekend moeten die molens 300 tot 500 m uit elkaar staan. Dat is een lijn van 4 000 km, dus van hier tot Tripoli. Als je die in Nederland wilt plaatsen, heb je een baan van Groningen tot Heerlen van 9 km breed. Die inpassing is er dus niet.
Je kunt ook op een andere manier rekenen. De CO2-uitstoot van een kerncentrale is ongeveer 32 gr en die van een gemiddelde andere centrale is 500 gr. Het stopzetten van die kerncentrales in Duitsland levert evenveel CO2-uitstoot op als het gehele wagenpark in Nederland.
Dit is dus de verantwoordelijkheid van mensen die tegen kernenergie zijn en die pleiten voor een alternatief, wat dus niet bestaat. Ik ben dan ook jaloers op degenen die echt geloven dat dit er zal komen, want het is fysiek onmogelijk. Ik maak mij ook zorgen als rationele politici achter dit soort ideeën aanhollen zonder kritisch te kijken naar de reële haalbaarheid. Laten wij onze ogen niet sluiten voor de werkelijkheid, ook al past dat niet in het straatje van je politieke ideologie.
De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. De heer Leegte doet zijn naam geen eer aan, want hij sprak hier met inhoud. Ik sluit mij graag aan bij zijn woorden.
Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Die vind ik helder. Voor de PVV gelden drie basisvoorwaarden voor die tweede vergunning, namelijk veiligheid voor alles en dus lessen uit Japan trekken, geen publiek geld en voldoende draagvlak. Naar de mening van mijn fractie wordt aan deze drie cumulatieve voorwaarden voldaan. Ik heb dus verder geen vragen aan de minister.
De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. Er zijn geen makkelijke oplossingen om in onze gigantische energiebehoefte te voorzien. Als je bepaalde opties afstreept, heb je altijd een probleem. De SP-fractie is toch van mening dat een nieuwe kerncentrale in Borsele per saldo geen maatschappelijk verantwoorde investering is en dat er alternatieven zijn. Ik verwijs naar de heel gedegen studie hierover van het Wereldnatuurfonds die recentelijk is gepubliceerd. Er zijn wel degelijk alternatieven.
De minister heeft in zijn eerste termijn niet geantwoord op de vraag waarom de argumenten die het kabinet heeft tegen Borssele 3 – het kabinet wijst de bouw daarvan af – niet gelden voor Borssele 2. Ik doel op bijvoorbeeld op de enorme lozing van restwarmte in de Schelde. Daar hoor ik nog graag een reactie op. Restwarmtelozing blijft voor de SP-fractie een enorm knelpunt.
De aansprakelijkheid van de exploitant is volgens de Wet aansprakelijkheid kernongevallen beperkt tot 700 mln. Ik constateer dat de schade door de ramp in Fukushima minimaal een factor 100 groter is. De SP-fractie vindt dat dit risico bij de exploitant hoort te liggen. Als de minister het daarmee eens is, gaat hij natuurlijk de wet veranderen. Als hij dat niet doet, komen wij waarschijnlijk zelf met een voorstel op dat punt.
Uit de beantwoording van de vragen over de dijk rond Borssele blijkt duidelijk dat de veiligheid van de dijken rond Borssele veel lager is dan van die van de dijken rond de Botlek in de Randstad. Die zitten op 1 op 10 000 en die bij Borssele op 1 op 4000. Het argument van het kabinet is dat een commissie dat vijftien jaar geleden heeft geadviseerd. Ik vraag de minister wat hij daarvan vindt. Is dat achteraf niet gewoon een heel dom besluit? Zouden wij niet moeten zeggen dat voor de dijkring rond Borssele 1 op 10 000 een elementaire veiligheidsmaatregel is, los van het feit dat de centrale zelf ook wel een deukje moet kunnen hebben? Wat ons betreft moet er in dit opzicht geen extra risico worden gelopen. Wij pleiten ervoor om de dijkveiligheid naar 1 op 10 000 te tillen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor de schriftelijke beantwoording van de vragen. In de eerste termijn noemde ik vier aandachtspunten, namelijk geen compromissen wat betreft veiligheid, geen directe of indirecte subsidie, meer zekerheid over de oplossing voor het eindafval en geen verdringing van hernieuwbare energie. Na de beantwoording van de minister staat nog een paar punten open. Om redenen van tijd sluit ik mij op het punt van de voorwaarden aan de locatie graag aan bij de PvdA-fractie en waar het gaat om restwarmte bij de SP-fractie.
Het IAEA is inmiddels gestart met het doen van stresstests in centrales over de grens. Ik krijg graag de toezegging van de minister dat hij ons hier ook in de toekomst actief over blijft informeren. Ook kerncentrales over de grens zijn immers relevant voor de Nederlandse veiligheid.
In de JBZ-raad is voorgesteld om Europese referentiescenario's voor te bereiden voor kernrampen en om nationale en internationale atoomorganisaties beter te laten samenwerken. Daarnaast is voorgesteld om relevante rampenbestrijdingsmiddelen te inventariseren en binnen Europa te delen. Het kabinet heeft ons slechts schriftelijk geïnformeerd over het eerste van deze voorstellen. Ik zou graag ook een reactie krijgen van het kabinet op de laatste twee. Die lijken mij namelijk heel erg logisch.
De minister schrijft dat de veiligheid wordt gewaarborgd door regels en wetgeving. In Frankrijk is in het verleden een aantal problemen ontstaan door uitbesteding van bepaalde onderhoudsdiensten. Daardoor werd geld bespaard, maar ontstond ook een probleem rond de aansprakelijkheid. Ik wil graag van de minister weten hoe hij gaat voorkomen dat dit soort dingen in Nederland gebeurt.
Een ander punt betreft directe of indirecte subsidie. Ik vroeg in mijn eerste termijn al naar de hoogte van het eigen risico van de exploitant. Dat is dus 700 mln. In het antwoord van de minister proef ik nu dat hij zich neerlegt bij wat er in de markt te verzekeren is. Hij wappert al heel snel met een staatspolis. Als het niet te verzekeren is in de markt, moet de Staat dat maar op zich nemen. Dat vind ik wat te makkelijk. Ik vraag de minister om met een creatief alternatief te komen als dit zich voordoet. Van een exploitant van meerdere centrales met een vermogen en een winst in de orde van miljarden, mag worden verwacht dat hij een redelijk eigen risico afdekt via een verzekering of op een andere manier. Ik vraag de minister om de Kamer actief te informeren over de wijzigingen in de internationale verdragen om tot die nieuwe bedragen te komen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen van de fractie van GroenLinks over het draagvlak en over de relatie tussen het leren van lessen van Japan en de vergunningverlening. Ook de inbreng van de PvdA-fractie sprak mij erg aan, ik wil deze onderstrepen.
Ik heb nog wat aanvullende punten. In mijn eerste termijn heb ik de minister gevraagd om een onafhankelijke studie naar het nut en de noodzaak van een tweede kerncentrale. Zijn antwoord was dat zo'n onderzoek al is gedaan. Hij doelde op het rapport Kernenergie & Brandstofmix van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) dat in maart 2010 naar de Kamer is gestuurd. Dat onderzoek heeft inderdaad raakvlakken met het onderzoek waar ik om heb gevraagd. Veel opgedane kennis en verzamelde data kunnen vast opnieuw van pas komen. De probleemstelling in dat rapport is echter wezenlijk anders dan het staven van de bewering dat kernenergie nu nog nodig is omdat duurzame elektriciteit nog onvoldoende ontwikkeld is. Ik heb behoefte aan een antwoord op de onderzoeksvraag of een nieuwe kerncentrale nodig is of dat deze juist een vertragende en kostenverhogende factor zal zijn in de transitie naar uiteindelijk 100% duurzame elektriciteit in Nederland. Graag een reactie op dit punt.
Een ander punt dat ik noemde, is de herkomst van uranium. De minister wil geen duurzaamheidscriteria stellen. Dat wil ik toch wel als harde eis op tafel leggen. Dat doen wij ook bij biobrandstoffen. Laten wij dat alsjeblieft ook doen wat betreft de herkomst van uranium. Ik heb nog een vraag aan de CDA-fractie. Het is mooi dat de heer Koopmans hier vandaag is, in de hoedanigheid van voorzitter. Ik wijs op zijn pleidooi destijds wat betreft de herkomst van steelkool en de straffe woorden die hij daarbij sprak. Wij stellen eisen aan de herkomst van biobrandstoffen en steenkool. Vergelijkbare eisen moeten wij stellen aan de herkomst van uranium. Ik hoor hier graag een reactie op.
Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. In het vorige overleg gaf de minister er blijk van dat hij er niet heel veel zin in had om antwoord te geven op vragen van fracties die kernenergie toch nooit zullen steunen. Hij vroeg letterlijk: als ik daar antwoord op geef, gaat u dan voor stemmen? Nee, dat gaat de PvdD niet doen. Wij vinden kernenergie onverstandig, nu, straks en op welk moment dan ook. Wij werpen de suggestie dat wij kernenergie nodig hebben als transitie-energie verre van ons. Ik heb de minister al eerder gevraagd om, als dat een argument is, aan te geven hoe lang wij zo'n kerncentrale nodig zouden hebben en wat de plannen voor daarna zijn. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Er is geen sturing op het aantal gigawatts en geen enkele onderbouwing van de noodzaak van die transitie.
Ik heb de minister een aantal suggesties gedaan voor zaken waar ook naar gekeken kan worden als wij zonder kernenergie verder willen en misschien ook wel zonder een aantal windmolens, waaraan een aantal fracties zo'n hekel heeft. Een voorbeeld daarvan is kunstmest. De productie van kunstmest kost heel veel energie, namelijk twaalf keer het vermogen van het totale windmolenpark in Nederland. Houd hier alsjeblieft niet vol dat wij zonder kernenergie of zonder een totale uitputtingsslag op de aarde om aan de energiebehoefte te kunnen voldoen, allemaal zouden verdrinken. Dat is niet zo. Wij kunnen andere keuzes maken. Weg met de bio-industrie, weg met kunstmest. Moet je eens kijken hoe gezond de wereld dan wordt.
De voorzitter: Ik geef nu het woord aan mevrouw Verburg. Zij, en alleen zij, spreekt namens de CDA-fractie.
Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Veiligheid is cruciaal. Als aan de veiligheidseisen wordt voldaan, is kernenergie wat de CDA-fractie betreft een belangrijk onderdeel van de transitie richting 100% duurzame energie. Veel vragen over de veiligheid zijn al beantwoord. De minister heeft heldere toezeggingen gedaan rond de stresstest in Europa. Hij heeft gezegd dat de stresstest voor eind december 2011 moet zijn uitgevoerd. Is hij bereid om toe te zeggen dat de maatregelen die op Europees niveau moeten worden genomen naar aanleiding van die stresstest voor 1 juli 2011 moeten zijn geïmplementeerd in heel Europa? Het gaat niet alleen om Nederland, maar om heel Europa. Graag een toezegging op dit punt.
Wij moeten natuurlijk de lessen trekken uit Fukushima. Dit is beter georganiseerd dan het hele programma Een Leven Lang Leren in ons onderwijs. Ook nu al worden lessen getrokken. Als er een les te leren valt en als zich ontwikkelingen voordoen, worden die al toegepast op de Nederlandse kerncentrale en op de vergunningverlening. De voorwaarden kunnen tussentijds worden aangepast. Een leven lang leren doet het bij kernenergie dus beter dan in ons huidige onderwijs.
De minister heeft schriftelijk antwoord gegeven op mijn vraag om een onderzoek op Europees niveau naar de 4% hoogradioactief afval. Hij heeft aangegeven dat daaraan wordt gewerkt. Ik vind dat daar nog meer prioriteit aan moet worden geven. Er moet een moment komen waarop al het afval zodanig kan worden verwerkt dat het opnieuw kan worden toegepast. Op dat punt wil ik graag een iets scherpere en helderdere toezegging van de minister. Dat moet mogelijk zijn binnen 25 jaar na nu.
De voorzitter: Dit was de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat hij meteen kan reageren. Ik stel voor dat wij hem eerst een tijdje aan het woord laten. Ik sta één interruptie toe, maar ik laat de eerste pas toe om 18.05 uur. Dan kan de minister eerst een kwartiertje flink wat werk verzetten. Deze tweede termijn is immers bedoeld om antwoorden te krijgen. Gezien de aard van het debat, lijkt dit mij het verstandigst.
Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun reactie in tweede termijn. Ik ben blij dat veel leden tevreden zijn met de antwoorden die ik in mijn eerste termijn en naderhand schriftelijk heb gegeven.
Tijdens de eerste termijn van dit algemeen overleg heb ik al gezegd dat veiligheid en zorgvuldigheid voorop staan. Ik heb ook het proces geschetst. Dat is een ander proces dan de rits waarover de heer Samsom sprak. In dit proces maken wij juist ruimte om alle lessen uit Japan mee te kunnen nemen, tot het moment van vergunningverlening en ook nog daarna. Daarbij beoog ik maximale transparantie. Het verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) waarover mevrouw Van Tongeren eerder sprak, heb ik vertrouwelijk aan de Kamer gezonden, zoals gevraagd zonder doorhalingen. Ik ga ervan uit dat die doorhalingen, gelet op de vertrouwelijkheid, ook binnen de Kamer blijven. Ik vertrouw er ook op dat, met steun van een meerderheid van de Tweede Kamer, het regeerakkoord kan worden uitgevoerd en een vergunning voor een veilige tweede kerncentrale kan worden verleend.
Even los van de politieke verschillen: ik zit hier als minister niet alleen om mijn eigen beleid uit te dragen. Ik heb daar natuurlijk zeer heldere opvattingen over. Zoals de Kamer uit het verleden weet, heb ik ook duidelijke opvattingen over kernenergie. Ik zit hier echter ook om het regeerakkoord, waar een meerderheid van de Tweede Kamer mij op afrekent, uit te voeren.
Ik was blij met de positieve reactie van mevrouw Van Tongeren over de ruimere inzage van de stukken rond het WOB-verzoek. Een Kamerlid hoeft immers geen gebruik te maken van de WOB om informatie te krijgen. Ik ben dan ook verder gegaan in de informatievoorziening aan de Kamer.
Mevrouw Van Tongeren vraagt welke verplichtingen ik vergunninghouders wil opleggen waar het gaat om het draagvlak. Ik ben niet van plan om een verplichting op te leggen. Dat kan ik ook niet op grond van de Kernenergiewet. Ik heb Delta en ERH echter in de richtlijn voor de milieueffectrapportage wel gevraagd om er extra aandacht aan te besteden. Dat heb ik daar zeer nadrukkelijk in geformuleerd. Dat heeft te maken met draagvlak in Nederland en met name – dat vindt mevrouw Van Tongeren minder relevant – in Borsele. Daar is een overgrote meerderheid juist blij met de komst van een tweede kerncentrale. Ik vind het goed dat Delta, ook in relatie tot hetgeen ik in de richtlijnen voor de milieueffectrapportage heb gevraagd, extra informatiebijeenkomsten organiseert.
Mevrouw Van Tongeren gaat een stap verder. Zij vraagt waarom ik, als het kabinet niet bang is voor een draagvlakdiscussie, geen brede maatschappelijke discussie organiseer. Zij maakt daarbij een vergelijking met wat de heer Bleker doet met de megastallen. Een vergelijking met de heer Bleker is op zich niet zo'n ramp, integendeel. Misschien krijgt de Kamer wat minder makkelijk toezeggingen van mij dan van de heer Bleker. Ik vind deze zaken echter ook niet te vergelijken. Er was al een maatschappelijke discussie over megastallen. Het vorige kabinet, met inbegrip van partijen die niet direct stonden te springen om kernenergie, heeft een uitvoerige analyse gemaakt met de verschillende belanghebbenden. Iedereen kan bovendien inspreken in het vergunningsproces. Ik ben van mening dat een dergelijke discussie eerder een argument is om nu weer geen besluit te nemen, dan dat deze een bijdrage levert aan de analyse inzake kernenergie die wij nodig hebben. Iedereen kan inspreken en er is een uitvoerige analyse gemaakt met belanghebbenden. Op dit punt kom ik mevrouw Van Tongeren dus niet tegemoet. Ik kom haar niet zo tegemoet als ik heb gedaan met de schriftelijke informatie die ik de Kamer heb verstrekt over het WOB-verzoek.
De heer Samsom stelt dat ik moet wachten met het locatiebesluit, gezien allerlei vragen die daarbij oprijzen in relatie tot verdere stappen van het IAEA en de lessen die moeten worden geleerd van Japan. De allerlaatste inzichten, mede naar aanleiding van Fukushima en de resultaten van de stresstests, zullen worden meegenomen bij het vaststellen van de geschiktheid van de huidige waarborgingslocatie Borssele voor het bouwen van een nieuwe kerncentrale. Die toezegging heb ik gedaan en daar kan de Kamer mij aan houden. De verwachting is dat de eerste resultaten van de Europese stresstests aan het einde van dit jaar beschikbaar komen. Ik ga er op basis van de huidige discussie van uit dat wij 10 juni in de Raad de criteria voor die stresstest kunnen vaststellen. Ik verwacht dat al eerder, tijdens de komende bijeenkomsten die door het IAEA, de Europese Unie en de OESO in mei en juni zijn georganiseerd, lessen uit het ongeval in Japan bekend zullen worden. Bij het vaststellen van de waarborgingslocaties in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening is rekening gehouden met de inhoud van relevante IAEA-documenten.
Gelet op het tijdschema – dat heb ik de vorige keer al geschetst – verwacht ik dat begin 2012 naast de geleerde lessen van Fukushima en de resultaten van de stresstest, meer bekend zal zijn over de wijze waarop die lessen in de IAEA-richtlijnen zullen worden meegenomen, ook wat betreft de site selection. De, overigens terechte, opmerkingen over koelwater van de heer Samsom maken daar deel van uit.
De planmilieueffectrapportage en het ontwerp-inpassingsplan zullen naar verwachting in het tweede kwartaal van 2012, dus daarna, ter inzage worden gelegd. Dit tijdschema geeft dus de gelegenheid om de laatste inzichten uit de site evaluation mee te nemen in het proces.
De heer Jansen stelt dat de regering tegen Borssele 3 is vanwege de lozing van koelwater en vraagt waarom zij niet tegen Borssele 2 is. De keuze voor Borssele 2 en niet Borssele 3 is gelegen in het feit dat wij een onderzoek hebben gedaan. Volgens analyse in dat onderzoek, dat ik de Kamer heb toegezonden, kunnen ruimtelijk gezien niet tegelijkertijd twee nieuwe kerncentrales gebouwd worden, maar is één wel mogelijk.
In het regeerakkoord staat dat twee vergunningen voor kerncentrales zouden kunnen worden verleend. Wij hebben geconstateerd dat er twee gegadigden zijn. Uit het onderzoek blijkt echter dat er maar ruimte is voor één centrale op die locatie. Dat volg ik. Ik ga toch niet een onderzoek uit laten voeren om daar vervolgens lak aan te hebben en toch te doen wat ik al van plan was, namelijk vergunningen verlenen voor twee nieuwe kerncentrales in Borsele? In dat onderzoek wordt immers goed onderbouwd waarom er slechts ruimte is voor één. Dat is een van de redenen waarom ik de vorige keer in het algemeen overleg ook een oproep heb gedaan aan de geïnteresseerde partijen om de koppen bij elkaar te steken.
In de milieueffectrapportage – dat is één van de eisen die nadrukkelijk is geformuleerd – wordt een grondige analyse van de lozing van koelwater gemaakt.
Dit is dus allemaal gefaseerd. Eerst wordt een analyse gemaakt van hoe een en ander ruimtelijk kan worden ingepast. Daarna wordt vastgesteld wat in elk geval moet worden onderzocht in de milieueffectrapportage. Vervolgens wordt vastgesteld welke eisen wij in het algemeen stellen. Daarbij worden de geleerde lessen, de stresstest enzovoorts meegenomen, naast de algemene randvoorwaarden die wij vandaag bespreken, net als de vorige keer.
Mevrouw Van Veldhoven wil actief worden geïnformeerd over de resultaten van de onderzoeken van het IAEA en de stresstests van centrales over de grens. Ik ben het met haar eens dat het noodzakelijk is om die kennis te hebben. Daarom heb ik eerder in het overleg met mijn collega-ministers in Europees verband nadrukkelijk aangedrongen op transparantie. Ik heb er niets aan als er een stresstest wordt uitgevoerd en ik de resultaten daarvan niet ken. Het heeft weinig zin als een land zegt: bij ons is alles veilig, slaap rustig verder mijnheer Verhagen, terwijl wij hier in alle openheid bespreken wat wij doen en zelfs op vrijwillige basis een stresstest uitvoeren in Petten en Delft, wat niet nodig is op basis van de Europese afspraken.
Ik heb aangedrongen op transparantie – daarom doe ik graag die toezegging aan de Kamer – omdat hetgeen in Doel gebeurt ook hier effect heeft. Dat die centrale over de grens ligt, in België, betekent niet dat wij maar kunnen doen alsof daar niets hoeft te gebeuren. Dat kan overigens best zo zijn. Ik heb al in een heel vroeg stadium met mijn Belgische collega afgesproken dat wij de informatie over en weer delen. Ik heb met mijn Duitse collega en met mijn Duitse regionale counterpart uit Noordrijn-Westfalen afgesproken dat wij informatie delen, dat wij die over en weer beschikbaar stellen, juist omdat wat daar gebeurt gevolgen kan hebben voor Nederland. Dat zal ik dus doen.
Mevrouw Van Veldhoven heeft, net als anderen, gesproken over het risico voor de exploitant tot 700 mln. Zij zei dat de kosten in Japan veel hoger zijn en dat het bedrag ook hoger zou moeten zijn dan 700 mln. Ik heb dat bedrag van 700 mln. niet uit mijn duim gezogen. Dat is internationaal vastgesteld in het Verdrag van Parijs. Gelet op het level playing field, waarvoor ik als minister van EL&I in relatie tot business cases die worden opgesteld verantwoordelijk ben, wil ik dat bedrag niet eenzijdig verhogen.
De heer Jansen vroeg naar de veiligheid van de dijken en dergelijke. Ik begrijp het punt, absoluut. Ik snap dat hij vraagt hoe het zo is gekomen. Dat is echter iets voor het overleg dat de Kamer heeft met de minister van Infrastructuur en Milieu. De minister of de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft de Kamer onlangs een brief gestuurd waarin staat dat de dijkverzwaringsprogramma's en de herstelwerkzaamheden naar voren zijn gehaald, in overleg met het waterschap daar. Het zou terecht zijn als dat punt nu weer aan de orde wordt gesteld, indien het gekoppeld is aan de veiligheid. Op zich horen dijken veilig te zijn. Daar ben ik het 100% mee eens. Zij moeten voldoen aan de eisen. Daarover moet de Kamer verder van gedachten wisselen met de staatssecretaris. Borssele is echter bestand tegen overstromingen – daar is geen enkel probleem mee – die meters hoger zijn dan de hoogste waterstand gemeten bij de watersnood van 1953. Er zijn hoe dan ook, los van de dijk, eisen voor veiligheid van de kerncentrale in relatie tot eventuele overstromingen. Er is zeker gesteld dat de veiligheid niet in gevaar komt door een overstroming, een overstroming die meters hoger is dan de hoogst gemeten waterstand in 1953.
Mevrouw Wiegman vraagt, los van de vraag wat in het regeerakkoord staat ten aanzien van kerncentrales en wat een meerderheid van de Kamer dus wenselijk vond, of een nieuwe kerncentrale überhaupt nodig is en of wij niet veel meer zouden moeten inzetten op duurzame energie. Ik wijs erop dat wij naast duurzame energie ook de CO2-uitstoot binnen relatief korte termijn moeten terugdringen. Ik ben blij dat de heer Leegte, in tegenstelling tot een eerder debat, in een ingezonden stuk in de Volkskrant dit positieve element van kernenergie in relatie tot CO2-reductie haarscherp onder woorden bracht. Dat vind ik een heel positieve ontwikkeling. Los van de CO2-reductie zetten wij ook in op meer duurzame energie. De EU-doelstelling van 14% is daarbij leidend. Dat wordt krachtig gestimuleerd door onder andere de SDE-plusregeling. In aanvulling daarop heeft het kabinet duurzame energie voorrang gegeven op het elektriciteitsnet. Ik heb de wetgeving op dat punt op alle mogelijke wijzen gewijzigd, daadkrachtig zoals dit kabinet opereert, om dit zeker te stellen.
Grijs en groen zijn goed met elkaar te combineren. Bedrijfseconomisch zijn de marginale kosten van duurzame energie, zonne- en windenergie, zeer laag en soms zelfs bijna nul. De investeringskosten zijn hoog, maar de marginale kosten vallen reuze mee. Dat betekent dat duurzame energie bedrijfseconomisch gezien voor zal gaan in dat kader. Nieuwe kerncentrales concurreren op dit punt niet met duurzame energie. Zij zullen hooguit gezamenlijk een extra bijdrage leveren aan de CO2-reductie. Bedrijfseconomisch zullen de kerncentrales echter niet concurreren met duurzame energie, waar het gaat om marginale kosten, maar wel met andere basislasteenheden. In de praktijk zullen kerncentrales dus concurreren met kolencentrales. De vrees van mevrouw Wiegman dat kernenergie ten koste zal gaan van duurzame energie is niet gegrond, integendeel. Zij zal daar eerder een bijdrage aan kunnen leveren. Ik ben dus absoluut niet van mening dat kernenergie duurzame energie in de weg zit. Gelet op de noodzaak om de CO2-uitstoot fors te reduceren, ben ik van mening dat wij, zeker in de transitiefase naar een meer duurzame energievoorziening, kernenergie juist nodig hebben.
De voorzitter: Ik zie dat enkele leden het woord willen hebben, maar ik zie ook dat de minister bijna door zijn antwoorden heen is. Daarom stel ik voor dat hij zijn beantwoording even afmaakt.
Minister Verhagen: Mevrouw Wiegman vroeg ook naar de herkomst van uranium. Zij wilde weten waarom daar geen harde eisen aan worden gesteld wat betreft duurzaamheid. Ik heb in de randvoorwaarden aangegeven dat in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen bedrijven afspraken moeten maken over de herkomst van uranium. Op grond van de Kernenergiewet heb ik geen instrumenten om af te dwingen waar het uranium vandaan moet komen. Ik wil wel afspraken maken met de vergunninghouder. Dat is de reden dat ik dat maatschappelijk verantwoord ondernemen heb opgenomen in de randvoorwaarden. Ik heb dat gedaan om nader overleg te kunnen voeren.
