Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2012
Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet verplichte
deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling
(32 477) op 28 maart jl., heb ik u naar aanleiding van de motie1 van mevrouw Vermeij (PvdA) c.s. toegezegd nader in te gaan op de evaluatie van de
gewijzigde regelgeving. Tevens is mij gevraagd in te gaan op het amendement-Omtzigt
(CDA) c.s.
Zoals ik al in het plenaire debat heb gemeld, is het op zich goed om effecten van
regelgeving in de praktijk te inventariseren. Voor een zinvolle evaluatie is het wenselijk
dat (nieuwe) regels eerst hun werk kunnen doen in de praktijk. Een periode van twee
jaar, zoals in de motie verwoord, is in dit geval wel erg kort omdat de te verwachten
gedragseffecten onder pensioendeelnemers zich niet onmiddellijk zullen voordoen. De
evaluatie zal meer toegevoegde waarde hebben als deze over vijf jaar wordt verricht.
Wat betreft het onderwerp van de evaluatie, heeft mevrouw Vermeij gesuggereerd ook
te inventariseren hoe het aantal machtigingen dat deelnemers afgeven aan hun bedrijfstakpensioenfonds
zich heeft ontwikkeld. Dergelijke informatie wordt thans niet geregistreerd. Vanuit
de optiek van beperking van administratieve lasten, ben ik er geen voorstander van
dat pensioenuitvoerders dit apart moeten registreren. De evaluatie zal daarom beperkt
en kwalitatief van karakter zijn.
In het debat heeft de heer Omtzigt (CDA) mij gevraagd toe te lichten hoe het amendement-Omtzigt
c.s.2 ertoe leidt dat commerciële aanbiedingen bij deelnemers terecht kunnen komen. Dit
kan zich voordoen als gevolg van het onderdeel van het amendement dat de categorie
«werkgevers» schrapt. Dit heeft tot gevolg dat pensioenuitvoeringsbedrijven die de
regeling van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds uitvoeren, het gegevensbestand
van werkgevers, waarover ze beschikken vanwege de uitvoering van de verplichte regeling,
mogen gebruiken voor het doen van commerciële aanbiedingen aan werkgevers. Ook kunnen
zij zo eenvoudig commerciële informatie via de werkgever aan de deelnemers verstrekken.
Dit betekent een risico op het weglekken van het werkgeversbestand van een bedrijfstakpensioenfonds
naar commerciële partijen. Andere commerciële marktpartijen beschikken niet over het
werkgeversbestand van het bedrijfstakpensioenfonds en worden daardoor op achterstand
gezet.
Commerciële informatie kan ook bij deelnemers terecht komen door het onderdeel van
het amendement dat mogelijk maakt dat bedrijfstakpensioenfondsen gegevens van (gewezen)
deelnemers mogen verstrekken aan in dezelfde bedrijfstak werkzame fondsen voor vervroegd
uittreden, opleidingsfondsen of andere fondsen, zonder machtiging van individuele
werknemers. Daarmee is niet te voorkomen dat informatie bij een commerciële partij
terechtkomt, die vervolgens commerciële informatie verstrekt aan deelnemers.
Beide onderdelen van het amendement raken de kern van het wetsvoorstel, namelijk het
waarborgen van het gelijke speelveld, en zijn daarom onwenselijk.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp