32 512 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers

Nr. 16 AMENDEMENT VAN HET LID SCHOUW

Ontvangen 20 april 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel B, wordt in het zesde lid van artikel 135 «naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn» vervangen door: voor de vennootschap onredelijk en onbillijk zou zijn.

Toelichting

Indiener beoogt met dit amendement de voorgestelde bevoegdheid tot het aanpassen van de hoogte van de bonus (de redelijkheidstoets) te versterken, zodat deze bevoegdheid ook daadwerkelijk een toegevoegde waarde zal hebben ten opzichte van de huidige situatie.

Volgens het geldende recht is een in een overeenkomst opgenomen regel niet van toepassing, als dit in de gegeven omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, onaanvaardbaar zou zijn (art. 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Ten opzichte van het geldende recht voegt het voorgestelde artikel 2:135 lid 6 BW daarom niets toe. De toets die volgens het wetsvoorstel en volgens art. 6:248 lid 2 BW geldt (naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar) is bovendien dermate zwaar, dat deze slechts in extreme gevallen zal worden toegepast. Wil het zesde lid enige betekenis hebben ten opzichte van het geldende recht, dan zal de toets enigszins moeten worden verlicht. Dit amendement strekt er dan ook toe de maatstaf aan te passen. Daarbij is aangeknoopt bij het onlangs gewijzigde Duitse recht. In §87 Aktiengesetz is bepaald dat met de bestuurder moet worden overeengekomen dat de bezoldiging in bijzondere omstandigheden kan worden verminderd.1 Daarbij wordt als criterium gehanteerd dat de hoogte van de beloning onbillijk voor de vennootschap (unbillig für die Gesellschaft) zou zijn. In dezelfde geest stelt dit amendement voor om bij de redelijkheidstoets de maatstaf dat de bonus «voor de vennootschap onredelijk en onbillijk zou zijn» te hanteren. Dit amendement gaat minder ver dan het Duitse recht, in zoverre dat in Duitsland de vermindering betrekking kan hebben op de gehele beloning, terwijl het voorgestelde artikel 2:135 lid 6 BW slechts ziet op bonussen.

Vanzelfsprekend laat de iets lichtere drempel onverlet dat het zal moeten gaan om bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de toestand van de vennootschap na de toekenning van de bonus aanmerkelijk is verslechterd.

Schouw

Naar boven