32 515 Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en ITC-UNESCO inzake de registratie van stagiairs; Enschede, 2 november 2009

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 22 september 2010. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen wordengegeven uiterlijk op 22 oktober 2010.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt , omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 september 2010

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 2 november 2009 te Enschede totstandgekomen notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en ITC-UNESCO inzake de registratie van stagiairs (Trb. 2009, 224 en Trb. 2010, 233).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur betreffende het ITC-UNESCO Centrum voor geïngetreerde kartering (hierna te noemen: «ITC-UNESCO»), gevestigd te Enschede, maakt met enige regelmaat gebruik van stagiairs uit het buitenland. Deze stagiairs leveren een bijdrage aan het functioneren van ITC-UNESCO.

Het op 1 juni 1978 te Parijs tot stand gekomen zetelverdrag – de Briefwisseling tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur houdende een overeenkomst betreffende het ITC-UNESCO-Centrum voor geïntegreerde karteringovereenkomst (Trb. 1978, 144) – voorziet echter niet in een regeling met betrekking tot de positie van stagiairs. Hierdoor blijkt het problematisch om voor uit het buitenland afkomstige stagiairs de binnenkomst, het verblijf en de stage in Nederland mogelijk te maken via de Nederlandse vreemdelingen- en tewerkstellingsregelgeving. Gezien het belang dat ITC-UNESCO heeft bij het inzetten van deze stagiairs, is dan ook op verzoek van ITC-UNESCO een aanvullend verdrag op het eerdergenoemde zetelverdrag van ITC-UNESCO voor die groep gesloten. Dit verdrag is bij notawisseling tot stand gebracht.

Algemeen

Op grond van het nieuwe verdrag worden uit het buitenland afkomstige stagiairs voor de duur van maximaal zes maanden door het ministerie van Buitenlandse Zaken geregistreerd. Deze termijn kan in uitzonderlijke omstandigheden eenmaal worden verlengd met een maximum periode van zes maanden.

Daarnaast dienen de stagiairs voor hun verblijf aan bepaalde voorwaarden te voldoen, zoals een binnenkomst op reguliere wijze op grond van een op voorspraak van het ministerie van Buitenlandse Zaken te verstrekken visum, het beschikken over een geldige verblijfstitel voor een verblijf in Nederland, het hebben van een afdoende medische verzekering en voldoende financiële middelen. De stagiairs zullen enkel van ICT-UNESCO een stagevergoeding ontvangen, om de kosten van het levensonderhoud te dekken. Een stagiair zal geen aanspraak kunnen maken op Nederlandse (sociale) voorzieningen. Het is betrokkene niet toegestaan in Nederland anders dan in het kader van de stagevervulling arbeid te verrichten, en zij verplichten zich binnen twee weken na beëindiging van de stage Nederland te verlaten.

Bij aanname van een stagiair verstrekt ITC-UNESCO aan het ministerie van Buitenlandse Zaken een door de stagiair getekende verklaring vergezeld van bewijsstukken dat aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan. Op grond van artikel 4 van het onderhavige verdrag ontvangen de uit het buitenland afkomstige stagiairs van het ministerie van Buitenlandse Zaken vervolgens een identiteitskaart, welke door ITC-UNESCO uiterlijk acht dagen na het vertrek van de stagiair uit Nederland weer wordt geretourneerd. Deze identiteitskaart is tevens verblijfstitel voor de stagiair.

Overigens doet dit verdrag geen afbreuk aan de rechten van stagiairs op wie van toepassing zijn de bepalingen van, of die vastgesteld worden krachtens, het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap (geconsolideerde tekst in Tractatenblad 2003, nr. 150) en het op 13 december 2007 te Lissabon tot stand gekomen Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Trb. 2008, 11), betreffende het recht op toelating en verblijf, alsmede het verrichten van werkzaamheden. De regels omtrent toelating en verblijf van EU-burgers (en hun familieleden) zijn vastgelegd in Richtlijn 2004/38/EG (de zogenaamde «Burgerschapsrichtlijn») die is gebaseerd op, onder andere, artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (reizen en verblijven van EU-burgers). De bepalingen omtrent het verrichten van werkzaamheden binnen de Unie zijn vastgelegd in artikel artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (vrij verkeer van werknemers) en de daarop gebaseerde Verordening 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap. De Europese bepalingen inzake het vrij verkeer van werknemers zijn van toepassing op EU-burgers die werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan die waarvan zij onderdaan zijn. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan een stagiair wiens stageperiode dient als praktische voorbereiding op de eigenlijke uitoefening van een beroep, worden aangemerkt als «werknemer in de zin van artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het in artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen verbod om vreemdelingen zonder tewerkstellingsvergunning arbeid te laten verrichten zal voor zover het de stagevervulling betreft, gelet op artikel 3, eerste lid, onder a, van die wet, juncto artikel 1, eerste lid, onder d, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen, niet meer op hen van toepassing zijn.

Het aanvullende stagiairverdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de dag dat de notawisseling heeft plaatsgevonden, hetgeen noodzakelijk werd geacht in verband met de reeds voorziene plaatsing van stagiairs bij ITC-UNESCO. In dat kader is het van belang dat, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het verdrag, voor die plaatsing reeds een juridische basis aanwezig is.

Koninkrijkspositie

Het verdrag zal, evenals eerdergenoemd verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en ITC-UNESCO, voor wat het Koninkrijk betreft alleen voor Nederland gelden.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven