32 446 Wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met het invoeren van een regeling op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten met betrekking tot interlandelijke adoptie

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 25 mei 2010 en het nader rapport d.d. 7 juli 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 4 mei 2010, no.10.001236, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met het invoeren van een regeling op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kan worden verleend in de gemaakte kosten met betrekking tot interlandelijke adoptie, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel beoogt een regeling te treffen op grond waarvan adoptiefouders een tegemoetkoming kunnen ontvangen in de kosten van interlandelijke adoptie.

De Raad van State maakt daarbij de volgende kanttekening.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 mei 2010, nr. 10.001236, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 25 mei 2010, nr. WO3.10.0166/II, bied ik U hierbij aan.

De toelichting stelt dat de kosten van de indiening en behandeling van een adoptieverzoek, als het gaat om een interlandelijke adoptie, fors tot zeer fors zijn. Daarom is een zekere tegemoetkoming in die kosten, zij het door middel van een forfaitair bedrag, gewenst.2 De Raad acht deze motivering voor een nieuwe subsidieregeling niet overtuigend. De aftrek van adoptiekosten is vervallen bij het Belastingplan 2007 (per 1-1-2009), bij de afschaffing van de buitengewoneuitgavenregeling voor zorgkosten. In de memorie van toelichting bij het Belastingplan is dit als volgt gemotiveerd: Aangezien de aftrek van adoptiekosten enkel is voortgekomen uit de aftrek van bevallingskosten komt met het vervallen van laatstgenoemde aftrek ook de aftrek van adoptiekosten te vervallen.3 Zoals ook in de memorie van toelichting wordt uiteengezet is vervolgens in de daarop volgende discussie in de Tweede Kamer aan de orde geweest dat een adequate vervangende regeling zou moeten worden opgesteld.4

Als het gaat om interlandelijke adopties is er een zekere verantwoordelijkheid van de overheid ten opzichte van de landen van waaruit de kinderen worden geadopteerd. De overheid heeft er voor zorg te dragen dat de adoptiekinderen in een goed leefmilieu terecht zullen komen. Daarom moeten aspirant-adoptiefouders aan bepaalde eisen voldoen. Dit brengt bepaalde kosten met zich voor deze ouders, zoals de kosten van een voorlichtingscursus, waarvan de toelichting melding maakt. Voorts is het niet de bedoeling dat op grond van draagkracht selectie tussen aspirant-adoptiefouders plaatsvindt. De kosten van een interlandelijke adoptie behoren dan ook niet prohibitief te zijn voor een dergelijke adoptie. Het gaat in dit geval om een generieke regeling. Zij maakt geen onderscheid naar de draagkracht van de ouders, noch naar de aard van de kosten. Niet aannemelijk is dat alle adoptiefouders in zodanige omstandigheden verkeren dat een tegemoetkoming op haar plaats zou zijn omdat de adoptie anders niet tot de mogelijkheden zou behoren. Verder ziet de tegemoetkoming niet op bepaalde kosten. Voor zover er een (beperkte) overheidsverantwoordelijkheid zou zijn om tegemoet te komen in de adoptiekosten, sluit de voorgestelde generieke regeling daarop niet aan. De (uit budgettaire overwegingen ingegeven) benadering waarbij het bedrag dat gemoeid was met de afschaffing van de buitengewone uitgavenregeling (na vermindering met de – niet geringe – uitvoeringskosten) wordt verdeeld onder de betrokkenen, volstaat in dit verband daarom niet.

Tegen deze achtergrond adviseert de Raad de voorgestelde subsidieregeling alsnog dragend te motiveren.

Het ontwerp geeft de Raad van State reden tot het maken van een opmerking over de motivering van de keuze voor de toekenning van een forfaitair bedrag in plaats van een inkomens- of kostenafhankelijke regeling. De Raad adviseert een dragende motivering op te nemen. De memorie van toelichting is overeenkomstig het door de Raad gegeven advies aangevuld met een korte uiteenzetting van de redenen waarom gekozen is voor een forfaitair bedrag voor alle adoptiefouders die aan de gestelde voorwaarden voldoen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde ongewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Memorie van toelichting, onderdeel «algemeen».

XNoot
3

Kamerstukken II 2006/07, 31 205, nr. 3, blz. 35.

XNoot
4

Kamerstukken II 2007/08, 31 205 en 31 206, nr. 53 en Kamerstukken II 2008/09, 29 689 en 31 265, nr. 231.

Naar boven