De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt onderdeel B als volgt gewijzigd:
1. Er wordt een aanhef ingevoegd, luidende: Artikel 135 wordt als volgt gewijzigd:.
2. Voor de huidige tekst wordt de aanduiding «6.» geplaatst.
3. Voor onderdeel 6 worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:
1. In het tweede lid wordt «een standpunt te bepalen» vervangen door: een advies uit
te brengen.
2. In het tweede lid wordt «het standpunt» telkens vervangen door: het advies.
3. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. In het vijfde lid wordt na de tweede volzin een volzin ingevoegd, luidende: Lid 2,
lid 3 en lid 3a zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
Toelichting
Indiener beoogt met dit amendement het draagvlak voor het beloningsbeleid bij de Algemene
Vergadering van Aandeelhouders (hierna: AVA) en de Ondernemingsraad (hierna: OR) te
versterken en de verantwoording over het beloningsbeleid te verbeteren. Dit wordt
bereikt door een tweetal wijzigingen in artikel 135 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek door te voeren:
-
1. De benodigde meerderheid in de AVA voor de vaststelling of goedkeuring van het beloningsbeleid
en de vaststelling van een aandelen- en optieplan worden afhankelijk van het advies
van de OR en;
-
2. Er wordt een verantwoordingmoment vastgelegd over het beloningsbeleid.
De vaststelling of de goedkeuring van het beloningsbeleid voor het bestuur geschiedt
nu door de AVA. Dat blijft zo, maar de benodigde meerderheid bij de besluitvorming
wordt afhankelijk van het advies van de OR. Als de OR positief adviseert over het
beloningsbeleid is een absolute meerderheid (meer dan de helft) vereist in de AVA,
bij een negatief advies is dat een meerderheid van twee derde. Hierdoor zal het beloningsbeleid
op een breder draagvlak komen te rusten en wordt voorkomen dat beloningsverhoudingen
binnen de onderneming te zeer «uit het lood slaan». Het samenspel tussen AVA en OR
waarborgt dat het beloningsbeleid zowel wordt afgestemd op het belang van de aandeelhouders
als op het belang van de onderneming. Hetzelfde geldt voor de vaststelling van een
aandelen- en optieplan voor bestuurders. Aangezien het vennootschapsbelang kan afwijken
van het aandeelhoudersbelang, is er een goede grond om de OR ook enige invloed te
geven bij de toekenning van aandelen en opties.
Daarnaast worden open NV’s zoals beursvennootschappen verplicht om jaarlijks verantwoording af te leggen over de uitvoering van het beloningsbeleid
aan de OR en de AVA. Nu ontbreekt nog een specifiek verantwoordingsmoment. Het oordeel
van de OR en de AVA is niet bindend, dus de beleidsvrijheid van de vennootschap wordt
daardoor niet aangetast. Maar het bestuur en de Raad van Commissarissen worden wel
gedwongen tot specifieke verantwoording over bijvoorbeeld hoge vertrekregelingen en
hoge bonussen.
Schouw