Inleiding
Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de
volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de voortvarende aanpassing van wetten van Nederlands-Antilliaanse oorsprong
aan de Nederlandse wetgeving. Deze leden hebben echter nog enkele vragen, mede namens de leden van de fracties van VVD, PvdA, CU, GroenLinks en OSF, met betrekking tot de goedkeuring van de Regeling internationale kinderbescherming BES.2
Regeling internationale kinderbescherming BES
In de toelichting bij de Regeling internationale kinderbescherming BES staat dat anticiperend rekening gehouden is met het
voorgestelde vervallen van de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale Autoriteit, waarmee onder meer een einde
komt aan de als onwenselijk ervaren situatie dat de Staat in deze gevoelige zaken tegen Nederlandse staatsburgers procedeert.
Wordt hiermee gedoeld op art. 377oo lid 2 van deze regeling, zo vragen de aan het woord zijnde leden.
Met betrekking tot wetsvoorstel 32 3583, waarop in de toelichting wordt gedoeld, en waarin inderdaad wordt voorgesteld de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van
de centrale Autoriteit af te schaffen, hebben deze leden in het voorlopig verslag bij dat wetsvoorstel een vraag gesteld over
artikel II waarin wordt voorgesteld de uitvoeringswet internationale kinderbescherming ook te wijzigen in die zin dat ook
daar de procesvertegenwoordigende bevoegdheid wordt afgeschaft.4 Deze leden hebben erop gewezen dat, waar het gaat om kinderbeschermingsmaatregelen, er niet altijd sprake is van een conflict
tussen ouders. De situatie kan zich ook voordoen dat een kind door de overheid tegen zijn ouders moet worden beschermd. In
dat geval komt de Staat op voor de belangen van het kind en moet de Staat in rechte optreden om de belangen van het kind te
behartigen.
In art. 377oo van de onderhavige staatsregeling wordt ook inzake maatregelen ter bescherming van kinderen de procesvertegenwoordigende
bevoegdheid afgeschaft. Dat komt deze leden niet juist voor. Kan de regering aangeven of zij deze opvatting deelt?
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien met belangstelling uit naar de beantwoording van de gestelde
vragen door de regering.
De voorzitter van de commissie,
Linthorst
De waarnemend griffier van de commissie,
Bergman