32 317 JBZ-Raad

19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 468 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 mei 2017

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de brief van 12 mei 2017 over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 18 mei 2017 en monitoringsoverzicht JBZ-dossiers 1e kwartaal 2017 (Kamerstuk 32 317, nr. 467), over de brief van 10 april 2017 over het verslag van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 27 en 28 maart 2017 (Kamerstuk 32 317, nr. 464) en over de brief van 21 maart 2017 over de rapportage Vreemdelingenketen over de periode januari tot en met december 2016 (Kamerstuk 19 637, nr. 2309).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 mei 2017 aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voorgelegd. Bij brief van 18 mei 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Visser

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

1. JBZ-raad

De leden van de VVD-fractie informeren naar de inzet van Nederland tijdens het werkdiner JBZ-OS. De inzet van het kabinet tijdens dit werkdiner zal zijn om steun uit te spreken voor de werkzaamheden van de Commissie en het Maltees voorzitterschap op de centrale Middellandse Zeeroute. Daarnaast zal het kabinet het belang benadrukken van de opvolging van de afspraken die voortvloeien uit de Valletta-top, alsook de ondersteuning van de Libische kustwacht, verbetering van de opvang van migranten in Libië, ondersteuning van gastgemeenschappen, vergroting van de mogelijkheden van vrijwillige terugkeer van migranten vanuit Libië naar de landen van herkomst, betere bewaking van de Libische zuidgrens en blijvende inzet op het bestrijden van mensensmokkel. Het kabinet zal hierbij het gevoel van urgentie bij de tenuitvoerlegging benadrukken, evenals de noodzaak om voor een ketenbenadering te kiezen die zich richt op alle schakels van irreguliere migratie.

Voorts informeren de leden van de VVD-fractie naar de discussie rondom het concept van effectieve solidariteit en mogelijk relevante elementen in de conclusies van de Europese Raad van juni a.s. De nadruk ligt hier op mogelijk. Zoals gezegd is consensus nog ver weg. Gelet op het verdeelde krachtenveld, dat in aanloop naar de Raad wederom is bevestigd in ambtelijke voorbesprekingen, is de verwachting dat ook deze bijeenkomst weer verkennend van aard zal zijn. Algemene doelstellingen waar overeenstemming over bestaat zijn de noodzaak van hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS), het verminderen van secundaire stromen, een focus op beheersbaarheid van migratiestromen richting de EU en het voorkomen van crisissituaties, en op het verbeteren van terugkeersamenwerking met derde landen. Ook lijkt consensus groeiende rondom een aanpak in fases waarbij maatregelen worden afgestemd op behoeften van lidstaten onder normale omstandigheden, «uitdagende» omstandigheden, en serieuze crisissituaties. Daarbinnen zouden bijdragen en assistentie van andere lidstaten in beginsel alleen gevraagd worden in de laatste twee situaties. Wat het standpunt van het Europees Parlement betreft over het voorstel voor een herschikking van de Dublinverordening, geldt dat deze nog niet definitief is. De inzet van het kabinet bij het bereiken van een Raadspositie is u medegedeeld in het betreffende BNC-fiche. Wanneer een Raadspositie bereikt is, start het Voorzitterschap, ondersteund door de Commissie, de gesprekken met het EP. Standpunten van Raad en EP zullen vanzelfsprekend op punten niet overeenkomen; in deze zogenaamde triloog zal naar compromissen gezocht worden.

Vervolgens informeren de voornoemde leden naar de voortgang rondom de herziening van de Opvangrichtlijn. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie op dit punt kon niet rekenen op veel steun van de lidstaten en het Maltees voorzitterschap probeert een compromis te vinden dat voor de lidstaten aanvaardbaar is. Zoals u bekend, is de inzet van Nederland dat het huidige koppelingsbeginsel in de sociale zekerheid leidend blijft en de rechten van asielzoekers op het terrein van het verstrekken van sociale zekerheid niet worden uitgebreid. Dat de standpunten van het Europees Parlement anders zijn dan het standpunt van de lidstaten laat onverlet dat binnen de Raad verder wordt gewerkt aan het bereiken van een Raadspositie. Op basis daarvan zal dan het gesprek met het Europees Parlement plaatsvinden, dat naar het zich laat aanzien niet eenvoudig zal zijn.

Voorts informeren de leden van de VVD-fractie naar de voortgang rondom de herziening van de Kwalificatieverordening. Het Maltees voorzitterschap probeert een compromis te bereiken onder de lidstaten waarbij lidstaten, zoals Nederland, ook de mogelijkheid blijven houden om zowel aan personen die erkend zijn als vluchteling als aan personen die subsidiaire bescherming genieten, een verblijfsvergunning toe te kennen met eenzelfde geldigheidsduur. Daartoe werkt het Voorzitterschap met bandbreedtes voor de duur van de verblijfsvergunning die moet worden verleend aan personen die erkend zijn als vluchteling en aan personen die subsidiaire bescherming genieten. Het voorkomen van het doorprocederen voor een betere status dient dan weer te worden geregeld in het voorstel voor een Procedureverordening. Bij de bespreking van het voorstel voor een Kwalificatieverordening maakt Nederland evenwel duidelijk dat de mogelijkheid tot het kunnen verlenen van een verblijfsvergunning met eenzelfde geldigheidsduur en het voorkomen van doorprocederen aan elkaar gekoppeld zijn.

Vervolgens informeren de aan het woord zijnde leden naar het voorstel voor een Procedureverordening. De bespreking van het voorstel voor een Procedureverordening zit nog in de fase van een eerste inventarisatie van de standpunten van de lidstaten.

Ten slotte informeren de leden van de VVD-fractie naar herplaatsing vanuit Griekenland en Italië en dan met name naar het terugzenden van migranten. Het terugzenden van migranten vanuit Griekenland naar Turkije vordert langzaam, maar vindt zeker plaats. Dat blijkt ook uit het vijfde voortgangsverslag van de Europese Commissie van 2 maart 2017 over de tenuitvoerlegging van de EU-Turkije verklaring waarover uw Kamer eerder is geïnformeerd.1 De signalen die de leden van de VVD-fractie ontvingen over vertraging in de behandeling van asielaanvragen in Griekenland, herken ik niet. Zoals ook blijkt in het genoemde voortgangsverslag investeert de Griekse asieldienst in het verhogen van zijn capaciteit en wordt er ook meer personeel op de eilanden gestationeerd.

De leden van de PVV-fractie informeren naar het dit jaar geregistreerde aantal migranten in Italië. Uit het recente rapport van de Europese Rekenkamer, waarbij zij zich hebben gebaseerd op cijfers van de Italiaanse autoriteiten, blijkt dat het percentage migranten dat na aankomst in Italië (in hotspots of andere ontschepingshavens) wordt geregistreerd aanzienlijk is verbeterd met een gemiddelde van 97 procent voor heel 2016.

Voorts roepen genoemde leden op om de bewijslast uit de Dublinregels om te keren en wanneer dit niet lukt de grenzen te sluiten. Over de suggestie om over te gaan tot het sluiten van de grenzen heeft het kabinet al veelvuldig met uw Kamer van standpunt gewisseld. Voor het kabinet is opvang in de regio een belangrijk uitgangspunt bij het vormgeven van het asiel- en migratiebeleid. Dat is ook waarom het kabinet in grote mate (financieel) bijdraagt aan de opvang van vluchtelingen in de regio's van herkomst. Nederland wil voorkomen dat mensen de gevaarlijke oversteek richting de EU wagen en op die manier het cynische businessmodel van smokkelaars ontwrichten. Wat de suggestie voor de aanpassing van de Dublinverordening betreft, merk ik op dat op basis van de Dublinverordening wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. Met het voorstel van de leden van de PVV-fractie wordt geen enkele lidstaat verantwoordelijk voor de beoordeling van de asielaanvraag wat in strijd is met het internationaal recht.

De leden van de D66-fractie informeren voorts naar de motie van het lid Sjoerdsma met betrekking tot «flexibele solidariteit» (Kamerstuk 19 637, nr. 2246). Aan uw Kamer is in reactie op genoemde motie medegedeeld dat het kabinet in deze discussie enkel zal instemmen met een invulling die serieuze en verplichtende resultaten behelst. Dit geldt onverkort, en ongeacht de uiteindelijke benaming van het uit te werken mechanisme.

Voorts informeren de leden van de D66-fractie naar de bespreking van een «noodmechanisme». Het kabinet verwijst u in dit verband naar de beantwoording van eerder gestelde schriftelijke vragen.2 Het Duitse idee naar aanleiding waarvan sprake is in deze beantwoording heeft betrekking op wat ook wordt aangeduid als «noodmechanisme». Nederland is er voorstander van dat de Commissie een verdere uitwerking ter hand neemt over de inhoud en procedures van een dergelijk noodmechanisme. Op die manier wordt beter inzichtelijk hoe zo'n mechanisme zou kunnen functioneren, in lijn met internationale verplichtingen.

De leden van de D66-fractie verzoeken vervolgens om een appreciatie van de verschillende voorstellen die in het Europees Parlement zijn gedaan in het kader van de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Het kabinet heeft de Kamer geïnformeerd over het Nederlandse standpunt op de verschillende herzieningsvoorstellen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel middels BNC-fiches. De Raad zal eerst een standpunt vaststellen. Het Europees Parlement zal tevens een definitief verslag moeten vaststellen. Hierna zal in triloog met het Europees Parlement en Commissie tot een vergelijk moeten worden gekomen. De triloog is tevens het geijkte moment waarop kan worden gereageerd op standpunten van het Europees Parlement.

Vervolgens informeren de aan het woord zijnde leden naar de herplaatsingscijfers. De Commissie onderstreept in het op 16 mei jl. verschenen 12e voortgangsverslag over herplaatsing en hervestiging nogmaals, dat het aantal herplaatsingskandidaten in Griekenland en Italië beduidend lager is dan de aantallen waar bij het opstellen van de Raadsbesluiten in 2015 vanuit is gegaan. Niet alle personen die zich in Griekenland bevinden, komen in aanmerking voor herplaatsing. De Commissie doet in dit verslag ook verschillende aanbevelingen om het herplaatsingsproces sneller vorm te kunnen geven waarbij het van belang is dat alle lidstaten, net als Nederland, op structurele basis mensen herplaatsen. Op die manier krijgen de herplaatsingen een stabieler tempo zodat het aantal herplaatsingen per maand verder toeneemt.

Voorts informeren de leden van de D66-fractie naar de uitvoering van de toezegging om 750 alleenstaande vluchtelingenkinderen te herplaatsen. De Griekse autoriteiten rapporteren niet over het aantal herplaatste minderjarigen, maar dat neemt niet weg dat er op basis van de praktijk wel het volgende over kan worden gezegd. Specifiek voor Griekenland zijn er sinds eind september vorig jaar ongeveer 8.250 personen uit Griekenland herplaatst naar de lidstaten. De ervaring leert dat de herplaatsingen vanuit Griekenland naar de lidstaten vaak voor de helft bestaan uit minderjarigen, dus in dit geval ongeveer 4.125 minderjarigen. Op basis hiervan is de aanname meer dan gerechtvaardigd dat de doelstelling om 750 minderjarigen te herplaatsen in elk geval is behaald. Wat betreft de alleenstaande minderjarigen (amv’s), resteren er nog 163 amv’s in Griekenland die moeten worden herplaatst. Nederland stelt maandelijks een aantal plaatsen voor amv’s beschikbaar, maar Griekenland biedt slecht in beperkte mate dossiers aan.

Ten slotte informeren de aan het woord zijnde leden naar het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie.3 Het kabinet is bekend met deze uitspraak. Het is op zich niet nieuw dat een verzorgende ouder van een Nederlands kind een verblijfsrecht kan krijgen als hij of zij de enige mogelijke ouder is. Dat was al onderdeel van het beleid. Het is echter duidelijk dat het Hof met het kabinet van mening verschilt over de wijze waarop dat wordt aangetoond. Dat zal moeten worden uitgezocht en worden verwerkt in het beleid. Hier wordt nu aan gewerkt, zonder op de conclusies vooruit te lopen. De uitspraak wordt nog bestudeerd en zaken worden aangehouden.

De leden van de GroenLinks-fractie informeren naar het tempo van het aantal herplaatsingen. Met de Commissie deelt het kabinet dat het nu belangrijk is dat alle lidstaten maandelijks plaatsen aanbieden voor herplaatsingskandidaten en ook daadwerkelijk maandelijks mensen herplaatsen. Op die manier krijgen de herplaatsingen een stabieler tempo zodat het aantal maandelijkse herplaatsingen verder toeneemt. Nederland doet dit al, maar als alle lidstaten dit doen, kan wezenlijke voortgang worden geboekt met het herplaatsen van de daadwerkelijk aanwezige herplaatsingskandidaten in Griekenland en Italië waarvan de aantallen veel lager liggen dan ten tijd van de totstandkoming van de Raadsbesluiten was aangenomen.

Wat betreft de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over een noodmechanisme, verwijs ik u naar de beantwoording van eerder gestelde schriftelijke vragen en de vragen van de D66-fractie hieromtrent.4

Het kabinet verwijst voor de beantwoording van de vragen van de GroenLinks-fractie over de externe dimensie naar de beantwoording van de vraag van de VVD-fractie hieromtrent. Terug- en overnameovereenkomsten maken deel uit van het migratiebeleid van de EU en maken daarmee onderdeel uit van de bespreking tijdens het werkdiner JBZ-OS. Deze overeenkomsten moeten gezien worden in de brede relatie die de EU heeft met de betrokken landen. Hiervoor zijn geen standaardformules.

De leden van de GroenLinks-fractie informeren in hoeverre de lidstaten in de onderhandelingen over terug- en overnameovereenkomsten rekening houden met internationaal recht. Het kabinet heeft steeds benadrukt dat onderhandelingen met derde landen conform internationale en Europese kaders moeten plaatsvinden. Het kabinet is bovendien van mening dat de expertise van UNHCR betrokken moet blijven worden bij de vormgeving en uitvoering van het Europese asiel- en migratiebeleid. Dat is nu reeds het geval, en zal ook in de toekomst voortgezet worden. Overigens meent het kabinet dat ook de bijdrage van andere internationale organisaties, zoals IOM, en van ngo’s hierin een waardevol element vormen.

Voor de antwoorden op de vraag van de GroenLinks-fractie met betrekking tot een migratiedeal met Libië, verwijst het kabinet naar de beantwoording van 17 mei jl. van de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Jasper van Dijk (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1932). De Hoge Vertegenwoordiger zal medio juni het vierde voortgangsverslag met betrekking tot de migratiepartnerschappen met Nigeria, Senegal, Ethiopië, Mali en Niger publiceren.

Voor de antwoorden op de vraag van de leden van de SP-fractie met betrekking tot een migratiedeal met Libië, verwijst het kabinet naar de beantwoording van 17 mei jl. van de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Jasper van Dijk (SP).

Voorts informeren de leden van de SP-fractie naar de gemaakte afspraken inzake herverdeling. Het kabinet is – net als de Commissie – van mening dat elke lidstaat zijn faire en proportionele bijdrage moet leveren aan herplaatsing, zo ook Hongarije. Dat Hongarije aangemerkt zou willen worden als grensland van waaruit vluchtelingen over Europa verdeeld zouden moeten worden, is mij niet bekend. Dit zou bovendien strijdig zijn met hun principiële uitgangspunt dat zich verzet tegen verplichte vormen van herplaatsing.

Vervolgens informeren de aan het woord zijnde leden naar een mogelijke deadline in het kader van herplaatsing voor Hongarije en Polen. Het is aan de Commissie om een inbreukprocedure te starten tegen een lidstaat voor het niet of gebrekkig uitvoeren van Europese regelgeving. De Commissie heeft inderdaad verklaard niet te zullen aarzelen om de haar beschikbare middelen in te zetten om lidstaten tot implementatie te bewegen.

De leden van de SP-fractie informeren voorts naar de inspanningen van Oostenrijk in het kader van herplaatsing. Het kabinet is van mening dat alle lidstaten hun verplichtingen conform de Raadsbesluiten herplaatsing uit 2015 moeten nakomen. Uit het 12e voortgangsverslag herplaatsing en hervestiging van 16 mei jl. blijkt dat Oostenrijk nog geen asielzoekers heeft herplaatst.5 Wel heeft Oostenrijk inmiddels toegezegd om een aantal asielzoekers uit Italië te herplaatsen.

Voorts informeren de leden van de SP-fractie naar mogelijke verlenging van de binnengrenscontroles door Denemarken. Op 11 mei jl. heeft de Raad een aanbeveling aangenomen om de binnengrenscontroles van Zweden, Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen voor de derde en laatste keer met 6 maanden te verlengen. Deze termijn verloopt op 11 november 2017. Op basis van deze aanbeveling mogen de betreffende landen, waaronder Denemarken, besluiten of ze de binnengrenscontroles met zes maanden verlengen. Wanneer Denemarken na deze periode van zes maanden de binnengrenscontroles wil voortzetten, dan zal dit op basis van andere criteria en binnen de kaders van de Europese regelgeving moeten worden uitgevoerd. Het Europees acquis kent verschillende mogelijkheden op basis waarvan de binnengrenscontroles kunnen worden ingevoerd. Het is uiteindelijk aan de Commissie om de nationale praktijk van lidstaten te toetsen.

De aan het woord zijnde leden informeren vervolgens naar de herplaatsingsinspanningen van Nederland. Hierbij gaan de leden van de SP-fractie uit van de verdeling zoals die is gemaakt op basis van de aantallen waarvan ten tijde van de Raadsbesluiten is uitgegaan. Zoals het kabinet ook al eerder aan uw Kamer heeft gemeld in antwoord op schriftelijke vragen, koppelt Nederland zijn faire en proportionele inzet aan het daadwerkelijke aantal beschikbare herplaatsingskandidaten.6 Dat sluit ook aan bij wat de Commissie schrijft in het 12e voortgangsverslag over herplaatsing en hervestiging.7 Hierin schrijft de Commissie dat het met deze lagere aantallen herplaatsingskandidaten haalbaar moet zijn om alle personen die in aanmerking komen voor herplaatsing, uiterlijk in september 2017 te hebben herplaatst. Alle lidstaten moeten hier op een faire en proportionele manier aan bijdragen. Nederland zet zich in om het logistieke proces van herplaatsing vlot te laten verlopen waarbij dit uiteraard ook in samenwerking met de Italiaanse en Griekse autoriteiten dient plaats te vinden.

Voorts informeren de leden van de SP-fractie naar de aangenomen motie met betrekking tot het concept flexibele solidariteit. Aan uw Kamer is in reactie op genoemde motie medegedeeld dat het kabinet in deze discussie enkel zal instemmen met een invulling die serieuze en verplichtende resultaten behelst. Daarbij is onder meer van belang dat er een resultaatsverplichting op de afspraken rust waaraan alle lidstaten in bepaalde mate moeten bijdragen – en bijvoorbeeld niet enkel middels inzet van personeel of financiële middelen, maar ook door ten minste een minimum aan herplaatsing van asielzoekers – afhankelijk van de behoeften van de lidstaat die ondersteuning nodig heeft. Over (de hoogte van) mogelijke vereiste financiële bijdragen zal tijdens de Raad naar verwachting niet gesproken worden.

Voor de vragen van de leden van de SP-fractie over rapporten van het Europees Parlement verwijst het kabinet naar de beantwoording van de vragen van de leden van de D66-fractie hieromtrent.

Vervolgens informeren de leden van de SP-fractie naar het uitzetten van vluchtelingen naar Soedan. In de periode van 2014 tot heden zijn er vanuit de caseload van de DT&V minder dan 5 vreemdelingen gedwongen teruggekeerd naar Soedan. Daarnaast zijn er in de periode van 2014 tot en met april 2017 circa 65 vreemdelingen zelfstandig teruggekeerd naar Soedan via IOM. Vreemdelingen die terug dienen te keren, dienen in het bezit te zijn van een geldig reisdocument. Indien zij dit niet bezitten, zal een (vervangend) reisdocument moeten worden aangevraagd bij de diplomatieke vertegenwoordiging van het land van herkomst. De diplomatieke vertegenwoordiging zal, alvorens over te gaan tot afgifte van een (vervangend) reisdocument, de identiteit en/of nationaliteit van de vreemdeling moeten vaststellen. Hierbij is de medewerking van de vreemdeling van groot belang. Op dit moment beschik ik niet over een actueel overzicht van het asielbeleid van andere Europese landen ten aanzien van Soedan.

Ten slotte informeren de leden van de SP-fractie naar het aanmerken van Oekraïne als veilig land voor LHBT’ers. De situatie in veilige landen van herkomst moet regelmatig opnieuw beoordeeld worden. Een significante en bestendige wijziging van de situatie kan aanleiding zijn om het beleid aan te passen. Dat dergelijke hate crimes veel vaker plaatsvinden, is een zorgelijke ontwikkeling, maar vormt nog geen aanleiding om het asielbeleid voor Oekraïne aan te passen. Dat neemt niet weg dat deze informatie uiteraard wel wordt betrokken bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Deze situatie laat zich niet vergelijken met bijvoorbeeld de situatie in bijvoorbeeld Marokko.

De leden van de fractie van de ChristenUnie informeren naar het herzien van de terugkeerrichtlijn. Bij een eventuele aanpassing zou het wenselijk zijn dat – wanneer de openbare orde en de nationale veiligheid in het geding zijn – vreemdelingenbewaring eerder kan worden toegepast (zie ook volgende vraag). Daarnaast zou er moeten nagedacht over de bepalingen inzake vrijwillige terugkeer. Het zou goed zijn na te denken hoe het juridisch kader voor vrijwillige terugkeer beter kan worden ingericht zodanig dat onttrekking aan het toezicht (en daarmee ook secundaire migratiestromen binnen de EU) effectiever wordt voorkomen, maar uiteraard met behoud van het primaat van vrijwillig vertrek voor personen die daartoe daadwerkelijk bereid zijn. Tot slot is het van belang dat de EU niet onnodig beperkt in het mogelijk maken van uitzetting naar derde landen. Het is uiteindelijk aan de Commissie om de herziening in gang te zetten.

Vervolgens informeren de aan het woord zijnde leden wat uit het huidige acquis de terugkeer belemmert. Het zou hier wenselijk zijn dat, bijvoorbeeld wanneer de openbare orde en de nationale veiligheid in het geding zijn, vreemdelingenbewaring eerder kan worden toegepast. Nu moet er altijd sprake zijn van een risico zijn op onttrekking aan het toezicht. Soms zou enkel bedreiging van openbare orde en of de nationale veiligheid voldoende reden moeten zijn voor het toepassen van vreemdelingenbewaring. Ook is de motiveringsplicht voor de overheid doorgeschoten, en zou de aandacht meer op de inhoud van de zaak moeten liggen, niet op de vraag of alles in het juiste formulier staat.

De aan het woord zijnde leden informeren vervolgens naar onregelmatigheden in de Dublinoverdrachten naar andere lidstaten. Over meerdere landen worden regelmatig kritische rapporten uitgebracht. Er zijn mij op dit moment echter geen rapporten bekend waaruit blijkt dat in de door u genoemde landen sprake zou zijn van dusdanig systematische tekortkomingen in het asielstelsel dat er door de overdracht van de asielzoeker aan die landen een situatie zou ontstaan die strijdig is met artikel 3 van het EVRM. In iedere Dublinzaak wordt een asielzoeker de gelegenheid geboden om individuele omstandigheden aan te voeren, die door de IND en (eventueel) de rechter worden getoetst aan artikel 3 van het EVRM.

Voorts informeren de aan het woord zijnde leden naar de opvarenden van een migrantenboot die door de Libische kustwacht is teruggebracht naar Libië. De Libische kustwacht heeft vorig jaar 18.000 mensen gered. Deze mensen worden naar opvang- en detentiecentra aan de Libische kust gebracht. De inzet van de EU is erop gericht om samen met IOM en UNHCR, maar ook met andere organisaties zoals de Rode Halve Maan, de omstandigheden in Libische opvang- en detentiecentra te verbeteren. Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar. IOM en UNHCR hebben goede toegang tot de ruim twintig centra die onder controle staan van DCIM (Directorate for Combatting Illegal Migration). De migranten die worden gered door de Libische kustwacht worden in principe naar deze centra gebracht.

De leden van de fractie van de ChristenUnie informeren vervolgens naar het pakket van 90 miljoen euro voor Libië. Het betreft met name opschaling van al bestaande programma’s in Libië: een deel van dit bedrag is bestemd voor UNHCR om omstandigheden in opvangfaciliteiten te verbeteren: verbeteren van hygiëne en voedselvoorziening en aanbieden van medische en psychologische hulpverlening voor vluchtelingen en migranten in detentiecentra. Daarnaast is er geld beschikbaar voor ondersteuning van vrijwillige terugkeer- en herintegratieprogramma’s van IOM in Libië. Streven is om het aantal mensen dat in de gelegenheid gesteld wordt om vrijwillig naar land van herkomst terug te keren via IOM op 10.000 – 15.000 uit te laten komen in 2017. Ook is geld beschikbaar voor o.a. United Nations Development Programme (UNDP) en UNICEF voor ondersteuning van gastgemeenschappen door middel van het verbeteren van sociaaleconomische omstandigheden en het ondersteunen van lokale (bestuurs)autoriteiten. Door de binnenlandse situatie in Libië is de tenuitvoerlegging van deze voorstellen lastig. Nederland bepleit daarom dat de EU extra aandacht besteedt aan de keuze van uitvoeringspartners van bovengenoemde organisaties voor projectvoorstellen in Libië.

Het kabinet is ten slotte niet bekend met het bericht dat de Griekse overheid migranten op de Griekse eilanden geld biedt om niet in hoger beroep te gaan tegen de afwijzing van hun asielverzoek.

2. Rapportage Vreemdelingenketen

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de rapportage Vreemdelingenketen 2016. Het valt deze leden daarbij op dat in 2016 flink meer vreemdelingen zijn vertrokken dan in 2015. Zij wijzen er daarbij op dat het van belang is dat kwetsbare vreemdelingen, zoals gezinnen met jonge kinderen en alleenstaande minderjarige op een veilige manier terugkeren naar hun land van herkomst. Deze leden vragen hoeveel kinderen in 2016 Nederland hebben verlaten en in hoeverre de veilige terugkeer van deze kinderen wordt gemonitord. Zij vragen daarnaast of het kabinet bereid is zich in zowel het Nederlandse als in het Europese beleid in te zetten om er voor te zorgen dat het belang van kinderen op de eerste plaats staat, ook bij terugkeer naar het land van herkomst.

De vraag van de leden van de GroenLinks-fractie is dermate breed geformuleerd dat deze op basis van de beschikbare gegevens niet volledig kan worden beantwoord, onder meer omdat de vraag tevens lijkt te zien op vertrek buiten het zicht van de overheid.

Wel kan ik aangeven dat in 2016 vanuit de verschillende gezinslocaties circa 100 minderjarigen aantoonbaar uit Nederland vertrokken. Daarnaast zijn in 2016 circa 120 minderjarigen aantoonbaar uit Nederland vertrokken vanuit de gesloten gezinsvoorziening. Het gaat hierbij niet alleen om vertrek naar het land van herkomst, maar ook naar andere landen waar de toegang is gewaarborgd, zoals in het kader van de Dublinverordening. Vertrek op eigen gelegenheid en vertrek vanuit andere opvangvormen vallen niet onder de voornoemde aantallen.


X Noot
1

Kamerstuk 32 317, nr. 461.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1567.

X Noot
3

C-133/15, 10 mei 2017.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1567.

X Noot
5

COM(2017) 260 final.

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nrs. 1479 en 869.

X Noot
7

COM(2017) 260 final.

Naar boven