Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 april 2011
Het nutsbedrijf Energie Resources Holding B.V. (ERH) heeft op 7 september 2010 een mededeling van het voornemen tot de bouw
van een nieuwe kerncentrale op de locatie Borssele te Zeeland ingediend.
Bijgaand doe ik u ter informatie het vastgestelde Advies Reikwijdte en Detailniveau voor van het milieueffectrapport nieuwe
kerncentrale voor ERH toekomen1.
Op 14 april jongstleden heeft u van mij een brief ontvangen over de lessen uit de recente gebeurtenissen met de kerncentrale
in Japan (Kamerstuk 32 645, nr. 3). Ik heb hierin aangegeven dat we alle lessen die we kunnen trekken, zullen betrekken bij ons eigen energiebeleid. Die lessen
zullen via de specifieke technische eisen voor nieuwe kerncentrales in Nederland worden geïmplementeerd. In de brief van 14 april
attendeer ik u op de m.e.r.-plichtige vergunningaanvraag voor de Kernenergiewet. Bijgaand advies maakt hier onderdeel van
uit.
Advies Reikwijdte en Detailniveau
Bij het vaststellen van het Advies Reikwijdte en Detailniveau voor de nieuwe kerncentrale voor ERH is het Advies van de Commissie
voor de m.e.r. geheel overgenomen. Op onderdelen is dit Advies nader in-/aangevuld. Hiermee is meer expliciet gemaakt welke
informatie het MER in elk geval dient te bevatten, zodat daarover geen onduidelijkheid kan bestaan.
Naast het Advies van de Commissie voor de m.e.r. is de inhoud van het Advies ook gebaseerd op de wettelijke inhoudseisen aan
een MER, de mededeling van ERH, de overige adviezen en alle op de mededeling ingebrachte zienswijzen.
Voorts dient nog opgemerkt te worden dat het Advies Reikwijdte en Detailniveau nagenoeg dezelfde inhoud bevat als de Richtlijnen
die op 11 juni 2010 zijn vastgesteld voor DELTA N.V. inzake het milieueffectrapport Tweede kerncentrale Borssele. Dit is uiteraard
het gevolg van de overeenkomsten in de voornemens van beide bedrijven.
Verdere procedure
Op basis van het Advies Reikwijdte en Detailniveau is het nu aan ERH als initiatiefnemer om een MER op te stellen.
ERH geeft in haar mededeling aan in 2012 het MER en alle noodzakelijke vergunningaanvragen bij het bevoegd gezag in te zullen
dienen, waaronder die op grond van de Kernenergiewet. In het kader van deze procedure staan voor een ieder de wettelijke mogelijkheden
open om in te spreken op het MER en de ontwerpbeschikking(en).
Communicatie
Ik realiseer mij dat de bouw en bedrijfsvoering van een kernenergiecentrale een onderwerp is dat zeer gevoelig ligt bij omwonenden,
milieugroeperingen en andere belanghebbenden.
Mede op basis van het rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau «De publieke opinie over kernenergie» en internationale
praktijkervaringen met het opstellen van milieustudies voor nucleaire installaties, heb ik ERH daarom in overweging gegeven
om naast de wettelijke inspraakmogelijkheden, gedurende het proces van het MER, tussentijds informatie te verschaffen aan
belanghebbenden, aanvullende participatie van belanghebbenden te bevorderen en hen mee te nemen in de totstandkoming van het
MER.
Daarnaast heb ik ERH in overweging gegeven om een communicatieplan op te stellen waarin kan worden aangegeven hoe belanghebbenden
worden betrokken bij het opstellen van het MER, wat er wordt gedaan met de verkregen informatie en hoe dit wordt teruggekoppeld
met de belanghebbenden.
Raadplegen volledige dossier
Ten behoeve van de transparantie treft u, naast het Advies Reikwijdte en Detailniveau, bijgevoegd ook nog aan:
– Het Advies van de Commissie voor de m.e.r.;
– Een samenvatting van de inspraakreacties met als bijlage een lijst van insprekers en adviseurs; en,
– Een verslag van de in november 2010 in Heinkenszand en Utrecht gehouden hoorzittingen.
Deze documenten worden naar de wettelijke adviseurs, betrokken bestuursorganen en alle insprekers verzonden. Tevens zijn de
documenten terug te vinden op de website van de rijksoverheid. Naast de bijgevoegde documenten kunt u op de website ook nog
andere relevante documenten raadplegen.
Website:
www.rijksoverheid.nl/vergunningaanvragen-kernenergiewet
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen