Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32536 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32536 nr. 5 |
Vastgesteld 16 december 2010
De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave | Blz. | ||
– | Algemeen | 2 | |
– | Verloop van de onderhandelingen | 2 | |
– | Uitwisseling van inlichtingen | 4 | |
– | Budgettaire gevolgen | 6 | |
– | Koninkrijkspositie | 7 | |
– | Artikelsgewijs | 7 | |
• | Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is (artikel 2) | 7 | |
• | Hybride lichamen (artikel 3 juncto onderdeel I van het Protocol) | 7 | |
• | Inwoner (artikel 4 juncto onderdelen III, IV en IX, tweede lid, van het Protocol) | 8 | |
• | Vaste inrichting (artikel 5 juncto onderdeel VI van het Protocol) | 8 | |
• | Inkomsten uit onroerende zaken (artikel 6) | 8 | |
• | Winst uit onderneming (artikel 7 juncto onderdeel VII van het Protocol) | 8 | |
• | Zeevaart, binnenvaart en luchtvaart (artikel 8) | 9 | |
• | Gelieerde ondernemingen (artikel 9) | 9 | |
• | Dividenden (artikel 10 juncto onderdelen VIII, IX, X, XI, XII en XIII van het Protocol) | 9 | |
• | Interest (artikel 11 juncto onderdelen X en XII van het Protocol) | 9 | |
• | Vermogenswinsten (artikel 13 juncto onderdelen XIII en XIV van het Protocol) | 10 | |
• | Inkomsten uit zelfstandige arbeid (artikel 14) | 10 | |
• | Inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid (artikel 15) | 10 | |
• | Directeursbeloningen (artikel 16) | 10 | |
• | Artiesten en sportbeoefenaars (artikel 17) | 11 | |
• | Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen (artikelen 18 en 19) | 11 | |
• | Overheidsfunctionarissen (artikel 20) en studenten (artikel 21) | 11 | |
• | Vermijding van dubbele belasting (artikel 22) | 11 | |
• | Non-discriminatie (artikel 24) | 11 | |
• | Regeling voor onderling overleg (artikel 25 juncto onderdelen II en XV van het Protocol) | 11 | |
• | Uitwisseling van inlichtingen (artikel 26 juncto onderdeel XVI van het Protocol) | 12 | |
• | Leden diplomatieke vertegenwoordigingen etc. (artikel 27) | 12 |
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van het verdrag. Deze leden zijn met name blij met de stap, die is gezet met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen.
De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot een Belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. Hierover hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de fractie van de PVV hebben met belangstelling kennisgenomen van de goedkeuringswet inzake het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot vermijding van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het op 26 februari 2010 getekende nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. De leden van de CDA-fractie hechten eraan eerst in algemene zin te reageren op de inhoud van het verdrag. Daarnaast zullen zij, waar nodig, opmerkingen maken bij de afzonderlijke verdragsartikelen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het belastingverdrag tussen Nederland en de Zwitserse Bondsstaat.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het belastingverdrag met de Zwitserse Bondsstaat.
Verloop van de onderhandelingen
Dit verdrag dient ter vervanging van het bestaande, op 12 november 1951 tot stand gekomen verdrag (gewijzigd bij verdrag van 22 juni 1966). In de ogen van de leden van de CDA-fractie is het belangrijk voor het Nederlandse bedrijfsleven, de Nederlandse concurrentiepositie en het Nederlandse vestigingsklimaat dat Nederland over een goed verdragennetwerk beschikt. Het is immers van groot belang dat belastingplichtigen weten hoe de heffingsrechten worden verdeeld, en dat wordt voorkomen dat dubbel belasting wordt betaald. Voor de schatkisten is het van groot belang dat wordt voorkomen dat er in geen van beide landen belasting wordt betaald. De leden van de CDA-fractie merken op dat de onderhandelingen op initiatief van Nederland zijn begonnen, en dat Zwitserland uiteindelijke kon instemmen met besprekingen over een nieuw verdrag dat aansluit bij het OESO-modelverdrag. Kan de regering aangeven waarom Zwitserland kennelijk niet zo enthousiast was over het moderniseren van het belastingverdrag?
De regering merkt op dat het huidige belastingverdrag sterk afwijkt van het OESO-modelbelastingverdrag 2008, aldus de leden van de SP-fractie. Heeft Nederland momenteel nog meer belastingverdragen die sterk afwijken van het modelverdrag 2008? Zo ja, om welke landen gaat het en is de regering voornemens die verdragen ook aan te passen?
De regering merkt verder op dat de afwijking van het modelverdrag tot relatief veel procedures en tot problemen in de uitvoeringspraktijk heeft geleid. De leden van de SP-fractie zouden graag wat meer toelichting hierover willen. Waar zaten concreet de problemen? Kan de regering hier voorbeelden van geven? De Nederlandse wensen konden bij de onderhandelingen grotendeels worden verwezenlijkt, zo stelt de regering in de memorie van toelichting. De leden van de SP-fractie vragen zich af welke wensen niet zijn verwezenlijkt en waarom dit niet is gelukt.
De leden van de fractie van GroenLinks hechten er belang aan dat dit verdrag wordt aangegrepen om het veelvuldige gebruik van Zwitserse bankrekeningen als mogelijkheid om de belasting te ontduiken aan te pakken. Zwitserland en de Zwitserse financiële sector profiteren als bekend enorm van de ruime mogelijkheden die door het Zwitserse bankgeheim worden geboden. Niet alleen zijn overheden als bijvoorbeeld de onze hierdoor per saldo de dupe van dit bankgeheim en belastingregime, ook betaalt hierdoor een doorsnee Nederlander veelal relatief meer vermogens- en schenk- en erfbelasting dan een zeer welgestelde Nederlander. De meest welgestelden maken immers vaak uitstekend gebruik van vormen van estate-planning. De leden van de GroenLinks-fractie zouden dit soort zaken graag beëindigd zien en zouden graag zien dat vermogensbelasting ook daadwerkelijk betaald wordt naar vermogen, of dat nou verstopt is in Zwitserland of niet. Het belastingverdrag met Zwitserland is daarbij naar de mening van de leden van de fractie van GroenLinks van groot belang.
Deze leden hadden graag gezien dat deze routes voor het ontwijken- en ontduiken van belasting hier hard waren aangepakt, maar zien helaas direct dat dat niet het geval is, daar het voorliggende verdrag niet van toepassing is voor belastingen naar het vermogen. regering geeft aan dat dit zo is aangezien deze belasting in Zwitserland niet op federaal niveau wordt geheven. Kan de regering aangeven met welke Zwitserse Kantons of gemeenten de Nederlandse staat een verdrag heeft met betrekking tot belasting op vermogen? Wanneer deze verdragen er niet (met alle kantons en of gemeenten) zijn, kan de regering dan aangeven welke pogingen hiertoe door de regering worden ondernomen? Waarom kiest de regering er niet voor om deze kantonstructuur als een Zwitserse interne kwestie te zien en wel gewoon een verdrag met de Bondsstaat te sluiten? Zijn er andere landen waarmee om deze reden geen verdrag kan worden afgesloten met betrekking tot belasting op vermogen? En zijn er andere landen waar Nederland belastingverdragen heeft afgesloten met bijvoorbeeld provincies en gemeenten? Krijgt Zwitserland hierdoor niet wel de lusten en niet de lasten van een belastingverdrag met Nederland? Immers Zwitserland krijgt wel een verdrag wat gunstig is voor het Zwitserse bedrijfsleven, namelijk met Nederland dat als bekend voor grote bedrijven ongeveer de laagste belastingdruk van Europa heeft? Kunnen Zwitserse bedrijven bijvoorbeeld wel onbelast royalty betalingen doen aan in Nederland gevestigde vennoten?
Al met al vragen de leden van de fractie van GroenLinks zich af of er ook nagedacht is over de mogelijkheid om geen belastingverdrag met Zwitserland af te sluiten? Is er over de mogelijkheid om dit gezamenlijk te doen gesproken met andere EU lidstaten? Of is er wellicht nagedacht over de mogelijkheid om bepalingen uit het verdrag alleen in te brengen wanneer er vanuit Zwitserland ook gewerkt wordt aan het creëren van de mogelijkheid voor een land als Nederland om vermogensbelasting te innen?
Uitwisseling van inlichtingen
De leden van de PvdA-fractie zijn evenals de regering voorstander van automatische uitwisseling van (bank)informatie. Deze leden begrijpen dat dit aspect niet in het verdrag is opgenomen omdat de OESO-richtlijn daartoe niet verplicht. Kan de regering aangeven welke pogingen op dit moment ondernomen worden om de OESO-richtlijn op dat punt aan te passen? Betekent een aanpassing dat die automatische gegevensuitwisseling direct van kracht wordt in het onderhavige verdrag met Zwitserland, of moet dan opnieuw onderhandeld worden?
Kan aangegeven worden hoe veel groter de pakkans van belastingontduikers wordt, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.
Kan de regering uitleggen wat precies onder fishing expeditions verstaan wordt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Zijn daar duidelijke criteria voor? Is in dit verdrag een vermoeden op basis van risicokenmerken voldoende, of dienen er concretere aanwijzingen te zijn en welke objectieve criteria bestaan daarvoor?
Kan de regering aangeven wat «bijstand bij invordering» exact behelst? Betekent het niet verlenen van bijstand door Zwitserland dat invordering in de praktijk achterwege blijft, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA.
Er is geen bepaling ten aanzien van de invordering van belastingschulden in het verdrag opgenomen, aldus de leden van de fractie van de PVV. Wel heeft Zwitserland aangegeven dat zij bereid is om op basis van haar nationale recht in te vorderen indien er sprake is van een ten onrechte verleende vermindering of vrijstelling onder het verdrag. De vraag rijst hoe hard deze toezegging is? Ten aanzien van wat soort belastingschulden kan er dan wel worden ingevorderd? Kan de regering enige voorbeelden geven, zo vragen de leden van de fractie van de PVV.
Een belangrijk element, ook in de ogen van de leden van de CDA-fractie, is de uitwisselingen van inlichtingen. Het is goed dat de huidige en de vorige regering stappen zetten om de informatie-uitwisseling te verbeteren. Genoemde leden vernemen graag van de regering welke stappen zij nog gaat zeggen? Welke maatregelen, verdragswijzigingen, etc. zitten nog in de pijplijn? De regering verwijst naar een overzicht waaruit de status van in totaal 84 landen kon worden afgeleid op het gebied van implementatie van de internationale standaard op het gebeid van transparantie en informatie-uitwisseling. Genoemde leden ontvangen graag de laatste versie van dit overzicht. De regering merkt op dat onder andere door de bijeenkomsten van de G20 van 15 en 16 november 2008 in Washington en van 2 april 2009 in Londen de discussie over transparantie en informatie-uitwisseling in een stroomversnelling is geraakt. Genoemde leden verzoeken de regering de internationale ontwikkelingen op het gebied van het uitwisselen van informatie op belastingterrein te schetsen, zoals deze zich het afgelopen jaar nog hebben plaatsgevonden. Het is immers al weer even geleden dat onderhavig belastingverdrag is gesloten en zowel in EU-verband als in OESO-verband zijn er de nodige ontwikkelingen op het gebied van uitwisselingen van belastinggegevens. Wordt Zwitserland onder druk gezet om verdergaande maatregelen op dit terrein te nemen? Onderhavig verdrag bevat uitwisseling «op verzoek», opgenomen op het verzoek van Zwitserland. Kan de regering aangeven hoe het staat met de internationale standaard dienaangaande? Deze schrijft een verdergaande vorm van informatie-uitwisseling nog niet voor, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat dit wel het geval wordt? Het verdrag bevat geen bepaling inzake bijstand bij invordering, aangezien Zwitserland hiertoe niet bereid was. Ook deze eis van Zwitserland is dus ingewilligd. Kan de regering de achtergrond hiervan schetsen? Dit wijkt immers af van het OESO-Modelverdrag (art. 27).
Voorts willen de leden van de CDA-fractie nog de opmerking maken dat het hen opvalt dat ten aanzien van een groot aantal artikelen van het verdrag bepaalde Zwitserse eisen zijn ingewilligd, waardoor het verdrag afwijkt van het OESO-modelbelastingverdrag 2008, het Nederlands Standaardverdrag 1987 en/of het Nederlandse fiscale verdragsbeleid, zoals neergelegd in de notitie «Uitgangspunten van het beleid op het terrein van het internationaal fiscaal (verdragen)recht». Overigens hopen genoemde leden zo snel mogelijk over een hernieuwde versie van deze notitie met de regering van gedachten te wisselen, zoals zij al diverse malen hebben aangegeven. Kan de regering de volgende stelling in het licht van bovenstaande observatie van de CDA-fractieleden nader toelichten: «De in het Verdrag neergelegde regelingen weerspiegelen een resultaat dat in het licht van de over en weer naar voren gebrachte wensen als evenwichtig kan worden beschouwd, waarbij op bevredigende wijze rekening is gehouden met de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven.» Op welke punten heeft Zwitserland water bij de wijn moeten doen, en op welke punten Nederland?
Ten eerste zouden de leden van de SP-fractie graag wat meer willen weten over de totstandkoming van de internationale standaard. Hoe is deze precies tot stand gekomen? Wat was de rol van Nederland daarin? Welke landen waren onderdeel van de onderhandelingen? Is er over het resultaat van de onderhandeling gestemd? Welke landen namen een minder coöperatieve positie in wat betreft automatische informatie-uitwisseling? De regering stelt dat informatie-uitwisseling een belangrijk instrument is om ervoor te zorgen dat belastingplichtigen hun «fair share» aan de nationale schatkisten bijdragen. Wat verstaat de regering precies onder «fair share»? Hoe wordt bepaald of een belastingplichtige in het concrete geval zijn «fair share» heeft betaald? Indien de regering hier geen uitspraken over kan doen, hoe weet de regering dan dat informatie-uitwisseling bijdraagt aan het innen van de «fair share»?
Een verzoek mag niet geweigerd worden enkel omdat de aangezochte staat zelf geen belang heeft bij de gevraagde informatie of vanwege een bankgeheim, volgens de internationale standaard. Moeten de leden van de SP-fractie deze formulering zo begrijpen dat wanneer een staat geen belang heeft bij de informatie-uitwisseling dit wel één van de redenen kan zijn om een verzoek te weigeren, als het maar niet de enige reden is? Zo nee, hoe moet deze zin dan geïnterpreteerd worden? Verder vragen de leden van de SP-fractie zich af of er in het verleden informatieverzoeken aan de Zwitserse Bondsstaat zijn geweigerd vanwege één van beide redenen. Hoeveel verzoeken zijn er gedaan en hoe vaak zijn deze geweigerd?
Verschillende jurisdicties zoals de Caymaneilanden en Bermuda waren in het geheel niet bereid om enige vorm van informatie uit te wisselen. Hoe vaak er is er aan deze landen/jurisdicties een verzoek gedaan door Nederland en hoe vaak en met welke reden zijn die verzoeken afgewezen? Zijn deze landen inmiddels wel bereid informatie uit te wisselen? Zo ja, op welke schaal?
De regering stelt dat landen die niet mee wilden werken aan de internationale standaard serieus rekening moesten houden met sanctiemaatregelen vanuit de G20. De leden van de SP-fractie vragen zich af wat voor sanctiemaatregelen bedoeld worden? Meer in zijn algemeenheid vragen de leden van de SP-fractie zich af wat voor sanctiemaatregelen mogelijk zijn tegen landen die (nagenoeg) niet meewerken aan informatie-uitwisseling.
In de schriftelijke ronde betreffende het belastingverdrag tussen Nederland en Luxemburg zijn enkele vragen van de SP-fractie beantwoord waar het ging om verduidelijking van de begrippen «fishing expedtion», «concreet aankopingspunt» en «voorzienbaar relevant». Er werd gezegd dat er in OESO-verband werd onderzocht of er op korte termijn aan de hand van praktijkvoorbeelden en gerechtelijke uitspraken in de verschillende lidstaten gekomen kan worden tot een verheldering/verduidelijking van deze begrippen. Is daar inmiddels meer over bekend? Hoe zou de invulling van deze begrippen volgens de Nederlandse regering eruit moeten zien?
Inzake «voorzienbaar relevant» wordt door de regering opgemerkt dat er geen sprake behoeft te zijn van belastingontduiking of -fraude voordat een verzoek (succesvol) kan worden ingediend. Kan de regering enkele voorbeelden geven van informatieverzoeken die voorzienbaar relevant zijn voor de belastingheffing, maar waarbij geen sprake is van ontduiking of fraude?
Als laatste op dit punt vragen de leden van de SP-fractie zich af in hoeverre en op welke wijze de invordering bemoeilijkt wordt als gevolg van de afwezigheid van een bepaling inzake bijstand bij invordering. Welke bevoegdheden kunnen niet door de Nederlandse fiscus ingezet worden bij de invordering?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben ook een aantal vragen met betrekking tot het uitwisselen van inlichtingen. Nederland zal alleen «op verzoek» informatie kunnen krijgen wanneer een verzoek «voorzienbaar relevant» is. De eerste vraag die daarbij opkomt is wie bepaalt of een verzoek «voorzienbaar relevant» is? Kan de regering daarnaast aangeven op basis waarvan Nederland in de toekomst met een verzoek zou kunnen komen? Hoe kan Nederland met een verzoek komen over iets waar het land geen weet van heeft? Wanneer er geen «fishing expeditions» zijn toegestaan, hoe moet Nederland dan überhaupt weten waar naar te vragen? Kunnen er concrete voorbeelden gegeven worden die aanleiding geven tot het doen van dergelijke verzoeken bij de Zwitsers? Tot in hoeverre kunnen deze bankgegevens wel verstrekt worden door de Zwitserse Bondsstaat? Geldt het bankgeheim niet evengoed voor de Zwitserse Bondsstaat zelf, waardoor banken ook aan de Zwitserse overheid altijd openheid van zaken zullen geven? Of heeft de Zwitsers overheid middelen om dit af te dwingen bij lokale banken of Kantons en Gemeentes? Hoe staat dat met betrekking tot ander (ongeregistreerd) bezit? Begrijpen de leden van de fractie van GroenLinks het goed dat deze vragen wel betrekking mogen hebben op gegevens die Nederland nodig heeft voor het heffen van vermogensbelasting, ook al gaat het verdrag verder niet over vermogensbelasting zelf?
Budgettaire gevolgen
Waarom zijn de budgettaire gevolgen naar verwachting neutraal, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Betekent dit dat de herziening van het belastingverdrag niet zal leiden tot meer belastinginkomsten voor Nederland?
De leden van de SP-fractie zouden graag wat meer informatie willen over de budgettaire consequenties van dit verdrag. Er wordt gesteld dat de budgettaire gevolgen per saldo neutraal zijn. Hoe is dit precies vastgesteld? De term per saldo duidt erop dat er onderdelen zijn die de Nederlandse staat geld kosten, maar ook dat er onderdelen zijn die geld opleveren. Kan de regering dat nader toelichten? Kan de regering een overzicht geven van de onderdelen die geld kosten en welke geld opleveren en hoeveel, zo vragen de leden van de fractie van de SP.
Hoe verhouden de per saldo budgettair neutrale gevolgen van het voorliggende belastingverdrag zich tot het krijgen van meer toegang tot informatie over Zwitserse bankrekeningen, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Wanneer dit echt meer informatie oplevert, zou dit de Nederlandse staat toch ook geld moeten opleveren? Of is het effect van het verdrag aangaande deze informatie zo verwaarloosbaar dat de opbrengsten budgettair neutraal zullen zijn?
Koninkrijkspositie
Vallen de BES-gemeenten thans onder dit verdrag? Of is er voor de gemeenten een apart verdrag nodig daar zij niet in Europa gelegen zijn, zo vragen de leden van de fractie van de PVV.
Artikelsgewijs
Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is (artikel 2)
Het verdrag geldt niet voor belastingen naar het vermogen. Hebben de leden van de CDA-fractie het goed begrepen dat dit het geval is, omdat in Zwitserland geen vermogensbelasting wordt geheven op federaal niveau? Kan de regering aangeven in hoeverre het gebruikelijk is dat belastingverdragen alleen gelden voor belastingen die op federaal niveau worden geheven? Kan de regering voorts toelichten waarom onderhavig gedrag niet van toepassing is op bronbelastingen met betrekking tot loterijprijzen, terwijl dit in andere Nederlandse belastingverdragen wel het geval is, zo vragen de leden van de fractie van het CDA.
Er wordt opgemerkt dat belastingen naar het vermogen geen onderdeel zijn van het verdrag. Betekent dit dat belastingen op rendement van het vermogen wel of geen onderdeel zijn van het verdrag, zo vragen de leden van de fractie van de SP.
Hybride lichamen (artikel 3 juncto onderdeel I van het Protocol)
De leden van de fractie van de PVV vragen de regering om uit te leggen, met het oog op de toekomstige ontwikkelingen in het vennootschapsrecht, hoe de verdeling van bevoegdheden onder het huidige verdrag en onder het voorgestelde verdrag loopt ten aanzien van: 1. Openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, vennoot is in Nederland woonachtig, 2. Openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid, vennoot is in Zwitserland woonachtig, 3. Commanditaire vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, commanditaire vennoot is in Nederland woonachtig, 4. Commanditaire vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, commanditaire vennoot is in Zwitserland woonachtig, 5. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BV en 6. Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BV, indien dit lichaam in Nederland voor de heffing als een transparant lichaam zou worden aangemerkt.
Nederland vindt het nodig om de kwestie van de kwalificatieconflicten afzonderlijk in verdragen te regelen, aldus de leden van de CDA-fractie. Zwitserland wil zich het recht voorbehouden om de voorkomingsregels, die voor partnerships voortvloeien uit het OESO-rapport in geval van kwalificatieconflicten, niet toe te passen, als een kwalificatieconflict het gevolg is van een wijziging in de nationale wetgeving van de bronstaat na het sluiten van een belastingverdrag met een andere staat. De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot de rechtszekerheid voor belastingplichtigen?
Nederland heeft een voorbehoud gemaakt bij de uitgangspunten omtrent hybride lichamen van het OESO-rapport, aldus de leden van de SP-fractie. Wat houdt dit voorbehoud precies in? Welke aanwijzingen zijn niet overgenomen? Waarom wordt de oplossing van de OESO omtrent hybride lichamen niet volledig geacht door de Nederlandse regering, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Inwoner (artikel 4 juncto onderdelen III, IV en IX, tweede lid, van het Protocol)
De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij kunnen concluderen dat de voorgestelde regeling inzake inwonerschap thans in lijn is met het OESO-modelverdrag?
De Zwitserse Bondsstaat hanteert kennelijk de werkelijke zetelleer inzake de bepaling van inwonerschap van rechtspersonen, aldus de leden van de fractie van de SP. In hoeverre wordt het mogelijk voor Nederlandse vennootschappen om als inwoner van Zwitserland gekwalificeerd te worden door bijvoorbeeld bestuursvergaderingen in Zwitserland te houden? Voorziet het verdrag in een oplossing indien zowel Nederland als de Zwitserse Bondsstaat inwonerschap claimt van een naar Nederlands recht opgerichte rechtspersoon?
Vaste inrichting (artikel 5 juncto onderdeel VI van het Protocol)
Heeft de regering enig idee hoelang het zou duren voordat onderdeel VI van het protocol een dode letter is en artikel 5 volledig van toepassing is tussen de twee verdragsluitende partijen, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
Zwitserland vond het bezwaarlijk dat onder het Verdrag bouwwerken en dergelijke ineens een vaste inrichting gaan vormen, zonder dat de belastingplichtige daarmee rekening heeft kunnen houden, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. Daarom is een overgangsmaatregel getroffen, die eruit bestaat dat voor ondernemingen die inwoner van Nederland of Zwitserland zijn en met de uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden in de andere staat zijn begonnen vóór de inwerkingtreding van het Verdrag, de aanwezigheid van een vaste inrichting in die andere staat wordt beoordeeld op grond van het huidige belastingverdrag. De fractieleden van het CDA vragen zich af hoe lang de regering denkt dat dergelijke situaties zich voortdoen?
Inkomsten uit onroerende zaken (artikel 6)
De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij kunnen concluderen dat de voorgestelde regeling inzake inkomsten uit onroerende zaken in lijn is met het OESO-modelverdrag?
Winst uit onderneming (artikel 7 juncto onderdeel VII van het Protocol)
Mogen de leden van de PVV-fractie concluderen dat de voorgestelde regeling thans in lijn is met het OESO-modelverdrag, met uitzondering van de vergoedingen voor technische diensten of voor diensten van raadgevende of toezichthoudende aard?
Op Nederlands voorstel is afgesproken in een Memorandum van Overeenstemming vast te leggen dat op vergoedingen voor technische diensten of voor diensten van raadgevende of toezichthoudende aard de bepalingen van artikel 7 van het Verdrag van toepassing zijn, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Kan de regering genoemde leden uitleggen wat de achtergrond hiervan is? Voorts lezen genoemde leden dat het gebruikelijk is dat Nederland deze regeling in een protocol opneemt, maar dat naar de wens van Zwitserland is gekozen voor opname in een Memorandum van Overeenstemming, hetgeen het rechtskarakter heeft van een beleidsafspraak. Waarom is deze wens van Zwitserland ingewilligd? Wat zijn de gevolgen van de rechtszekerheid voor belastingplichtigen? Wat gebeurt er als één van de verdragspartners zich niet houden aan deze beleidsafspraak?
Zeevaart, binnenvaart en luchtvaart (artikel 8)
Mogen de leden van de PVV-fractie concluderen dat de voorgestelde regeling thans in lijn is met het OESO-modelverdrag?
Gelieerde ondernemingen (artikel 9)
Mogen de leden van de PVV-fractie concluderen dat de voorgestelde regeling thans in lijn is met het OESO-modelverdrag?
Dividenden (artikel 10 juncto onderdelen VIII, IX, X, XI, XII en XIII van het Protocol)
De leden van de VVD-fractie vragen zich naar aanleiding van de opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs af, hoe artikel 10, negende lid, moet worden gelezen, dus welk tarief is van toepassing?
Kan de regering de leden van de CDA-fractie uitleggen waarom er zoveel onderdelen van het Protocol van toepassing zijn op dit artikel? Kan de regering aangeven waarom onderdeel XII van het Protocol geen termijn geeft waarbinnen het verzoek om teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting op dividenden dient te worden gedaan, aangezien normaliter wel een termijn wordt opgenomen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs een tweetal zaken ten aanzien van artikel 10 aanstipt. In de eerste plaats ten aanzien van artikel 10, lid 9, in de tweede plaats ten aanzien van de zogenaamde Zwitserse «old reservers» praktijk. Kan de regering op beide opmerkingen ingaan?
Voor deelnemingsdividenden voorziet het verdrag in een bronheffing van 0%. Dat zou volgens de leden van de SP-fractie moeten betekenen dat het uitgekeerde dividend in de bronstaat volledig belast wordt in de woonstaat. Graag horen deze leden of deze interpretatie klopt. In beide landen is er echter ook een deelnemingsvrijstelling. Betekent dit nu dat deelnemingsdividenden hierdoor effectief nergens worden belast?
Het minimale deelnemingspercentage waarvoor de 0%-heffing bestaat wordt verlaagd van 25% naar 10%. Kan de minister aangeven of en hoeveel dit de Nederlandse schatkist kost? Hoeveel levert deze maatregel het bedrijfsleven op?
Voor overige dividenden is er een bronheffing van 15%. Hoe is dit in het huidige verdrag?
Interest (artikel 11 juncto onderdelen X en XII van het Protocol)
Ingevolge de Spaargeldenovereenkomst dient Zwitserland een bronbelasting in te houden op rentebetalingen met een «non Swiss source», die worden gedaan door in Zwitserland gevestigde instanties aan natuurlijke personen die inwoner zijn van een lidstaat van de Europese Gemeenschap en uiteindelijk gerechtigd zijn tot de rente. Kan de regering aangeven hoeveel bronbelasting Zwitserland jaarlijks heeft ingehouden vanaf 1 juli 2005, zo vragen de leden van de CDA-fractie?
Kan de regering aangeven waarom onderdeel XII van het Protocol geen termijn geeft waarbinnen het verzoek om teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting op interest en royalty’s dient te worden gedaan, aangezien normaliter wel een termijn wordt opgenomen?
Kan de regering aangeven waarom onderdeel XII van het Protocol geen termijn geeft waarbinnen het verzoek om teruggaaf van te veel ingehouden bronbelasting op royalty’s dient te worden gedaan, aangezien normaliter wel een termijn wordt opgenomen?
Vermogenswinsten (artikel 13 juncto onderdelen XIII en XIV van het Protocol)
Is Zwitserland nu wel of niet behulpzaam bij het invorderen van een conserverende aanslag, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
Inkomsten uit zelfstandige arbeid (artikel 14)
Mogen de leden van de fractie van de PVV afleiden uit de memorie van toelichting dat de regeling ten aanzien van inkomsten uit zelfstandige arbeid analoog verloopt als de regeling ten aanzien van winst uit onderneming en dat dit artikel louter in de tekst is opgenomen om Zwitserland niet op te zadelen met omvangrijke wetsaanpassingen?
Inkomsten uit niet-zelfstandige arbeid (artikel 15)
Kan de regering aangeven waarom er in artikel 15 lid 2 afgeweken is van het Nederlandse verdragsbeleid?
Directeursbeloningen (artikel 16)
De leden van de CDA-fractie merken op dat er verschillen zijn tussen het Nederlandse en het Zwitserse vennootschapsrecht, welke tot nadelige fiscale gevolgen (voor Zwitserland) zouden kunnen leiden. Begrijpen genoemde leden het goed dat wegens deze nadelige fiscale gevolgen van het verschil in vennootschapsrecht het volgende is afgesproken? «Het salaris van de leden van het bestuur van een Nederlandse vennootschap voor de ene helft ter belastingheffing toekomt aan Zwitserland en voor de andere helft aan Nederland. Deze verdeling geldt echter alleen voor zover de bestuursleden van de Nederlandse vennootschap in Zwitserland wonen. Alle overige vergoedingen in deze situatie mogen in Nederland worden belast. Woont het bestuurslid in Nederland, dan zijn alle vergoedingen, dus met inbegrip van het salaris, belastbaar in Nederland. Als het salaris van de leden van het bestuur van een Nederlandse vennootschap echter betrekking heeft op activiteiten die aan een Zwitserse vaste inrichting van die vennootschap zijn toe te rekenen, en ook ten laste komt van deze vaste inrichting, komt het salaris geheel ter belastingheffing toe aan Zwitserland, ongeacht de woonplaats van de bestuursleden». Genoemde leden verzoeken de regering deze regeling nader toe te lichten? Is dit niet ingewikkeld? En hoe logisch is het om een dergelijke regeling te treffen, gezien het feit dat het volgt uit het vennootschapsrecht dat Zwitserland heeft gekozen? Over welk bedrag aan belastbaar inkomen zou Zwitserland niet mogen heffen als deze regeling niet zou worden getroffen? Kan de regering voorts toelichting waarom een dergelijke bepaling voor de omgekeerde situatie ontbreekt?
Is het zo dat bestuurders van een in Zwitserland gevestigde vennootschap sowieso in de Zwitserse Bondsstaat worden belast of worden er nog voorwaarden gesteld, zo vragen de leden van de fractie van de SP. Hoe moeten zij aantonen dat zij bestuurder zijn bij een Zwitserse vennootschap? Moet dat blijken uit de werkzaamheden, zo ja hoe?
Artiesten en sportbeoefenaars (artikel 17)
De leden van de VVD-fractie vragen zich af, in welke mate de situatie van de artikelen 17 en 22 met betrekking tot sporters en artiesten zich zal voordoen.
Pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen (artikelen 18 en 19)
Uit de memorie van toelichting trekken de leden van de PvdA-fractie de conclusie dat Nederland niet of nauwelijks in staat is belasting te heffen op pensioen, lijfrenten of sociale zekerheidsuitkeringen bij Nederlanders die in Zwitserland wonen, maar die in Nederland de hiervoor betaalde premies steeds fiscaal hebben afgetrokken. Immers omdat Zwitserland uitgekeerde pensioenen volledig in de belastingheffing betrekt kan Nederland geen bronstaatheffing toepassen, zo is te lezen. Evenmin is dit het geval voor vermogende Nederlanders die vallen onder de Zwitserse lumpsumheffing en voor in Zwitserland woonachtige Nederlanders die genieten van in Nederland fiscaal afgetrokken lijfrente.
Deelt de regering de mening dat het onwenselijk is dat de fiscus achter het vist, juist bij vermogende Nederlanders die eerder grote bedragen fiscaal hebben afgetrokken voor hun oudedagsvoorziening? Om welke bedragen gaat het hier in relatie tot Zwitserland? Waarom waren gunstiger afspraken voor Nederland op dit punt niet mogelijk?
Meer in het algemeen vragen deze leden: speelt de problematiek dat de omkeerregel «premie aftrekbaar uitkering belast» afglijdt naar de regel «premie aftrekbaar uitkering onbelast» ook in relatie tot andere landen dan Zwitserland? Wat betekent dit voor de houdbaarheid van de omkeerregel op lange termijn?
Overheidsfunctionarissen (artikel 20) en studenten (artikel 21)
Mogen de leden van de PVV-fractie concluderen dat deze artikelen conform het OESO-modelverdrag zijn?
Vermijding van dubbele belasting (artikel 22)
De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom in het vijfde lid van artikel 22 niet per situatie wordt aangegeven welke afwijkende regeling ter voorkoming van dubbele belasting geldt?
Non-discriminatie (artikel 24)
De leden van de CDA-fractie merken op dat het non-discriminatieartikel op enkele punten afwijkt van het Nederlandse fiscale verdragsbeleid in deze. Er is geen non-discriminatieregeling opgenomen voor staatlozen. Waarom heeft Zwitserland dit geblokkeerd en wat zijn hiervan de gevolgen? Is dit, samen met het zesde lid, de enige afwijking van het Nederlandse fiscale verdragsbeleid?
Regeling voor onderling overleg (artikel 25 juncto onderdelen II en XV van het Protocol)
De leden van de fractie van de VVD vragen zich af hoe ruim de werking zal kunnen zijn van de in artikel II van het Protocol genoemde mutual agreement procedure.
Deze regeling is gebaseerd op de OESO-bepaling die een belastingplichtige – die op basis van het eerste lid van dit artikel een verzoek tot onderling overleg heeft ingediend – de mogelijkheid geeft om een arbitrageprocedure te starten indien de bevoegde autoriteiten niet binnen een periode van twee jaar in onderling overleg tot een oplossing komen. Op verzoek van Zwitserland wordt in het Verdrag uitgegaan van een periode van drie jaar, zo hebben de leden van de CDA-fractie begrepen. Waarom is een periode van drie jaar gekozen?
Het vijfde lid biedt aan de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid om in een «Onderlinge Overeenkomst» de wijze van toepassing van de arbitrageprocedure voorzien in artikel 25, vijfde lid, vast te stellen. Beide verdragsstaten hebben aangegeven deze Onderlinge Overeenkomst binnen afzienbare tijd te willen vaststellen, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Welke termijn heeft de regering in gedachten, vragen genoemde leden zich af? Het is immers van belang dat belastingplichtigen zo snel mogelijk weten waarop ze in voorkomende gevallen al dan niet kunnen rekenen
Uitwisseling van inlichtingen (artikel 26 juncto onderdeel XVI van het Protocol)
De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat geautomatiseerde uitwisseling van belastinggegevens met Zwitserland niet mogelijk is om dat het OESO-modelverdrag daar thans nog niet in voorziet, maar dat het verdrag louter voorziet in de uitwisseling op verzoek?
Welke stappen worden er ondernomen om mondiaal tot geautomatiseerde uitwisseling van belastinggegevens te komen?
Leden diplomatieke vertegenwoordigingen etc. (artikel 27)
Mogen de leden van de PVV-fractie concluderen dat dit artikel conform het OESO-modelverdrag is?
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Dezentjé Hamming-Bluemink
De adjunct-griffier van de commissie,
Marjolein van den Berg
Samenstelling:
Leden: Bijleveld-Schouten, A.T.B. (CDA), Slob, A. (CU), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), voorzitter, Omtzigt, P.H. (CDA), Irrgang, E. (SP), Neppérus, H. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66) en Huizing, M.E. (VVD).
Plv. leden: Hijum, Y.J. van (CDA), Rouvoet, A. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Knops, R.W. (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Leegte, R.W. (VVD), Haverkamp, M.C. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Veen, E. van der (PvdA), Karabulut, S. (SP), Halsema, F. (GL), Schaart, A.H.M. (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koşer Kaya, F. (D66), Pechtold, A. (D66) en Ziengs, E. (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32536-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.