32 620 Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nr. 2 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2011

Zoals aan uw Kamer is toegezegd1 geef ik u met deze brief op hoofdlijnen weer waar de komende jaren mijn ambities liggen. In de komende maanden krijgt u per onderdeel een nadere uitwerking. Omdat ik in deze brief alleen de hoofdlijnen schets komen in deze brief niet alle onderwerpen van mijn portefeuille aan de orde. Dit betekent niet dat deze onderwerpen niet van belang zijn. Deze komen in andere brieven aan bod.

In bijlage 1 bij deze brief vindt u een lijst met de toezeggingen uit deze brief en in bijlage 2 vindt u een lijst met wetsvoorstellen die u van de minister en mij de komende tijd kunt verwachten2. De minister van VWS heeft u al apart van deze brief schriftelijk geïnformeerd over haar beleidsdoelstellingen (Kamerstuk 32 620, nr. 1).

Het Regeer- en Gedoogakkoord biedt mij de kans om belangrijke goede stappen te zetten om de langdurige zorg en de jeugdzorg in Nederland op orde te krijgen. Zowel met maatregelen die de kwaliteit van de zorg vergroten, als met maatregelen die de eigen kracht van mensen benutten en een vangnet bieden voor hen die dat nodig hebben. Dit betekent zowel op inhoudelijk, op financieel als op bestuurlijk vlak grote veranderingen.

Mijn motto is «Vertrouwen in de zorg». Zorg en ondersteuning is mensenwerk. Ik bouw mee aan een samenleving waarin wij met respect met elkaar omgaan. Als mensen kwetsbaar zijn, worden ze ontzien en worden ze ondersteund, zodat zij hun gevoel voor eigenwaarde behouden. Dat betekent ondersteunen van de eigen kracht van mensen en hun netwerk. Of het nu gaat om jeugd, ouderen of gehandicapten: kwetsbare mensen moeten op deze zorg kunnen vertrouwen.

Het betekent ook vertrouwen in de medewerkers die zorg geven. Zij zetten zich met hart en ziel in voor de mensen die hun hulp nodig hebben. Dat verdient waardering: niet alleen voor hun inzet maar ook voor hun inzichten. Daar waar vertrouwen beschaamd wordt, moet worden ingegrepen.

Ik wil vanuit vertrouwen de voorwaarden scheppen waarin zij die zorg en ondersteuning nodig hebben en zij die zorg en ondersteuning geven in wederkerigheid goed met elkaar kunnen samenwerken. Niet alleen voor vandaag, maar ook voor morgen. Ik wil daarin eerlijk en rechtvaardig zijn en daarom ook de grenzen aangeven wat wij als samenleving collectief betalen. Dit wordt onderstreept door het Centraal Planbureau, die signaleert dat één van de grote uitdagingen van de toekomst de betaalbaarheid van de zorg is. Dat vraagt – met het oog op de toekomst – om helderheid en soms ook pijnlijke keuzes. Keuzes waarbij het onder andere gaat om de vraag wat wel en niet collectief kan worden georganiseerd en betaald. Om die keuzes wil ik niet heen draaien.

Ik zie een uitdaging in het vinden van wegen om op een slimme manier goede zorg te geven, zodat de zorg ook in de toekomst betaalbaar en bereikbaar blijft. Dat vraagt van ons een kanteling die we nog niet gewend zijn. Ik wil naar de zorg en de organisatie van de zorg kijken vanuit het perspectief van cliënten en medewerkers. Zij moeten zoveel mogelijk de ruimte krijgen om naar eigen inzicht te handelen. Het is belangrijk dat burgers, lokale overheden en het zorgveld daarin hun eigen verantwoordelijkheid dragen en de ruimte benutten die zij krijgen om met eigen oplossingen en vernieuwing te komen.

De wederkerigheid in de relatie tussen iemand die afhankelijk is en iemand die zorg en ondersteuning geeft, komt voort uit bijzonder vertrouwen. Van dat vertrouwen kan onze maatschappij best wat meer gebruiken.

Op drie thema’s zet ik mij in om dat vertrouwen te realiseren:

  • a. betere en betaalbare zorg nu en later;

  • b. zorg, dat zijn mensen;

  • c. zorgzaamheid dicht bij huis.

Betere en betaalbare zorg nu en later

1. Organisatie van zorg op orde maken

Nederlanders leven steeds langer en de medische mogelijkheden ondersteunen oude, zieke en gehandicapte mensen die in andere tijden of andere landen geen overlevingskans zouden hebben. Dit is een groot goed. In de komende jaren zal echter de zorgvraag sterker groeien dan het aantal handen die de zorg moeten geven en de portemonnees die de zorg moeten betalen. Een ding is zeker: de collectieve middelen moeten doelmatiger worden aangewend en worden ingezet voor diegenen die het echt nodig hebben. Die grens schuift op. Er wordt een stevig appel gedaan op de eigen verantwoordelijkheid, op de eigen daadkracht en op een constructieve en proactieve houding van instanties en van de burger. Het is mijn verantwoordelijkheid om het zorgstelsel voor de langdurige zorg en de jeugdzorg houdbaar, eerlijk en realistisch in te richten binnen de kaders van de tijdsgeest en binnen de financiële mogelijkheden.

Het is van belang gezamenlijk de discussie te voeren over de gewenste kwaliteitsimpulsen en de uitgaven die daarmee samenhangen. De baten van zorg zijn grotendeels privé, terwijl de kosten voor een groot deel publiek zijn. Het is belangrijk dat er een gezond evenwicht wordt gevonden welke zorg collectief wordt geleverd en betaald. Ik wil, samen met het veld en uw Kamer bouwen aan een eerlijke, betrouwbare en duurzame manier om zorg voor diegenen die het niet (meer) zelf kunnen organiseren. Dan weet iedereen waar hij aan toe is, en is er betrouwbare zorg voor nu en later.

Om bovenstaande doelen te bereiken ben ik bezig met een inhoudelijke, financiële en bestuurlijke verandering van de zorg. In de komende periode informeer ik u hoe ik dit wil bewerkstellingen. Vanuit vertrouwen kijken naar de zorg is hiervoor de eerste stap.

U ontvangt in het voorjaar 2011 een brief over het vernieuwingsprogramma langdurige zorg. In deze brief zal ik een uitwerking geven van de verschillende maatregelen die zijn opgenomen in het Regeer- en Gedoogakkoord. Veel van deze maatregelen hangen ook nauw samen met mijn andere doelen zoals het vergroten van de eigen kracht, de zorg dichterbij mensen brengen en maatwerk mogelijk maken. Denk hierbij aan maatregelen zoals het scheiden van wonen en zorg, de overheveling van extramurale begeleiding naar de Wmo, de overheveling van de zorg voor licht verstandelijke jeugdigen en de uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars. Daarnaast is in het Regeer- en Gedoogakkoord een aantal maatregelen aangekondigd om de kwaliteit van de langdurige zorg te verbeteren. Voor de totale investering in de kwaliteit van de langdurige zorg is de komende periode een bedrag van 860 miljoen euro structureel per jaar beschikbaar. In het voorjaar 2011 zal ik nader ingaan op deze kwaliteitsimpuls.

Mijn ambitie is om de ondersteuning van zorg voor jeugd en gezin beter te laten aansluiten bij de eigen kracht van kinderen, jongeren en hun ouders. Hiermee kunnen we voorkomen dat normale opvoedvragen dure zorgvragen worden én kunnen we het groeiend beroep op jeugdzorg terugdringen. Ik wil gemeenten in staat stellen om de zorg voor jeugd laagdrempeliger, integraler en efficiënter te maken. De Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de te nemen stappen om de in het Regeerakkoord aangekondigde stelselwijziging zorg voor jeugd te realiseren.

2. Goede zorg waarderen en blijven verbeteren

Goede zorgverlening verdient het om onder de aandacht te worden gebracht. Die aandacht wordt concreet gegeven. In de programma’s «Zorg voor Beter», «Werken aan de Zorg», «Beter in meedoen» en «het Nationaal programma ouderenzorg» ligt de focus op het ontwikkelen van zorgvernieuwingen. Ook wil ik goede voorbeelden uitwisselen; samen het veld laten groeien. Niet alleen door ervaringen uit te wisselen, maar ook door instellingen te stimuleren om mensen uit te wisselen. Hierdoor kunnen goede voorbeelden zich sneller verspreiden. Het is belangrijk dat als het bepaalde organisaties niet lukt om hun deskundigheid te behalen, de sector zelf zich inspant om die organisaties tijdelijk zodanig te ondersteunen dat cliënten en medewerkers vertrouwen hebben en behouden in de zorg.

Dergelijke coaching kan op elk organisatieniveau nodig zijn. De organisatie en medewerkers dienen zich van hun kant in te spannen om deze coaching optimaal te benutten. Binnen het programma «In voor zorg» zullen bijeenkomsten worden georganiseerd, zodat goede voorbeelden in eigen kring kunnen worden verteld en bevraagd. Meer ruimte voor de professional, kleinschaligheid, minder interne bureaucratie, daadwerkelijk de cliënt centraal zetten en meer ruimte op de werkvloer komen het daarbij aan bod. Het gaat om stevige transitiebehoeften waarbij aanbieders veel van elkaar kunnen leren. «In Voor Zorg» reikt de kennis aan, helpt om tot een duidelijk stappenplan te komen en helpt bij het zetten van die stappen. En als blijkt dat er nog geen acceptable oplossingen zijn voor de gewenste kwaliteit zoeken we samen met het veld door.

3. Betere kwaliteit

Verzorgenden en verpleegkundigen wil ik stimuleren om zelf normen en richtlijnen te ontwikkelen. Ook wil ik dat inzichten van cliënten betrokken worden, zodat we tot één set normen voor verantwoorde zorg komen, waar artsen, verplegenden, verzorgenden en cliënten mee uit de voeten kunnen. Het in oprichting zijnde kwaliteitsinstituut zal ik nadrukkelijk vragen om hen hierbij te ondersteunen. Het kwaliteitsinstituut krijgt ook een belangrijke rol bij het verspreiden van kennis, innovaties en best practices op het gebied van de inhoud van de zorg. In de komende maanden wordt u nader geïnformeerd over het op te richten kwaliteitsinstituut.

Ook de inspectie ontwikkelt zich verder: sneller en gerichter. Daarbij zal zij ook meer aanwezig zijn op de werkvloer. Bij haar toezicht hanteert de IGZ het principe van high trust, high penalty. Zij vertrouwt erop dat zorgaanbieders de verantwoordelijkheid voor veiligheid en kwaliteit waarmaken. Als dit vertrouwen wordt beschaamd, treedt de IGZ op. De IGZ ontwikkelt een inspectiebrede aanpak voor het toezicht op de Zorg voor ouderen en investeert in dit toezicht. Daarnaast kunnen we de inspectie laten profiteren van de normen die het kwaliteitsinstituut ontwikkelt. Omgekeerd kan ook het kwaliteitsinstituut profiteren van de inzichten van de IGZ.

Zorg, dat zijn mensen

4. Eigen kracht benutten

Wij moeten de eigen kracht van de samenleving meer benutten. De rol van de overheid (in de zorg) is daarbij voorwaardenscheppend. Ruim vijf miljoen Nederlanders zetten hun talenten belangeloos in, in dienst van de samenleving en nemen zo verantwoordelijkheid voor het leefbaar houden van de samenleving. Deze solidariteit is van onschatbare waarde. Het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011 biedt u en mij een uitgelezen kans om deze waarde in de samenleving te onderstrepen.

Tijdens de begrotingsbehandeling 2011 heeft uw Kamer geconstateerd dat vrijwilligers in de zorg worden belemmerd door regels. Ze kunnen nu in instellingen niet de handelingen verrichten die ze thuis wel doen. Ik streef naar een goede samenwerking tussen cliënt, professional en vrijwilligers/mantelzorgers, met heldere werkbare afspraken. Ik zal daarom de huidige situatie in beeld brengen en – indien noodzakelijk – verbeteringen voorstellen. De verwachting is uw Kamer rond de zomer 2011 hierover te kunnen informeren. Daarbij zal ook worden ingegaan op het meer brede vrijwilligers- en mantelzorgbeleid, waaronder het ondersteuningsprogramma voor gemeenten.

Eigen kracht van de samenleving benutten betekent ook dat mensen aangeven wat ze zelf gaan doen om samen de toekomst neer te zetten. Er moet aandacht zijn voor goede ideeën van mensen die zelf slagvaardig willen bijdragen. De eigen verantwoordelijkheid van cliënten geeft een richting aan. Indien sprake is van een noodzakelijk beroep op zorg, kunnen cliënten door middel van een pgb ook zelf invulling geven aan de organisatie van de zorg. Nadat ik de pgb’s eerst solide en betaalbaar heb gemaakt wil ik een wettelijke verankering van pgb’s. Dit voorjaar zal ik de Kamer informeren over deze maatregelen.

Het is belangrijk dat mensen zelf verantwoordelijkheid nemen voor het organiseren van hun situatie. Mensen kunnen meestal uitstekend zelf beslissen welke ondersteuning en zorg ze nodig hebben en waar ze die krijgen. Ook kunnen mensen die zorg nodig hebben, vaak goed ondersteund worden door de eigen directe omgeving. Daardoor kunnen bijvoorbeeld ouderen thuis blijven wonen en dat is ook wat de meeste ouderen het liefste doen. Er zijn ook mensen die deze ondersteuning niet georganiseerd krijgen. Door de overheveling van begeleiding en dagopvang naar gemeenten, geef ik de gemeenten een instrument in handen om samen met deze mensen en hun netwerk een oplossing te vinden.

Dat geldt ook voor mensen die moeilijk keuzes kunnen maken of niet goed weten hoe ze bepaalde problemen moeten aanpakken. Ik denk bijvoorbeeld aan ouders die opvoedvragen hebben. Het is belangrijk mensen te stimuleren zelf initiatieven te nemen. Ouders moeten kunnen aankloppen bij familie, vrienden of buren voor vragen over opvoeding en als dat niet gaat bij de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Zo voorkomen we dat normale opvoedvragen ook meteen zorgvragen worden. Ik heb waardering voor de stappen die de minister voor Jeugd en Gezin onder het vorige kabinet heeft gezet – onder meer met de vormgeving van CJGs in de gemeenten – en bouw hier verder op voort. In overleg met ouders, maatschappelijke organisaties en gemeenten wil ik de kwaliteit van het «gewone» opvoeden agenderen om zodoende een veilige en stimulerende opvoedcontext binnen en buiten het gezin te versterken, waarmee uitval naar speciale voorzieningen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Ik zal uw Kamer in de loop van 2011 informeren.

Jongeren stimuleren hun talenten goed te gebruiken is belangrijk. Geloof in eigen kunnen is een groot goed. Door consequent uit te gaan van kansen en eigen kracht – een positieve benadering dus – wordt gedrag niet automatisch geproblematiseerd en kan ook het beroep op zorg worden tegengegaan. De eerste verantwoordelijkheid voor een samenhangend en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid ligt bij gemeenten.

De positie van kwetsbare jongeren heeft mijn bijzondere aandacht. Verschillende maatregelen in het Regeerakkoord beïnvloeden de positie van kwetsbare jongeren, zoals stelselherziening jeugdzorg, bijstelling passend onderwijs en de regeling werken naar vermogen. Om die reden heb ik met mijn collega’s van OCW, SZW en VenJ afgesproken de genoemde maatregelen uit het Regeerakkoord in nauwe afstemming uit te werken.

Ook de situatie van zwerfjongeren wil ik de komende jaren verbeteren. Cruciaal daarvoor is een goede afstemming tussen alle betrokkenen. Dit zal mede gebeuren in samenhang met de tweede fase van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang. Ik ben voornemens dat plan nog dit voorjaar samen met de G4 vast te stellen. In het plan spelen preventie, duurzaam herstel en het versterken van eigen kracht een belangrijke rol. Ik zal u hierover nader informeren.

5. Misbruik in afhankelijkheidsrelaties wordt niet geaccepteerd

Het is belangrijk dat de waakzaamheid op misbruik en mishandeling in afhankelijkheidsrelaties wordt versterkt, zowel in de zorg en ondersteuning als in huiselijke kring. Daar waar personen die vertrouwen (zouden moeten) genieten hun positie misbruiken ten nadele van afhankelijke mensen wordt grote schade toegebracht aan het slachtoffer en ook aan het vertrouwen in de zorg. Dergelijke situaties zijn onverdraaglijk en vragen om een harde aanpak.

Mijn ambitie is om dergelijke vormen van misbruik tegen mensen in alle leeftijdscategorieën in de breedte aan te pakken: kindermishandeling, partnergeweld, ouderenmishandeling en eergerelateerd geweld, zowel in huiselijke kring als binnen instellingen. Als het om kinderen gaat die beschadigd worden als gevolg van mishandeling en de rest van hun leven die schade meenemen is dat een kras op de maatschappij. Dat geldt niet alleen voor kinderen maar ook misbruik bij gehandicapten en ouderen. Preventie, bescherming van slachtoffers en het versterken van hun weerbaarheid zijn voor mij de uitgangspunten. Ik zal hierbij samen optrekken met andere departementen, gemeenten en betrokken sectoren. Ik kom uiterlijk in april 2011 met plannen om de bescherming en de ondersteuning van slachtoffers te verbeteren, mede in het licht van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de commissie De Jong.

Medewerkers die op dit gebied een ernstig verkeerd gedrag vertoond hebben kunnen niet meer «aan het bed». Zoals reeds aangekondigd in mijn brief over de Houtskoolschets Beginselenwet Zorginstellingen van 17 januari 2011 bereid ik op dit moment de invoering voor van een verplichte verklaring omtrent gedrag betaald zorgpersoneel en het actieplan «Stop Ouderenmishandeling» voor. Dit plan ontvangt u in het vroege voorjaar van 2011.

Om deze vormen van geweld en mishandeling goed aan te pakken, is signaleren en ingrijpen in een zo vroeg mogelijk stadium cruciaal. Professionals en instellingen hebben hierin een belangrijke sleutelrol. Zij moeten scherp zijn op signalen, deze herkennen en vervolgens handelen, zodat zij het geweld zo vroeg mogelijk kunnen melden en helpen stoppen. Want elk signaal dat niet serieus wordt opgepakt, is er wat mij betreft één te veel, zowel voor het slachtoffer als de pleger. U heeft op 18 januari 2011 een brief van mij ontvangen, waarin ik u heb geïnformeerd dat ik op zeer korte termijn mijn keuze zal maken voor invoering van een meldcode dan wel meldplicht of een combinatie van beide maatregelen bij mishandeling in huiselijke kring of in instellingen.

6. Waardering voor medewerkers

Werken in de zorg en ondersteuning– of je nu met jeugd, ouderen, gehandicapten of langdurig zieken werkt – is mensenwerk en dat maakt het tot een waardevol beroep. Ik wil de zorg de kans geven die kracht ook uit te stralen, zodat de mensen die nu in de zorg en ondersteuning werken er met voldoening blijven werken en andere mensen er graag willen gaan werken.

Waar goede zorg en ondersteuning wordt gegeven wil ik positieve aandacht geven. Medewerkers waarderen betekent ook gebruik maken van de kennis en inzichten in de sector. Luisteren naar de medewerkers in de zorg, op ieder niveau. Zij weten wat er leeft. Want juist de professionals die dagelijks met de cliënten in contact komen, hebben de beste ideeën en de kennis om de zorg te verbeteren. Zij moeten meer ruimte krijgen zodat hun creativiteit beter kan worden benut en hun kracht zichtbaar is. Management dat een korte afstand heeft tot de werkvloer helpt daarbij. Kleinschaligheid biedt daarvoor kansen.

Luisteren naar de medewerkers in de zorg en vertrouwen op de eigen verantwoordelijkheid, kennis en kunde is eveneens nodig voor het verminderen van de regeldruk. Het spanningsveld tussen wat het hart vraagt (even naast iemand zitten) of wat de organisatie vraagt (het dossier nog invullen) is een dagelijkse last voor veel mensen. Regels standaardiseren en harmoniseren betekent nooit eerst papier en dan pas de zorg.

Ik wil zorgaanbieders uitdagen om mee te doen aan het experiment regelarme zorginstellingen, en dan bij voorkeur zorgaanbieders die kritisch zijn op de regels en willen benoemen waarvan zij (het meest) last hebben.

Ik overweeg hierbij experimenten waarbij we de bewijslast omdraaien: niet de aanbieder moet aantonen dat een regel tot onnodige bureaucratie leidt, maar de regelgevende instantie moet aantonen dat de regels noodzakelijk zijn. Als in het experiment blijkt dat de kwaliteit van de zorg (inderdaad) niet te lijden heeft onder de afwezigheid van de regel, kan deze voor de gehele zorg komen te vervallen. In het voorjaar 2011 wordt u nader geïnformeerd over de aanpak van de experimenten met regelarme instellingen.

Om professionals optimaal hun werk te kunnen laten doen, moeten mensen die in de zorg werken ruimte hebben om hun kennis en vaardigheden bij te houden en te vergroten. Opleiding en scholing passend bij de leervraag moet beschikbaar zijn als mensen hun best doen hun deskundigheid te vergroten. Ik zal u hier in het voorjaar 2011 nader over informeren.

Ook in de jeugdzorg wil ik een betere balans tussen hulpverlening en papierwerk: dat is wat jeugdprofessionals nodig hebben om jongeren en gezinnen goed te kunnen helpen. Beheer en controle moeten plaatsmaken voor vertrouwen en ruimte, zowel voor cliënten als professionals. Ik wil daarom deze kabinetsperiode, samen met cliënten, medeoverheden en instellingen, de ervaren regeldruk van cliënten en professionals verder terugdringen. Onder het vorige kabinet is hiervoor samen met partijen in het jeugdveld al veel in gang gezet. Op dit moment wordt in mijn opdracht een éénmeting uitgevoerd om te kijken wat de effecten van deze aanpak zijn, en waar kansen liggen voor het verder verminderen van regeldruk. Daarnaast is de regeldrukaanpak een belangrijke randvoorwaarde bij het uitwerken van het nieuwe jeugdzorgstelsel. Ik zal de Kamer vóór de zomer van 2011 over de uitkomsten van de éénmeting informeren, voorzien van nieuwe acties om meer ruimte en minder papierwerk in de jeugdzorg te realiseren.

Voor beroepsbeoefenaren in de jeugdzorg ondersteun ik het initiatief van de beroepsverenigingen, werkgevers en cliëntenorganisaties om te komen tot twee geprofessionaliseerde beroepen in de jeugdzorg, namelijk die van jeugdzorgwerker (hbo) en gedragswetenschapper in de jeugdzorg (wo). Hiervoor heb ik wetgeving in voorbereiding.

7. Dialoog professional en cliënt leidend

Cliënten en zorgverleners maken samen de zorg. Thuis gaat dat volgens een «gewone» dynamiek. In de professionele setting worden zorgverleners daarin ondersteund door management en overheden. De aandacht in de zorginstelling wordt vaak opgeëist door zaken die niet direct met de zorg voor cliënten en medewerkers te maken hebben. Vaak is er een grote afstand tussen bestuur en het proces van zorgverlening en ontstaan er botsende referentiekaders. Daarbij zijn de zorgverlener en de cliënt vaak te weinig in beeld.

Ik wil dat cliënten en professionals een directe invloed hebben op het beleid van zorginstellingen en dat hun signalen direct gehoord worden. Nu zit daar dikwijls ruis tussen, spelen de eerder genoemde aandachts- en cultuurverschillen en zijn er perverse prikkels. Ik vind dat het perspectief van de wederkerigheid tussen cliënten en medewerkers leidend moet zijn. Het succes hiervan hangt voor een groot deel af van de bereidwilligheid van alle betrokken partijen om naar elkaar te luisteren, samen het belang van de cliënt centraal te stellen, mee te denken en nieuwe paden te bewandelen. Het voorstel voor de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) dat in juni 2010 is ingediend bij uw Kamer versterkt de positie van de cliënt, zowel in zijn individuele relatie met de zorgaanbieder als in collectieve zin: de cliëntenraad krijgt meer invloed op de kwaliteit en de cliëntgerichtheid van de zorg.

Met de Beginselenwet zorginstellingen krijgt de dialoog tussen cliënt en zorgverlener die resulteert in het zorgplan, een wettelijke basis. In de meest afhankelijke situatie, die waarin cliënten wonen in een instelling, gaan de zogeheten «acht rechten» gelden. Ik verwijs hierbij naar de Houtskoolschets Beginselenwet Zorginstellingen die ik op 17 januari jongstleden naar uw Kamer heb gezonden.

Zorgzaamheid dicht bij huis

8. Gemeenten gaan zorgen voor makkelijk contact

Ik wil dat de toegang tot zorg en ondersteuning eenvoudig en binnen handbereik is. Dat er zorg komt die past bij de vraag en past in een normaal leven. Dat betekent dat zorg en ondersteuning zo dicht mogelijk bij de mensen moet worden georganiseerd en kleinschalig aanwezig moet zijn. Ouders met opvoedingsvragen moeten zonder drempelangst ergens naar binnen kunnen lopen waar professionals zitten die hen kunnen helpen. Voor ouderen is eenzelfde functie gewenst. Wijkverpleegkundigen en huisartsenpraktijken zijn in deze onmisbaar. Zij zijn de schakel tussen de cliënt, de familie, het welzijn, de thuiszorg en de apotheek. Zij gaan in op behoeften van thuiswonende cliënten en kunnen indien nodig anderen erbij halen zodat de zorg voor hen altijd in eigen omgeving en dichtbij is. Zij brengen samenhang in de voor cliënten vaak ingewikkelde wereld van wetgeving, indicatiestelling en verschillende instanties. Hiermee dragen ze bij aan de kwaliteit van het bestaan van mensen. Voor deze vragen moet het eerste aanspreekpunt van professionals goed bereikbaar zijn. Essentieel is de eigen regie en ruimte voor invullen van taken die professionals nodig hebben om als spil op te treden tussen zorgvrager en zorgaanbieder. Door die positie weten zij ook welke versterking van hun kennis en mogelijkheden nodig is. Want zowel in de jeugd, gehandicapten- als ouderenzorg groeit de kennis elke dag!

Zoals de huisartsenpraktijk de poortwachter tot de zorg is als mensen ziek zijn, zie ik de gemeente – de eerste overheid – als de poortwachter voor de ondersteuning die mensen nodig hebben om te participeren in de maatschappij. Gemeenten staan dichtbij de burger en kunnen oplossingen op maat regelen. Gemeenten kunnen voorzieningen scheppen waar mensen elkaar ontmoeten, samen activiteiten verrichten en gestimuleerd worden iets te betekenen voor de medemens, bijvoorbeeld als vrijwilliger of mantelzorger. Dat maakt mensen zelfstandiger, sterker en vergroot hun sociale netwerk. Gemeenten kijken ook breder dan zorg en ondersteuning, en zorgen dat de omgeving toegankelijk is, dat er geschikte woningen zijn voor mensen met beperkingen en dat mensen toegeleid worden naar werk of onderwijs. Bij het oplossen van problemen wordt zoveel mogelijk de eigen kracht van mensen benut waardoor mensen minder vaak een beroep hoeven te doen op (zwaardere) zorg. Voor hen die hier hulp bij nodig hebben bieden de gemeenten ondersteuning. Belangrijk instrument daarbij is de functie begeleiding die ik om deze reden van de AWBZ naar de gemeenten wil overhevelen. Ik zorg voor een zorgvuldig implementatietraject gericht op de cliënt en de actoren rond de cliënt. Over de wijze waarop ik de overheveling vorm geef in financiële en juridische zin en op het gebied van implementatie, informeer ik u in het kader van mijn brief over het vernieuwingsprogramma langdurige zorg.

Ook bij de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin, spelen gemeenten een cruciale rol. Zij hebben de opdracht om het Centrum voor Jeugd en Gezin te ontwikkelen tot de plek waar ouders en jeugdigen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien eenvoudig terechtkunnen in hun eigen omgeving, en de hulp- en dienstverlening zodanig vorm te geven dat dit aansluit op de lokale situatie, plaatselijke knelpunten en vragen van kinderen, jongeren en hun ouders. Ondersteuning en zorg moet dichtbij het kind worden aangeboden: in het gezin, op school in de zorgadviesteams of in het CJG.Over de Centra voor Jeugd en Gezin en de rol van de gemeente in dit kader hoop ik binnenkort met uw Kamer te spreken bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel CJG.

9. Menselijke maat en binnen handbereik

Zorgzaamheid dicht bij huis betekent zorg en ondersteuning inpassen in een normaal leven. Het moet zo georganiseerd worden dat cliënt, familie, vrienden en vrijwilligers goed kunnen samenwerken met professionals en dat ze samen de zorgonafhankelijkheid vergroten. Te vaak is nu nog de positie van de cliënt die van afhankelijkheid. Afhankelijkheid van mensen en afhankelijk van procedures en systemen die zo onoverzichtelijk en ontoegankelijk zijn dat de cliënt niet meer het gevoel heeft dat ze er zijn om juist hen te ondersteunen. Een voor de cliënt overzichtelijke schaal helpt. Daarin moet een slag gemaakt worden. Ook dat is vertrouwen in de zorg.

Mensen moeten vaak naar veel loketten waar telkens maar een deel van de problematiek aan de orde komt. De gemeenten zijn daarom hard aan de slag met een werkwijze, waarbij eerst een breed gesprek wordt gevoerd over wat iemand wil, maar ook over wat iemand zelf kan, al dan niet met hulp van familie en vrienden (project De Kanteling). Dat gesprek kan gaan over alle levensdomeinen. In dat gesprek krijgen cliënten ook informatie over welke mogelijkheden er zijn. Deze werkwijze zorgt ervoor dat de wensen van mensen centraal staan en dat de eigen kracht van mensen optimaal wordt benut. Ik ondersteun van harte deze integrale benadering. Daarom heb ik in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de werkgeversorganisatie MO-groep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening het landelijke programma «Welzijn Nieuwe Stijl» gestart. Gemeenten en (welzijns-)organisaties worden in het programma ondersteund bij het benutten van de volle ruimte die de Wmo biedt voor maatwerk, verbinden en integraliteit. Deze ondersteuning kan bestaan uit deelname aan bijeenkomsten, workshops of trainingen of uit advisering op maat.

Op deze wijze geeft de gemeente ook invulling aan haar verantwoordelijkheid voor cliëntondersteuning. Over cliëntondersteuning (waaronder de cliëntondersteuning door MEE) heb ik u voorjaar 2011 een visie toegezegd.

Er heerst maatschappelijk een taboe op eenzaamheid. U ontvangt rond de zomer 2011 een onderzoeksrapportage over de activiteiten die gemeenten en andere lokale partijen ondernemen om eenzame mensen te bereiken. Ook de Gezondheidsraad (GR) komt eind 2012 met de resultaten van een onderzoek naar eenzaamheid. Samen met maatschappelijke organisaties (verbonden in de Coalitie Erbij) werk ik aan het doorbreken van dit taboe en aan best practices om eenzaamheid beter te bestrijden.

Tot slot

Ik wil uw Kamer en het veld betrekken bij de doelen die ik nastreef. Niet alleen voor de verantwoording die ik afleg naar uw Kamer en het veld. Ook vanwege de creativiteit en visie die een belangrijke impuls kunnen zijn voor het verbeteren van de zorg en het in het oog houden van het perspectief van de kwetsbaren in de samenleving.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

BIJLAGE 1 OVERZICHT TOEZEGGINGEN AAN UW KAMER IN DEZE BRIEF

Doel

Onderwerp

Toezegging

1. Organisatie van zorg op orde maken

Brief aan uw Kamer over het vernieuwingsprogramma langdurige zorg

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

1. Organisatie van zorg op orde maken

Brief aan uw Kamer over kwaliteitsimpuls langdurige zorg

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

1. Organisatie van zorg op orde maken

Brief aan uw Kamer over de stelselwijziging zorg voor jeugd1

Binnenkort brief aan uw Kamer

3. Betere kwaliteit

Brief aan uw Kamer met plannen tot inrichting van een kwaliteitsinstituut1

Brief aan uw Kamer in de komende maanden

4. Eigen kracht benutten

Brief aan uw Kamer over het vrijwilligers- en mantelzorgbeleid, waaronder het ondersteuningsprogramma voor gemeenten

Brief aan uw Kamer rond de zomer 2011

4. Eigen kracht benutten

Brief aan uw Kamer over de maatregelen om het Pgb solide te maken

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

4. Eigen kracht benutten

Wettelijke verankering van pgb’s1

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

4. Eigen kracht benutten

Brief aan uw Kamer over het versterken van de opvoedcontext binnen en buiten het gezin

Brief aan uw Kamer in de loop van 2011

4. Eigen kracht benutten

Brief aan uw Kamer over de tweede fase van het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang

Brief aan uw Kamer

5. Misbruik in afhankelijkheids-relaties wordt niet geaccepteerd

Actieplan «Stop Ouderenmishandeling»

Actieplan naar uw Kamer in het vroege voorjaar 2011

5. Misbruik in afhankelijkheids-relaties wordt niet geaccepteerd

Brief aan uw Kamer met plannen om de bescherming en ondersteuning van slachtoffers te verbeteren1

Brief aan uw Kamer april 2011

6. Waardering voor medewerkers

Brief aan uw kamer over de aanpak van de experimenten met regelarme zorginstellingen

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

6. Waardering voor medewerkers

Brief aan uw Kamer over het vergroten van deskundigheid van medewerkers in de zorg

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

6. Waardering voor medewerkers

Brief aan uw Kamer over de acties voor meer ruimte en minder onnodig papierwerk in de jeugdzorg

Brief aan uw Kamer voor de zomer 2011

8. Gemeenten gaan zorgen voor makkelijk contact

Brief overheveling functie begeleiding van de AWBZ naar gemeenten (in het kader van het vernieuwingsprogramma langdurige zorg)1

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

9. Menselijke maat en binnen handbereik

Brief aan uw Kamer over cliëntondersteuning

Brief aan uw Kamer voorjaar 2011

9. Menselijke maat en binnen handbereik

Onderzoeksrapportage over de activiteiten die gemeenten en andere lokale partijen ondernemen om eenzame mensen te bereiken

Rapportage naar uw Kamer rond de zomer 2011

XNoot
1

Deze toezeggingen staan ook in bijlage 2 met prioritaire wetgeving.


XNoot
1

Planningsbrief VWS-2010Z19699.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven