32 500 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2011

Nr. 106 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 juni 2011

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 27 april 2011 inzake Personeelsrapportage van Defensie met de stand van 31 december 2010 (ontwikkelingen van de personeelslogistieke keten in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 en de daaruit resulterende vullings- en bestandsopbouw) (Kamerstuk 32 500 X, nr. 93).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 juni 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Beek

De adjunct-griffier van de commissie,

Lemaier

1 en 17

Kunt u een overzicht geven van de vullingspercentages van de schaarstecategorieën, per categorie, voor de jaren 2008, 2009 en 2010?

Kunt u een overzicht geven van de gemiddelde verblijfsduur uitstroom militair personeel, uitgesplitst naar mannen en vrouwen en voor de jaren 2009 en 2010?

De informatiesystemen bij Defensie zijn niet ingericht om op een korte termijn te voorzien in de gevraagde gegevens. De gevraagde informatie zal deel uitmaken van de volgende personeelsrapportage.

2

Kunt u aangeven wat het einde van het diversiteitsbeleid betekent voor de vullings- en bestandsopbouw bij Defensie voor de nabije toekomst? Hoe verwacht u dat de vullingsgraad zich de komende jaren zal ontwikkelen?

Zoals uiteengezet in de brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 2) moet de defensieorganisatie in 2014 volledig zijn gevuld. De bestandopbouw en de vullingsgraad worden door de beëindiging van het diversiteitsbeleid niet beïnvloed.

3 en 15

Voor hoeveel personen is de opkomst verschoven van 2010 naar 2011? Welk deel van het totaal aantal opkomsten is dit?

Is opkomst van de 400 personen van wie de opkomstdatum is verschoven gegarandeerd? Welke afspraken zijn hierover met de betreffende personen gemaakt? Om welke functies gaat het?

Van 400 personen, ongeveer tien procent van de totale instroom, is de opkomst verschoven van 2010 naar 2011. Deze personen zijn inmiddels opgekomen en begonnen met hun opleiding. Het betreft voornamelijk personeel dat functies gaat vervullen bij het Commando zeestrijdkrachten en het Commando landstrijdkrachten.

4

Op welke wijze wordt de bevorderingsruimte voor militair personeel in 2011 beperkt? Voor welk aantal militairen en ten aanzien van welke rangen?

In 2011 wordt terughoudend omgegaan met de bevordering van militair personeel tot de hogere (onder)officiersrangen. Bij de onderofficieren gaat het daarbij om de rangen vanaf sergeant-majoor of vergelijkbaar, bij de officieren om de rangen vanaf majoor.

5

Kunt u inzichtelijk maken in welke mate de formatieve inhuur is verminderd ten opzichte van het jaar 2009?

De gemiddelde formatieve inhuur per jaar is gedaald van 234 vte’n in 2009 naar 123 vte’n in 2010.

6

Waarom zijn slechts de effecten van een deel van de genomen maatregelen in de personeelsrapportage zichtbaar? Welke maatregelen betreft het hier? Wat zijn hiervan de effecten? Welke effecten van de genomen maatregelen worden nog verwacht, en op welke termijn?

De gevolgen van de verschuiving van de opkomst van 400 personen naar 2011 zijn zichtbaar in deze rapportage omdat hierdoor de instroom kleiner is. De effecten van de overige maatregelen, waaronder de vacaturestop en de beperking van de instroom, worden zichtbaar in de personeelsrapportage 2011.

7

Volgens de eerste indicaties voldoet het aantal leerlingen dat instroomt vanuit de opleidingen Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) niet aan de verwachtingen. Wat bedoelt u hiermee? Welke redenen zijn er voor het tegenvallen van dit cijfer? Kunt u dit toelichten?

Vooralsnog zijn van de eerste groep van 550 leerlingen die de opleiding Veiligheid en Vakmanschap op niveau 2 (VeVa) in 2009 zijn begonnen, kunnen er maximaal 270 leerlingen bij Defensie instromen in plaats van de verwachte 360. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat leerlingen hun sollicitatie bij Defensie intrekken of doordat zij niet voldoen aan de fysieke of psychische eisen. Defensie streeft ernaar de uitval te verkleinen door onder meer het wervingsproces aan te passen en de voorlichting aan de leerlingen in samenwerking met de ROC’s te verbeteren. Naar verwachting kan Defensie met deze verbeteringen in 2011 de wervingsdoelstelling wel halen.

8 t/m 12

Wordt er samengewerkt met Regionale Opleidingscentra (ROC’s) om het aantal opleidingsplekken af te stemmen met de voorziende behoefte van Defensie in de aankomende jaren? Op welke wijze is de samenwerking met de ROC's in de loop van 2010 geïntensiveerd? Wordt voortzetting van deze geïntensiveerde samenwerking ook voorzien voor het jaar 2011?

Wat gebeurt er met de instroom vanuit de ROC’s nu er 2300 vacatures geschrapt worden bij Defensie? Is er nog plaats voor deze leerlingen?

Indien duidelijk wordt dat de leerlingen van de opleidingen VeVA van de ROC’s niet meer allemaal bij Defensie terecht kunnen, wordt hun curriculum hier dan op aangepast?

Wat is de reden van de sterkte toename van het aantal leerlingen in opleiding in het jaar 2010/2011 ten opzichte van 2009/2010?

Wat gebeurt er als het aantal ROC-leerlingen die hun opleiding willen afsluiten met een aanstelling bij Defensie boven de verwachting uitkomt? Wordt er dan ruimte gecreëerd voor deze nieuwe instromers? Zo ja, hoe?

Zoals uiteengezet in de brief van 19 mei jl. wordt de samenwerking met de ROC’s dit jaar geïntensiveerd. De instroom van leerlingen van de opleiding Veiligheid & Vakmanschap (VeVa) wordt steeds belangrijker voor de vulling van de lagere functies bij Defensie en het is daarom ook de bedoeling dat de instroom vanuit de opleiding VeVa in de komende jaren verder zal toenemen. Alle leerlingen van de opleiding VeVa die aan de eisen voldoen, kunnen rekenen op een baan bij Defensie. Als het aantal leerlingen dat de opleiding voltooit groter is dan voorzien, worden minder andere jongeren zoals schoolverlaters aangesteld.

13

Hoeveel kosten zijn bespaard met het beperken van de wervingsactiviteiten? Wordt er met de bezuinigingen opnieuw gesneden in het wervingsbudget? Zo ja, hoeveel blijft hier nog van over in 2011 en 2012?

In 2010 is het wervingsbudget van € 27 miljoen verlaagd tot € 15 miljoen. Voor 2011 en 2012 is respectievelijk € 10 miljoen en € 20 miljoen begroot.

14

Hoe verklaart u dat slechts een klein deel van de belangstellenden (13 344 van de 67 790) uiteindelijk gesolliciteerd heeft op een vacature bij Defensie? Hoe wilt u ervoor zorgen dat er meer belangstellenden solliciteren op vacatures bij Defensie?

Niet iedereen die belangstelling toont voor een baan bij Defensie besluit te solliciteren. Dit is steeds een persoonlijke afweging. Defensie streeft ernaar belangstellenden met gerichte arbeidsmarktcommunicatie te bereiken.

16

Kunt u de volgende zin nader toelichten: «Vrouwen die worden bevorderd hebben gemiddeld minder lang dan mannen in hun oude rang gefunctioneerd». Is dit gevolg van beleid dat gevoerd wordt door Defensie? Komt dit door het (oude)diversiteitsbeleid?

Het betreft een feitelijke constatering over de tijdsduur waarin vrouwelijke militairen die in 2010 zijn bevorderd in hun oude rang hebben gefunctioneerd. Het is geen beleid van Defensie vrouwen sneller te bevorderen dan mannen. Defensie heeft geen onderzoek verricht naar de achterliggende oorzaken.

18, 21 en 22

Hoe komt het dat de verblijfsduur van uitgestroomde onderofficieren en officieren is gestegen?

Kunt u het verschil verklaren tussen het cijfer «irreguliere uitstroom» en het cijfer «w.o Opleidingsverloop»?

Welke soorten van irreguliere uitstroom bestaan er?

Van irreguliere uitstroom is sprake indien het ontslag niet wordt verleend vanwege het bereiken van een bepaalde leeftijd of het einde van het arbeidscontract. Opleidingsverloop wordt ook tot irreguliere uitstroom gerekend. In 2010 is de irreguliere uitstroom van (onder)officieren gedaald ten opzichte van de reguliere uitstroom. De gemiddelde verblijfsduur neemt daardoor toe omdat meer (onder)officieren met leeftijdsontslag zijn gegaan.

19

Kunt u nader ingaan op het gegeven dat de uitstroom van personeel met een opleidingsduur van meer dan twee maanden sterk is gestegen?

In 2009 heeft Defensie extra personeel geworven voor onder meer technische en geneeskundige functies. Dit personeel krijgt bij Defensie een langere opleiding dan personeel voor gevechtsfuncties. Daarom volgde in 2010 een groter deel van de leerlingen dan normaal een lange opleiding. De uitstroom bij deze groep personeel is niet groter dan voorheen. Wel is het aandeel van deze groep in de totale uitstroom gegroeid, maar dat komt omdat er meer personeel was met een langere opleidingsduur en minder personeel met een kortere opleidingsduur.

20

Hoeveel arbeidsplaatsen gaan er bij de verschillende krijgsmachtdelen, de bestuursstaf, CDC en DMO verloren na de aangekondigde bezuinigingen? Wat gaat de ontwikkeling voor deze onderdelen zijn in 2011, 2012, 2013 en 2014?

Door de bezuinigingen bij Defensie komen 12 000 arbeidsplaatsen te vervallen en zullen 6 000 medewerkers overtollig worden. De reorganisaties moeten nog beginnen, waardoor het niet mogelijk is een overzicht te geven van de verdeling van de gedwongen uitstroom naar defensieonderdelen in de komende jaren. De reorganisatietrajecten beginnen in augustus a.s. en zullen in 2012 nog niet volledig zijn voltooid. Defensie streeft er echter wel naar individuele medewerkers vanaf eind 2011 meer duidelijkheid te geven.

23

Hoe verklaart u de overschrijding van de geplande personeelssterkte in 2010? Hoe groot is het bedrag dat met de overschrijding van 727 VTE is gemoeid? Op welke manier wordt dit in 2011 gecompenseerd?

De uitstroom van personeel in 2010 was kleiner dan geraamd. Hierdoor is de geplande personeelsterkte overschreden. De instroombeperkende maatregelen die Defensie in 2010 heeft genomen, hebben pas eind 2010 effect gehad. Met de overschrijding is een bedrag van € 36 miljoen gemoeid. De defensieonderdelen waar sprake was van een overschrijding moeten deze in 2011 binnen de eigen begroting compenseren.

24

Wat is het effect van de administratieve vertragingen bij reorganisaties op het aantal onbezette militaire arbeidsplaatsen?

Een administratieve vertraging treedt op bij de verplaatsing van medewerkers naar andere defensieonderdelen. Omdat de medewerker reeds een formatieplaats vult bij het nieuwe onderdeel maar nog administratief is ingedeeld bij zijn vorige onderdeel, ontstaat een ondervulling dan wel overvulling van de desbetreffende defensieonderdelen.

25 en 27

Hoe is het mogelijk dat het leerlingenbestand van Defensie 1171 VTE'n hoger is dan begroot? Wat zijn hiervan de extra kosten?

Welke leerlingen vallen onder de 1 171 VTE’n, die Defensie in 2010 teveel had? In hoeverre ging het hier om de zogenaamde «wachtklikkers»? Verwacht u dat deze problematiek zich in 2011 oplost?

In de afgelopen jaren heeft Defensie extra personeel aangenomen voor de vacatures die in 2008 en 2009 zijn ontstaan. Het betreft voornamelijk personeel bestemd voor technische en geneeskundige functies. De overschrijding van het aantal leerlingen wordt veroorzaakt doordat deze militairen opleidingen volgen van twee tot vier jaar. Hiermee is een bedrag van € 30 miljoen gemoeid. Dit werd gefinancierd uit de vrijval van de budgetten voor formatie vanwege de ondervulling.

Een aantal leerlingen zal na de voltooiing van de opleiding niet direct een functie kunnen vervullen. Zij worden dan tijdelijk boven de sterkte bij een eenheid geplaatst («wachtklikkers»). Deze groep is niet inbegrepen bij het aantal van 1171 boventallige leerlingen. Defensie streeft ernaar het aantal «wachtklikkers» tot een minimum te beperken.

26

Hoe lang wordt er al gewerkt met het FPS? Klopt het dat militairen die aan hun leeftijdstermijn zitten, automatisch in fase 3 een contract kregen door fouten in het systeem en lacunes in de regelgeving?

Met mijn brief van 3 maart jl. (Kamerstuk 32 500 X, nr. 88) heb ik de Kamer geïnformeerd over het Flexibel Personeelssysteem (FPS) dat is ingevoerd in januari 2008. Bij de invoering van het FPS is besloten militairen met een aanstelling voor onbepaalde tijd een FPS fase 3-contract te geven. Fouten of lacunes waren hierbij niet aan de orde.

28

Is de uitstroom van militair personeel in de verschillende leeftijdscategorieën gelijkmatig geweest? Kunt u een overzicht geven van de aantallen militairen die de organisatie in 2010 hebben verlaten per leeftijdscategorie?

De onderstaande tabel bevat de onderverdeling naar leeftijd van de in 2010 uitgestroomde militairen.

Leeftijd

≤ 19

20–24

25–29

30–34

35–39

40–44

45–49

50–54

55–59

60 ≥

Aantal

787

1159

604

301

160

43

50

198

639

4

29

Hoe kan het dat vrouwen een zo grote overschrijding kennen van de personeelsplafonds? Kom dit door het oude diversiteitsbeleid?

Defensie kent geen functieplafond voor vrouwen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Knops, R.W. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), ondervoorzitter, Berndsen, M.A. (D66), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Bosman, A. (VVD), El Fassed, A. (GL), Hernandez, M.M. (PVV), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Hachchi, W. (D66) en Grashoff, H.J. (GL).

Plv. leden: Taverne, J. (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Ferrier, K.G. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Vacature VVD, Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Ormel, H.J. (CDA), Schouw, A.G. (D66), Bontes, L. (PVV), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Peters, M. (GL), Roon, R. de (PVV), Haverkamp, M.C. (CDA), Pechtold, A. (D66) en Braakhuis, B.A.M. (GL).

Naar boven