32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers en deskundigheidstoetsing van commissarissen

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bevoegdheden tot aanpassing en terugvordering van variabele beloningen van bestuurders van bepaalde rechtspersonen en dagelijks beleidsbepalers van financiële ondernemingen wettelijk vast te leggen en dat de deskundigheid van commissarissen van financiële ondernemingen getoetst kan worden door de toezichthouders;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 53a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor een coöperatie die een bank is in de zin van artikel 415 of een onderlinge waarborgmaatschappij die een verzekeringsmaatschappij is in de zin van artikel 427 is artikel 135 van overeenkomstige toepassing.

B

Aan artikel 135 worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 6. Het orgaan bedoeld in lid 4 is bevoegd de hoogte van een bonus aan te passen tot een passende hoogte indien uitkering van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Onder een bonus wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan het variabele deel van de bezoldiging waarvan de toekenning geheel of gedeeltelijk afhankelijk is gesteld van het bereiken van bepaalde doelen of van het zich voordoen van bepaalde omstandigheden.

  • 7. In geval van een openbaar bod als bedoeld in artikel 5:70 of 5:74 van de Wet op het financieel toezicht past het orgaan bedoeld in lid 4 de bonus die ten gevolge van het openbaar bod onvoorwaardelijk wordt aan tot een passende hoogte indien uitkering van de bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Hetzelfde geldt voor de bonus die nog voorwaardelijk is in geval van een openbaar bod als bedoeld in artikel 5:70 en, in geval van een openbaar bod als bedoeld in artikel 5:74, voor zover een dergelijk bod tot gevolg heeft dat overwegende zeggenschap wordt verkregen. De aanpassing geschiedt voorafgaand aan de uiterste datum voor gestanddoening van het openbaar bod.

  • 8. De vennootschap is bevoegd een bonus geheel of gedeeltelijk terug te vorderen voor zover de uitkering heeft plaatsgevonden op basis van onjuiste informatie over het bereiken van de aan de bonus ten grondslag liggende doelen of over de omstandigheden waarvan de bonus afhankelijk was gesteld. De vordering kan namens de vennootschap ook worden ingesteld door de raad van commissarissen, de niet uitvoerende bestuurders indien toepassing is gegeven aan artikel 129a, of door een bijzondere vertegenwoordiger die is aangewezen door de algemene vergadering. Afdeling 2 van titel 4 van Boek 6 is van overeenkomstige toepassing.

C

Artikel 245 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor een besloten vennootschap die een bank is in de zin van artikel 415 of een verzekeringsmaatschappij in de zin van artikel 427 is artikel 135 van overeenkomstige toepassing.

D

Aan artikel 383c wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De vennootschap doet opgave van het bedrag van de aanpassing dan wel terugvordering van de bonus als bedoeld in artikel 135 lid 6 tot en met 8.

ARTIKEL II

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A. Na artikel 1:110 wordt een hoofdstuk toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 1.7

Overeenkomstige toepassing bevoegdheden aanpassing en terugvordering bonussen bij financiële ondernemingen

Artikel 1:111

  • 1. Voor financiële ondernemingen zijn de bevoegdheden van artikel 2:135, zesde en achtste lid, van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In aanvulling op artikel 2:135, zesde en achtste lid, zijn de bevoegdheden van toepassing bij alle dagelijks beleidsbepalers.

  • 3. De bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid komen bij financiële ondernemingen toe aan het orgaan dat of degene die de beloning vaststelt.

B. Aan artikel 3:8 wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, wordt dit toezicht gehouden door personen die deskundig zijn in verband met de uitoefening van dit toezicht.

C. Aan artikel 4:9, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, wordt dit toezicht gehouden door personen die deskundig zijn in verband met de uitoefening van dit toezicht.

ARTIKEL III

De personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet binnen een financiële onderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht deel uitmaken van een orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van die financiële onderneming, worden tot het einde van hun op dat tijdstip lopende benoemingstermijn, doch uiterlijk tot 1 januari 2015, geacht deskundig te zijn in de zin van artikel 3:8, tweede volzin, of 4:9, eerste lid, tweede volzin, van de Wet op het financieel toezicht, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een beoordeling van die deskundigheid.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Justitie,

De minister van Financiën,

Naar boven