Mevrouw Verburg vroeg of ik kan toezeggen dat de maatregelen uiterlijk 1 juli 2012 zijn uitgevoerd. Ik zou graag zien dat op die datum inderdaad alles is uitgevoerd in de EU. In alle eerlijkheid kan ik dat echter niet toezeggen. Ik weet namelijk nog niet welke maatregelen moeten worden genomen. Daar ben ik heel eerlijk in. Ik heb wel gezegd dat wat mij betreft de maatregelen die direct genomen moeten worden, zo snel mogelijk moeten worden uitgevoerd. Ik heb eerder gezegd dat indien die maatregelen niet snel kunnen worden uitgevoerd, om wat voor reden dan ook, dit consequenties heeft voor de vraag of een centrale überhaupt kan doorgaan. Dat is een heel andere zaak. Ik heb geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de veiligheid van de bestaande centrale Borssele. Ik wil dat de maatregelen zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Als dat niet kan, is het een ander verhaal. Juist omdat veiligheid voorop staat – daar ben ik het volledig mee eens – gaan wij wel tijdig actie ondernemen.
Mevrouw Verburg vroeg ook hoe ik in EU-verband omga met de laatste 4% afval. De EU heeft een kaderonderzoeksprogramma. In EU-verband wordt uitgebreid onderzocht of ook die laatste 4% radioactief afval nog verder kan worden verkleind. Een van de onderzoekslijnen is het ontwerpen van een kerncentrale die zijn eigen afval opbrandt. Het zal helaas nog tientallen jaren duren voordat er concrete resultaten zijn. Ook de heer Jansen heeft meermalen gesproken over het restafval, die 4%. Omdat dit nu wordt verglaasd, kan dat niet nadien worden hergebruikt. Dat is de reden dat wij, zelfs als wij over een aantal jaren een volledig nieuwe techniek hebben waardoor er geen restafval meer is, nog steeds zitten met het oude restafval dat is verglaasd en waar dus eindberging voor nodig is. Dit is dus 4% van het totaal aan afval. Ik heb al eerder gezegd dat de vraag is of dit nu de biljartbal is of de vierkante meter per jaar. Los van het afval van de kerncentrale, bestaat dat ook uit al het medische kernafval, resten en gebruikte instrumenten. Dat heeft in totaal deze omvang.
Het zal de Kamer niet zijn ontgaan dat het Financieele Dagblad en andere media hebben gepubliceerd over een deal tussen Delta en RWE inzake de aandelen in de bestaande kerncentrale Borssele en het initiatief voor een nieuwe kerncentrale. Ook ik heb uiteraard kennisgenomen van het feit dat Delta en RWE een intentieverklaring hebben uitgegeven. Ik ben geen partij in de onderhandelingen tussen Delta, ERH en RWE, dus ik ken de details van die overeenkomst niet. Vorige keer in het algemeen overleg heb ik wel een oproep gedaan aan de partijen: «make up your mind». Ik ben blij dat die effect heeft gehad. Als ik altijd zo snel met uitspraken resultaten bereik, kan ik tevreden zijn. Ik zal in overleg treden met de betrokken partijen, mede gelet op het Convenant inzake Publieke Belangen Kerncentrale Borssele waarin afspraken zijn gemaakt over de overdracht van aandelen in de kerncentrale Borssele. Op zich juich ik de samenwerking voor een nieuwe kerncentrale toe. Ik ben blij om te zien dat de partijen zich inmiddels in een vergevorderd stadium van onderhandeling en overeenstemming bevinden. Zodra er meer duidelijk is over de precieze vormgeving van de overeenkomst, zal ik de Kamer meteen informeren zodat zij ook van de hoed en de rand weet in dit verband.
De voorzitter: Eenieder heeft nu de gelegenheid om een korte vraag te stellen. Een vraag is een korte zin met een vraagteken erachter, dus geen lang referaat.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het worden twee zinnen, voorzitter. De minister zei net in een tussenzin dat hij geen onderzoek laat uitvoeren om vervolgens lak te hebben aan de uitkomsten ervan. Elk onderzoek dat door deze regering, de vorige regering en overheden is uitgevoerd naar het draagvlak, zegt dat dit superbelangrijk is, zeker bij zoiets als kernenergie. Hoe kan deze minister het draagvlak terugbrengen tot alleen de bewoners van Borsele en insprekers? Dat lijkt mij veel te kort door de bocht. Laat de minister dan gewoon zeggen dat hij het doordrukt op die ene zetel meerderheid en dat het hem niet uitmaakt dat het grootste deel van de Nederlanders de bouw van een nieuwe kerncentrale niet steunt.
De heer Samsom (PvdA): Er is nogal wat te bespreken. Laten wij het bovenste stukje van die rits nemen. De minister wil een inpassingsplan afronden begin 2012 – dat staat in zijn brief en daar houdt hij ook in dit debat aan vast – op basis van de IAEA Safety Standards on Site Selection and Evaluation for Nuclear Power Plants, neem ik aan. Dat boekje wordt in augustus 2012 op basis van de lessen van Japan herzien. Op welke manier past deze kwadratuur van de cirkel? Hoe kun je de lessen leren begin 2012 terwijl het boekje pas in augustus 2012 wordt herzien, zoals is afgesproken op de laatste Convention on Nuclear Safety in april jongstleden?
De heer Leegte (VVD): Ik heb goed gehoord dat de minister zegt dat het gaat om zowel kernenergie als duurzame energie. Het is en-en, zeker niet of-of. Het een ondersteunt het ander. Als je in dat licht kijkt naar de vragen die zijn gesteld over de uraniummijnen, zou dat dan ook moeten gelden voor de ijzerertsmijnen waar het ijzer voor de windmolens vandaan komt? Moeten daar ook dat soort duurzaamheidscriteria voor gaan gelden en, zo ja, waar houdt dat dan op of waar zou het moeten beginnen?
De heer Paulus Jansen (SP): De minister wil de aansprakelijkheid van exploitanten van kerncentrales beperken tot 700 mln. omdat hij een level playing field wil hebben. Het buitenland zegt dat ook. Als anderen dom zijn, moeten wij het dan ook zijn? Als duidelijk is dat de schade in Fukushima in de orde van 100 mld. is en geen 700 mln., betekent het dat het standpunt van de minister erop neerkomt dat straks 99% van de schade voor rekening komt van de Nederlandse Staat. Dat is de consequentie van zijn standpunt. Ik kan mij niet voorstellen dat hij dat voor zijn rekening wil nemen. Is het niet verstandig om dat eigen risico flink op te trekken op basis van de praktijkinformatie die wij nu hebben?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Allereerst dank ik de heer Leegte voor de uitstekende suggestie om alle grondstoffen groen te delven. Daar ben ik helemaal voor.
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over het uitbesteden van onderhoudsdiensten en de gevolgen voor aansprakelijkheid. Ik heb ook nog een vraag aan de minister over het level playing field en de 700 mln. Als het slecht is voor het level playing field om boven de 700 mln. te gaan zitten, zou het ook slecht zijn voor het Europese level playing field om eronder te gaan zitten. Gaat de minister ervoor zorgen dat de exploitant, vanuit de gedachte van het level playing field, de volledige 700 mln. voor zijn rekening neemt en dat niet met aanvullende staatspolissen een deel op de belastingbetalers wordt afgewenteld?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De minister heeft een interessante verhandeling gehouden over hoe je tot duurzame energie komt. Zou het, juist gezien die verhandeling, niet goed zijn om nog eens goed te staven of een nieuwe kerncentrale nuttig en noodzakelijk is in de transitieperiode, juist omdat er heel wat inzet van de minister wordt gevraagd om die tweede kerncentrale te realiseren? Ik krijg graag iets meer duidelijkheid over wat de minister precies gaat vragen over de herkomst van uranium en duurzaamheidscriteria. Wil hij vergelijkbare eisen stellen als de eisen die worden gesteld bij het mengen van biobrandstoffen en die in de CDA-voorstellen over de herkomst van kolen?
Minister Verhagen: Ik heb niet gezegd dat alleen het draagvlak bij de bewoners van Borsele van belang is. Mevrouw Van Tongeren deed echter alsof het niet relevant is wat de mensen in Borsele ervan vinden. Ik vind draagvlak op zich belangrijk. Daarbij gaat het niet alleen om lokaal draagvlak. Daarom worden bijeenkomsten georganiseerd over bijvoorbeeld de milieueffectrapportage in Utrecht, Borsele en ook in België. De gevolgen zijn immers grensoverschrijdend. Op dat punt doet zij mij dus tekort als zij stelt dat voor mij alleen het draagvlak in Borsele van belang is. Ik heb wel gezegd dat het draagvlak in Borsele heel groot is. Dat negeert mevrouw Van Tongeren overigens. Als er zo snel wordt verwezen naar draagvlak, vind ik dat zij ook naar de positie van de provincie Zeeland en van de gemeente Borsele moet kijken. Los daarvan is er Nederlandbreed een redelijk draagvlak. De verhouding is fiftyfifty. De stelling dat er geen draagvlak zou zijn, is niet gebaseerd op de feiten. Ik constateer dat er bij mevrouw Van Tongeren in elk geval geen draagvlak is – dat is een feit – en dat dit er ook niet zal komen. Dat is geen kwestie van niet antwoorden. Soms kun je gewoon niet meer antwoorden, omdat personen er niet zijn.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Er is echt geen enkel onderzoek waaruit blijkt dat het draagvlak 50% is.
Minister Verhagen: Mijn antwoord kan niet het door mevrouw Van Tongeren gewenste zijn, maar ik geef wel antwoord. Het antwoord is dat op basis van alle onderzoeken die wij hebben gedaan, blijkt dat er een redelijk draagvlak is, namelijk fiftyfifty. Ik zie dus geen aanleiding om een nader onderzoek te doen op dit punt. Daar kunnen wij van mening over verschillen, maar dat zijn wel de posities waarin wij, ook vanuit de politieke verhoudingen, toe komen.
De heer Samsom verwijst eigenlijk naar de discussie die wij de vorige keer hadden over het IAEA. Hij suggereert dat wij geen rekening kunnen houden met de geleerde lessen van het IAEA over Japan. Het concept van het nieuwe boek van het IAEA op basis van de nieuwe inzichten is er al. De definitieve vaststelling vindt in augustus plaats. Wij houden echter gewoon rekening met wat er nu al in staat.
Er is nog een tweede punt, dat ik op de een of andere manier niet tussen de oren van de heer Samsom krijg. Ik probeer steeds te zeggen dat wij ook na 2012 blijven leren en dat in 2012 dus niet alles is gezegd over de randvoorwaarden. Ik hoop de definitieve vergunning voor 2015 te kunnen verlenen. Als er aanleiding is om in de vergunningvoorwaarden – vandaag stellen wij de randvoorwaarden vast – nieuwe eisen te stellen op basis van de dan verkregen kennis, doen wij dat. Het is niet zo dat wij dan niets meer kunnen doen. Wij hebben Borssele ook ieder jaar op basis van de laatste inzichten aangepast. Wij hebben Borssele niet alleen aangepast aan de laatste stand van de techniek, maar wij hebben ook onze eisen op dat punt aangescherpt. Dat is een van de redenen dat ik met droge ogen durf te beweren dat de veiligheidsmaatregelen die wij hier hebben genomen sinds de start van de bouw van Borssele aanmerkelijk hoger liggen dan in tal van andere landen, waar men daarvan af heeft gezien.
Het zou onverantwoord zijn – ik zou het in elk geval niet voor mijn rekening willen nemen – om de vergunningvoorwaarden niet aan te passen aan de eisen die moeten worden gesteld op basis van de geleerde lessen als wij in 2015 vergunning verlenen. Dat laat onverlet dat tien jaar daarna op basis van een evaluatie ook die nieuwe kerncentrale aangepast moet zijn aan de laatste stand van de techniek en aan nieuwe inzichten.
De heer Samsom (PvdA): Ik heb het niet over de randvoorwaarden voor de kerncentrale, maar over de milieueffectrapportage en het inpassingsplan die de minister begin 2012 wil afronden. Ik ben zeer benieuwd naar het concept van de nieuwe IAEA Safety Series nummer NS3. Het is voor mij geheel nieuw dat dit soort concepten nu al rondzwerft, terwijl wij nog niet eens weten wat er in Fukushima is gebeurd. Maar goed, het zou kunnen. Ik ben er erg benieuwd naar. Het gaat mij erom dat de minister deze zaken wil afronden voordat de IAEA Safety Series definitief zijn vastgesteld. Ik heb het niet over randvoorwaarden, maar over de plek van de centrale.
Minister Verhagen: Juist daarom starten wij, naast de randvoorwaarden en het onderzoek dat wij eerder hebben gedaan, met de milieueffectrapportage. Op basis van de milieueffectrapportage komen wij tot de afweging of wij het moeten doen of niet. Het inpassingsplan als zodanig komt hoe dan ook na de vaststelling van de IAEA-richtlijnen. De stelling dat wij besluiten om die centrale op die plek te bouwen terwijl die richtlijnen nog niet zijn vastgesteld en dat wij vervolgens niet anders kunnen dan die vergunning verlenen, klopt niet. Zo zit de wereld niet in elkaar.
De heer Samsom (PvdA): Ik heb nog een heel specifieke opmerking. Stel dat de voorwaarden inderdaad pas in augustus, bij de officiële vergadering van het IAEA, worden vastgesteld. Dan kan het inpassingplan niet in de eerste helft van 2012 afgerond zijn, zoals in de brief van de minister staat.
Minister Verhagen: Ik zeg toe dat indien zou blijken, ook uit bevindingen van het IAEA, dat daar nooit een centrale zou moeten komen, die daar dus niet komt. Punt. Helderder kan ik niet zijn.
Ik was mevrouw Van Veldhoven nog een antwoord schuldig over de externe onderhoudsdiensten. Zij verwees naar de ervaringen op dit punt in Frankrijk. De kerncentrale moet aan de vergunningeisen voldoen. Ook de onderaannemers moeten werken binnen de vergunning van de kerncentrale. De kerncentrale let daarop. De Kernfysische Dienst ziet erop toe dat dit goed gebeurt. Haar vrees op dit punt is dus naar mijn mening onterecht. Er zijn bovendien maatregelen, met name de activiteiten van de Kernfysische Dienst, die dat zullen verhinderen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik laat mij graag geruststellen op dit punt. Ik heb nog een aanvullende vraag, namelijk of dit ook geldt voor de verantwoordelijkheid. Het kan dus niet zo zijn dat als er een ongeluk gebeurt, de kerncentrale daar een onderaannemer voor aansprakelijk stelt en dat, als vervolgens blijkt dat die onderaannemer zich niet voor 700 mln. aansprakelijkheid heeft verzekerd, er alsnog een bepaalde aansprakelijkheid bij de belastingbetaler terechtkomt? Ik neem aan dat de minister begrijpt waar mijn zorg vandaan komt.
Minister Verhagen: De Kernfysische Dienst ziet erop toe dat werkzaamheden, onderhoud et cetera passen en worden uitgevoerd binnen de voorwaarden. Je moet het voor zijn. Je moet ervoor zorgen dat zij de vergunningseisen niet aan hun laars lappen waardoor de risico's waar mevrouw Van Veldhoven van uitgaat, zouden kunnen ontstaan.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Deze problemen hebben gespeeld in Frankrijk.
Minister Verhagen: Ja, maar ik ben de Franse regering niet.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik ben heel blij om dat te horen. Als dat het geval was, zouden wij hier overigens een andere taal spreken. Er zijn nooit intenties om fouten te maken, maar mensen maken nu eenmaal fouten. Mijn vraag is wie dan de verantwoordelijkheid draagt. Het kan dan niet zo zijn dat die verantwoordelijkheid voor dit soort potentieel grote problemen bij een mkb'er ligt. Die moet bij de exploitant van de centrale liggen.
Minister Verhagen: Die ligt bij de kerncentrale. De kerncentrale moet er niet alleen op letten, maar die heeft ook de vergunning gekregen.
De heer Leegte sprak over eisen die eventueel aan ijzererts zouden moeten worden gesteld. Ik kreeg bijna de neiging om te zeggen «u vraagt, wij draaien", maar ik wacht uw motie af, mijnheer Leegte.
Mevrouw Wiegman vroeg wat ik ga vragen op het punt van duurzaamheid, uranium en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Milieueisen en arbeidsomstandigheden zijn elementen die daarbij een rol zullen spelen. Ik zal met name de eisen die wij stellen ten aanzien van kolen als voorbeeld nemen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik vroeg om ook de eisen ten aanzien van biobrandstof mee te nemen.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik had nog een vraag gesteld over de aansprakelijkheid van 700 mln. Ik vroeg de minister daarmee erkent dat 99% van het risico van een echt grote klapper bij de Staat der Nederlanden ligt.
Minister Verhagen: Ik zal kijken naar hoe wij het bij kolen hebben gedaan. Eisen ten aanzien van het milieu en arbeidsomstandigheden spelen een rol bij maatschappelijk verantwoord ondernemen. De eis dat men bij de winning biobrandstoffen gebruikt, gaat mij een beetje ver.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat is niet onbelangrijk.
Minister Verhagen: Ik suggereer helemaal niet dat het onbelangrijk is, integendeel. Ik zal de laatste zijn die ten opzichte van uw interventie zou willen suggereren dat het onbelangrijk is.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dat doet mij goed. Mijn vraag is of wij iets vergelijkbaars rond uranium kunnen verwachten met hetgeen wij eisen en echt stellen ten aanzien van biobrandstoffen. Ik heb ook het voorbeeld van steenkool genoemd.
Minister Verhagen: Ik zal kijken naar de eisen die wij stellen ten aanzien van kolen. Daar kom ik op terug.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik hoor dat graag spoedig. Anders overweeg ik namelijk een motie, zeker nu ik hoor dat ik waarschijnlijk op de steun van de VVD-fractie kan rekenen.
Minister Verhagen: Voordat wij de extra uranium gaan winnen die nodig zal zijn voor een nieuwe kerncentrale, zijn wij enige jaren verder. Wij hebben nog enige jaren de tijd om dit precies uit te discussiëren, eerlijk gezegd. Tenzij u verwacht dat er morgen al een kerncentrale wordt gebouwd.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het gaat om de vergunningsvoorwaarden.
Minister Verhagen: In de randvoorwaarden is maatschappelijk verantwoord ondernemen opgenomen. Ik denk dat de Kamer heel goed weet hoe ik over maatschappelijk verantwoord ondernemen denk. Ik neem dat zeer serieus. Ik zal de Kamer hier op zo kort mogelijke termijn over informeren.
Er was nog een vraag over de risico's. Wij zijn wel partij bij het Verdrag van Parijs, maar ik ben niet de enige die het maakt. Dat bedrag van 700 mln. is daarin vastgesteld. Dat is niet door mij verzonnen, maar misschien wel door politici die een wat andere politieke kleur hadden dan ik. Er is een hele verscheidenheid van ministers en van Frans optreden, zo merken wij de laatste tijd. De vergunninghouder moet zich verzekeren voor het bedrag dat in dat verdrag staat. Wij moeten – wij zijn partij bij het Verdrag van Parijs, de Kamer heeft het geratificeerd – op grond daarvan handelen. Ik ga ervan uit dat ook GroenLinks, die ons terecht op allerlei verdragen wijst, van mening is dat wij ons moeten houden aan verplichtingen op grond van verdragen. Dat geldt ook hier. De Nederlandse Staat moet op grond van dat verdrag garant staan voor 500 mln. als de schade hoger is dan 700 mln., waar de vergunninghouder zich voor moet verzekeren. Dat staat allemaal in het verdrag, ik heb het niet verzonnen. Als de totale schade groter is dan de 700 mln. waarvoor de vergunninghouder zich heeft verzekerd en de 500 mln. waarvoor de verschillende afzonderlijke lidstaten garant horen te staan, staan de EU-lidstaten garant voor nog eens 300 mln. Dat is de opbouw van het verdrag. Daar wijzig ik niets aan en daar verandert niets aan. Dat was ook al het geval voor de huidige centrale Borssele.
De heer Paulus Jansen (SP): Dat was mijn vraag niet.
Minister Verhagen: Het was een vraag van mevrouw Van Veldhoven. Daar gaf ik een antwoord op.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het was ook niet helemaal mijn vraag, maar ik licht die graag nog een keer toe.
De heer Paulus Jansen (SP): Ik had een heel simpele vraag. Als er een ramp gebeurt zoals die in Fukushima, is de schade 100 mld. Het bedrijf wordt aansprakelijk gesteld voor 700 mln. Is dan de conclusie dat grosso modo – die paar honderd miljoen van de EU nemen wij in dankbaarheid in ontvangst – 99% van de kosten van zo'n ramp op het bordje van de Staat der Nederlanden terechtkomt? Onderschrijft de minister die conclusie?
Minister Verhagen: Op basis van het verdrag staat de vergunninghouder garant voor 700 mln., de Staat voor 500 mln. en de lidstaten voor 300 mln. Mocht, ook in internationaal verband, discussie ontstaan over het Verdrag van Parijs, mede gezien de gebeurtenissen, dan voeren wij een andere discussie. Ik ga nu uit van de bestaande verdragen die door ons zijn onderschreven en waar wij partij bij zijn.
De heer Paulus Jansen (SP): Het Verdrag van Parijs is een bodem in de markt. Daar mag u gerust boven gaan zitten, minister. Het kabinet kiest er geheel vrijwillig voor om dat niet te doen. Op dit punt komen wij met een motie.
Minister Verhagen: Het is niet alleen vrijwillig. Het heeft ook te maken met het level playing field en met het feit dat verzekeraars zich op dit punt ook houden aan het Verdrag van Parijs en het daarin opgenomen bedrag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): De minister zegt dat wij dat bedrag van 700 mln. hebben afgesproken en verwijst naar een level playing field. Hij wil het niet duurder maken. Ik zeg: maak het ook niet goedkoper. De minister schrijft in zijn antwoorden over de mogelijkheid van een staatspolis. Ik vind dat hij daarmee een verkeerd signaal geeft. Als de exploitant verplicht is om 700 mln. te verzekeren, moet hij ook voor die 700 mln. de kosten dragen.
Minister Verhagen: Het wordt niet goedkoper dan die 700 mln.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Als die 700 mln. gedeeltelijk wordt gedekt middels een staatpolis in plaats van door de markt, moet de premie niet lager worden.
Minister Verhagen: Die 700 mln. waar de vergunninghouder zich voor moet verzekeren, hoort hij zelf in zijn verzekeringspolis mee te nemen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): In de antwoorden schrijft u dat als dat niet helemaal uit de markt te halen is, u bereid bent om met een aanvullende staatspolis te komen.
Minister Verhagen: Oké, nu begrijp ik uw vraag. Dat scheelt een hele hoop, dat ben ik helemaal met u eens. Wij zijn het dus toch weer op een aantal punten eens. Dat is altijd heel plezierig. Het streven is dat de markt zo veel mogelijk alle risico's dekt. Daar zijn wij het over eens. Als blijkt dat de particuliere verzekeringsmarkt dit niet kan, is een aanvullende staatspolis nodig. Dat is de reden dat ik die genoemd heb.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Weet u dan al dat dit nodig is? Dat suggereert u nu.
Minister Verhagen: Dat doe ik op basis van de praktijk. Wij hebben die aansprakelijkheid nu ook, op basis van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik wil graag weten wat de hoogte van de tarieven is. De tarieven moeten niet onder de tarieven op de markt liggen. U zegt dat u het level playing field niet wilt verslechteren. Ik zeg dat ik het ook niet wil verbeteren op kosten van de belastingbetaler. Over die tarieven hebben wij geen enkele informatie gekregen. Als u die ons nog kunt geven, helpt dat mij.
Minister Verhagen: De minister van Financiën is hiervoor verantwoordelijk. Ik zal hem vragen om de Kamer hierover nadere informatie te zenden.
De heer Leegte (VVD): Ik ben ineens in verwarring. Volgens mij gaan wij 100 mld. in een fonds stoppen vanwege de CO2-uitstoot van kolencentrales, dus hoezo level playing field? Wij gaan toch niet één energiebron meer belasten dan andere bronnen, zo vraag ik de linkerkant. Dat zijn toch ook maatschappelijke kosten?
Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het gaat hier om kerncentrales onderling.
De voorzitter: Wij zijn gekomen aan het einde van het overleg. Mevrouw Van Tongeren wil een VAO aanvragen, dat zie ik gewoon.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Als de voorzitter mij nu altijd zo aanvoelt …
De voorzitter: Dat VAO wordt aangevraagd bij de Voorzitter. Het lijkt mij wel handig dat de minister in elk geval de brief die hij op het einde toezegde over de tariefvoorwaarden, aan de Kamer stuurt, samen met de minister van Financiën.
Minister Verhagen: Dat is een brief waar de minister van Financiën geheel voor verantwoordelijk is. Ik zal hem het verzoek overbrengen opdat hij de Kamer op een adequate wijze informeert.
De voorzitter: Ik verzoek u om hem te vragen om dat snel te doen, voor het VAO. Dat is namelijk handig. Hetzelfde geldt voor de door u aangekondigde brief over de vergunningvoorwaarden rondom de winning van uranium. De eerste toezegging is dat u in overleg zou treden met RWE en Delta en de Kamer daarover zou informeren. Dat kan echter wel later, want dat is niet zo spannend voor het VAO.
Samenstelling:
Leden: Dijksma (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verburg (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), voorzitter, Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Paulus Jansen (SP), ondervoorzitter, Jacobi (PvdA), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van Tongeren (GroenLinks), Ziengs (VVD), Braakhuis (GroenLinks), Gerbrands (PVV), Lodders (VVD), Van Vliet (PVV), Dijkgraaf (SGP), Schaart (VVD) en Verhoeven (D66).
Plv. leden: Jadnanansing (PvdA), Elias (VVD), Ormel (CDA), Blanksma-van der Heuvel (PvdA), Koolmees (D66), Dikkers (PvdA), Klijnsma (PvdA), Irrgang (SP), Groot (PvdA), Van der Werf (CDA), Tony van Dijck (PVV), Ouwehand (PvdD), Van Gerven (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Gent (GroenLinks), Leegte (VVD), Grashoff (GroenLinks), De Mos (PVV), Taverne (VVD), Van Bemmel (PVV), Van der Staaij (SGP), Houwers (VVD) en Van Veldhoven (D66).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32645-24.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.