32 439 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning om te regelen dat eigen bijdragen voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang door gemeenten bij verordening worden geregeld, en vervolgens door of namens hen worden vastgesteld en geïnd, en dat de toegang tot maatschappelijke ondersteuning voor vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijf houden, in bepaalde gevallen wordt uitgesloten

Nr. 11 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 januari 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, wordt in artikel 8, derde lid, «uikering» vervangen door: uitkering

B

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen datum.

Toelichting

Met de eerste nota van wijziging (32 439, nr. 9) zijn in het wetsvoorstel wijzigingen aangebracht om gemeenten eenvoudiger in staat te stellen burgers van de Europese Unie die minder dan drie maanden dan wel werkzoekend in Nederland zijn, de toegang tot maatschappelijke opvang te weigeren. Die wijzigingen hebben vorm gekregen door middel van het geheel herformuleren van de tekst van artikel 8 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waarin in het oorspronkelijk ingediende wetsvoorstel reeds wijzigingen waren voorgesteld om het mogelijk te maken dat gemeenten ook voor niet als individuele voorziening aan te merken opvangvoorzieningen eigen bijdragen zouden kunnen opleggen en heffen in plaats van de tot nu toe door de instellingen voor het verlenen van onderdak aan de betrokken cliënten in rekening gebrachte bedragen.

Daarbij is over het hoofd gezien dat als gevolg van de gekozen vormgeving de bepaling inzake de inwerkingtreding van het wetsvoorstel (Artikel II), waarin terugwerkende kracht voor de oorspronkelijk beoogde wijziging is voorzien, ook zou gelden voor de wijzigingen met betrekking tot de bedoelde EU-burgers. Het is evenwel niet wenselijk, noch noodzakelijk, de beperking van de aanspraak van deze burgers op maatschappelijke opvang met terugwerkende kracht te realiseren.

Een en ander heeft ertoe geleid dat de inwerkingtredingsbepaling opnieuw is bezien. Dat heeft geleid tot de conclusie dat het onderdeel van die bepaling inzake terugwerkende kracht alsnog kan worden geschrapt, omdat die ook voor de mogelijkheid van gemeenten om op grond van de Wmo een eigen bijdrage te bepalen en te heffen voor opvangvoorzieningen niet noodzakelijk is. Voor het opleggen van een eigen bijdrage voor opvangvoorzieningen zullen gemeenten allereerst, de – veelal reeds ter vaststelling gereed liggende – wijzigingen van hun verordeningen moeten vaststellen. Daarna zullen de gemeenten de instellingen dan kunnen machtigen tot het namens de gemeente heffen van de eigen bijdragen en komt er een einde aan de nu bestaande praktijk dat instellingen voor – niet als individuele voorziening aangemerkte – opvangvoorzieningen zelf bedragen aan de opvangcliënten in rekening brengen. Er is geen reden om met terugwerkende kracht verordeningen vast te stellen, mandaten af te geven en alsnog beschikkingen vast te stellen waarbij ter vervanging van de door de instellingen aan betrokkenen in rekening gebrachte bedragen alsnog hetzelfde bedrag als eigen bijdrage op grond van de gewijzigde Wmo wordt vastgesteld.

In verband met het beleid inzake vaste verandermomenten treden wetswijzigingen in beginsel in werking per 1 juli of 1 januari van een jaar. Afhankelijk van het tijdstip waarop de wet tot stand zal komen, zal het tijdstip van inwerkingtreding derhalve bij koninklijk besluit op 1 juli dan wel 1 januari daaropvolgend worden vastgesteld.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven