32 406 (R1913) Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken; Straatsburg, 8 november 2001

B/ nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 4 maart 2010 en het nader rapport d.d. 14 april 2010, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 15 februari 2010, no. 10.000380, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt een Tweede Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken; Straatsburg, 8 november 2001 (Trb. 2002, 30 en Trb. 2008, 157), met toelichtende nota.

Volgens de toelichtende nota hebben de regering van de Nederlandse Antillen en de regering van Aruba aangegeven medegelding wenselijk te achten.1 Teneinde uitvoering te kunnen geven aan het Protocol dienen wijzingen te worden aangebracht in het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen en het Wetboek van Strafvordering van Aruba. De Raad van State van het Koninkrijk adviseert in de toelichtende nota nader in te gaan op de tot stand te brengen uitvoeringswetgeving, mede in het licht van de staatkundige herziening van het Koninkrijk.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 februari 2010, nr. 10.000380, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde Protocol rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 4 maart 2010, nr. W03.100047/II/K, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State van het Koninkrijk adviseert om nader in te gaan op de tot stand te brengen Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse uitvoeringswetgeving. Terzake kan worden aangegeven dat op 1 januari 2007 het project evaluatie Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen en Aruba van start is gegaan. In het kader van dit project is allereerst begonnen met het ontwerpen van een wettelijke regeling voor de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden. De daarop betrekking hebbende ontwerp-landsverordeningen van de Nederlandse Antillen en Aruba zijn inmiddels in procedure gebracht. Na instemming van de Ministeriële Samenwerkingsraad kunnen deze ontwerp-landsverordeningen ter advisering aan de Raden van Advies van die landen worden voorgelegd. Met deze regelgeving zal voor een deel ook uitvoering worden gegeven aan de verplichtingen, voortvloeiend uit het Tweede Aanvullend Protocol. Daarnaast zullen de landen nog dienen te voorzien in wetgeving op een aantal andere onderdelen, zoals een regeling voor de tijdelijke overbrenging van gevonniste personen en voor het gebruik van de videoconferentie voor het verhoor van getuigen. Mede tegen de achtergrond van vele (ook legislatieve) werkzaamheden die de staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk met zich meebrengen, wordt niet verwacht dat deze aanvullende wetgeving, in elk geval wat betreft de Nederlandse Antillen, nog voor de transitiedatum tot stand zal worden gebracht. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor de implementatie van de verdragsverplichtingen vanaf het moment van de transitie zal overgaan op de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten alsmede op Nederland, voor zover het de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba betreft.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld protocol wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het Protocol vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Paragraaf 4 van de toelichtende nota.

Naar boven