Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2011
In het regeer- en gedoogakkoord is aangegeven dat het kabinet de ambitie heeft om met een Kwaliteitsinstituut de kwaliteit
van de zorg verder te verbeteren. In zowel de brief over de beleidsdoelstellingen van de minister van VWS; Zorg die werkt (TK 2010–2011, 32 620, nr. 1) als in de brief met beleidsdoelstellingen van de staatssecretaris van VWS; Vertrouwen in de zorg (TK 2010–2011, 32 620, nr. 2) is het belang van het Kwaliteitsinstituut benadrukt.
We streven er naar om op 1 januari 2013 een Kwaliteitsinstituut voor de zorg te openen. Deze organisatie maakt de kwaliteit
van de zorg inzichtelijk voor burgers, professionals, Inspectie voor de Gezondheidszorg en verzekeraars. Daardoor is het ook
mogelijk kwaliteit te belonen. Wij denken dat daardoor de kwaliteit in zowel de curatieve als de langdurige zorg toeneemt.
We willen tegelijkertijd onderzoeken of het Kwaliteitsinstituut op den duur ook van betekenis kan zijn voor de Jeugdzorg en
voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Burgers in ons land hebben recht op zorg van goede kwaliteit, of je nu je been hebt gebroken of in het verpleeghuis ligt.
We zien tegelijkertijd dat goede zorg niet altijd overal de norm is. En burgers hebben geen zicht op waar je de beste zorg
kunt krijgen. Om er voor te zorgen dat de zorg in het hele land beter wordt en dat burgers ook inderdaad kunnen zien waar
de beste zorg te krijgen is, moet er veel meer worden samengewerkt.
Het inzicht in kwaliteit wordt verkregen doordat zorgaanbieders, zorgverzekeraars en cliënten samen standaarden ontwikkelen
waaraan de zorg moet voldoen. Tot nu toe kon iedere beroepsgroep naar eigen inzicht invulling geven aan het begrip kwaliteit.
Hoewel het zorgveld de afgelopen jaren forse stappen vooruit heeft gezet ontbreekt nog samenhang. Om dat wel te bereiken is
één gezamenlijk kader nodig.
Een kader voor kwaliteit waarin patiëntgerichtheid, veiligheid, tijdigheid, transparantie, doelmatigheid en doeltreffendheid
van zorg in samenhang worden bezien en waar artsen, verplegenden, verzorgenden en cliënten mee uit de voeten kunnen. Met behulp
van dat kader (en de uitkomsten van de toepassing daarvan in de praktijk) kunnen cliënten hun keuzes maken, vinden professionals
een uitdaging tot verbetering, baseren de Inspectie voor de Gezondheidzorg en de Nederlandse Zorgautoriteit het handhavingkader
en het toezichtkader, en kunnen zorgverzekeraars of zorgkantoren hun inkoopbeleid baseren. Het waliteitsinstituut gaat de
ontwikkeling van een kader voor kwaliteit ondersteunen.Zij doet dat enerzijds door uitgangspunten te formuleren waaraan standaarden
moeten voldoen, anderzijds zal zij de sectoren ondersteunen bij de ontwikkeling en invoering ervan. De sectoren zijn en blijven
verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun zorg. We zien wel graag dat meerdere partijen betrokken worden. Extra aandacht
zal er dan ook zijn voor de inbreng van patiënten en cliënten en voor de inbreng van verplegenden en verzorgenden. Wij gaan
er van uit dat alle veldpartijen mee blijven werken, zij hebben immers bewezen een hart voor kwaliteit te hebben. Het Kwaliteitsinstituut
gaat ook helpen om bewezen goede zorg in de praktijk te brengen. Vooral in de langdurige zorg is daaraan behoefte.
Momenteel zijn er verschillende organisaties die zich bezighouden met kwaliteit in de zorg. Die bundelen wij in het Kwaliteitsinstituut
en integreren het Kwaliteitsinstituut in het College voor zorgverzekeringen. Als we willen dat er rondom de patiënt en cliënt
wordt samengewerkt om de beste zorg te krijgen dan moeten we immers zelf ook het voorbeeld geven. Het Kwaliteitsinstituut
zal geen logge bureaucratische instelling worden, maar zal vanaf de start een flexibele, toegankelijke organisatie zijn waar
veel mensen bij zijn betrokken die er niet noodzakelijkerwijs werken.
Er moet nog veel gebeuren voordat het Kwaliteitsinstituut inderdaad op 1 januari 2013 haar deuren kan openen. Allerlei organisatorische
en juridische zaken moeten worden geregeld. Ook willen we met partijen in het veld alvast aan de slag om proefondervindelijk
te kijken hoe zorgstandaarden kunnen worden opgezet, hoe partijen daarbij ondersteund kunnen worden en hoe goede voorbeelden
breed in het land kunnen stimuleren tot verbetering. In de bijgevoegde notitie1 is dat technisch verder uitgewerkt.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. I. Schippers
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner