32 373 Wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Ontvangen ter Griffie van de Tweede Kamer op 29 maart 2011.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 26 april 2011.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2011

Hierbij zend ik uw Kamer een ontwerpbesluit, houdende regels over op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen, hierna: het Besluit). Voor de inhoud van het Besluit verwijs ik naar de ontwerp-nota van toelichting1.

Procedure

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 95la van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 42a van de Gaswet), en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.

Gelijktijdig met de voorhang bij beide Kamers der Staten-Generaal wordt het ontwerpbesluit ingevolge bovengenoemde artikelen in de Staatscourant bekendgemaakt om eenieder de gelegenheid te geven om wensen en bedenkingen kenbaar te maken, binnen vier weken. Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koningin ter verkrijging van het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe te waarborgen dat kleinverbruikers van elektriciteit en gas beschikken over toekomstvaste en veilige op afstand uitleesbare meetinrichtingen. Het is mijn streven dit besluit per 1 januari 2012 in werking te laten treden.

Met inwerkingtreding op 1 januari 2012 kan voortvarend van start worden gegaan met de kleinschalige uitrol van de op afstand uitleesbare meter teneinde de werking van de elektriciteits- en gasmarkten te verbeteren en mogelijkheden te creëren voor energiebesparing.

Beoordeling door TNO

In samenhang met het ontwerpbesluit zend ik uw Kamer de conclusies van TNO ten aanzien van de robuustheid van dit besluit en het onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt1 Om de regelgeving te kunnen toetsen aan belangrijke aspecten als beveiliging, privacy en toekomstvastheid heeft TNO een beoordelingskader ontworpen, aan de hand waarvan het ontwerpbesluit in mijn opdracht door TNO is beoordeeld. TNO concludeert dat het ontwerpbesluit voldoet aan het beoordelingskader en invulling geeft aan 30 van de 48 vooraf opgestelde toetsen.

De overige toetsen betreffen de invulling van het toezichtskader door de NMa en binnen de energiesector zelf te treffen maatregelen, die logischerwijs buiten de reikwijdte van het ontwerpbesluit vallen en op dit moment nog niet volledig ingericht kunnen zijn.

Ik onderschrijf het belang dat TNO hecht aan de ontwikkeling van een internationale open standaard voor op afstand uitleesbare meters. Ik zal de in dit ontwerpbesluit vastgelegde keuzes ten aanzien van interoperabiliteit en uitwisselbaarheid in internationale werkgroepen en bilaterale contacten uitdragen.

Ten slotte heb ik de aanbeveling van TNO overgenomen om een logboekvoorziening in de op afstand uitleesbare meter op te nemen.

Planning uitrol

Beoogd is om dit ontwerpbesluit met ingang van 1 januari 2012, tegelijk met de relevante bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, in werking te laten treden. Hiermee start de kleinschalige uitrol van de op afstand uitleesbare meter. Mijn voornemen is om dan per 1 januari 2014 over te gaan tot de grootschalige uitrol. Eind 2013 stuur ik mijn voorstel hiertoe aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Zoals toegezegd (Kamerstukken I, 2010/11, 32 373, D) zal ik voorafgaand aan de start van de kleinschalige uitrol een brief aan woningbouwcorporaties en energiebedrijven sturen waarin ik hen oproep om richting consumenten transparant te communiceren over keuzevrijheid, rechten en plichten. Mede in dit verband meld ik u dat de gezamenlijke netbeheerders voor de omgang met persoonsgegevens werken aan een gedragscode, die zij verwachten nog in 2011 te effectueren.

Ik vind het belangrijk dat er snel eisen gaan gelden voor op afstand uitleesbare meters. Bij voorkeur had ik alle eisen van het ontwerpbesluit direct al op 1 januari 2012 in werking laten treden. De meetinrichtingen zullen echter niet vanaf het eerste moment aan alle gewenste eisen kunnen voldoen, omdat de netbeheerders hebben aangegeven dat voor de implementatie van sommige functionaliteiten een langere doorlooptijd nodig is. Daarom is voor enkele eisen een gefaseerde inwerkingtreding voorzien. Mijn uitgangspunt daarbij is dat de eisen die als eerste in werking treden, wel direct al een kader bieden dat recht doet aan de beoogde doelen (een betere marktwerking en energiebesparing) en de nodige waarborgen bevatten ten aanzien van keuzevrijheid, privacy en beveiliging. Per 1 januari 2013 treedt dan een aantal nadere eisen in werking. Het gaat dan om specifiekere eisen voor het weergeven van het actueel verbruik en het weergeven van de status van de op afstand uitleesbaarheid en de beperk-/schakelfuncties, en de inwerkingtreding van de eis voor lokale gastemperatuurcorrectie. Het voornemen is om als laatste de eisen met betrekking tot de logboekvoorziening en de vervangbaarheid van het communicatieonderdeel uiterlijk eind 2014 in werking te laten treden.

Met deze fasering bereik ik dat op korte termijn een duidelijke set van eisen geldt voor op afstand uitleesbare meters. Omdat ik het belangrijk vind dat alle eisen in het ontwerpbesluit zo snel mogelijk gaan gelden, geef ik TNO opdracht voor een «second opinion» waaruit moet blijken of de overgangstermijnen realistisch zijn of mogelijk bekort kunnen worden. Op grond hiervan zal ik een definitief besluit nemen over de momenten van inwerkingtreding. Voorop staat dat de invoering op verantwoorde wijze moet gebeuren.

Naar aanleiding van de motie Jansen (Kamerstukken II, 2010/11, 32 373, nr. 10) zal het Besluit op een later moment worden aangevuld met eisen voor warmtemeters en koudemeters. Deze aanpassing zal gebeuren in samenhang met de behandeling van de Warmtewet, waarin een grondslag zal worden gecreëerd om het Besluit voor die doeleinden aan te passen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven