32 282 Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES

Nr. 10 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG

Ontvangen 31 mei 2010

Inhoudsopgave

Blz.

   

1.

Inleiding

1

2.

Algemeen

2

 

Leges

2

 

Rijkswet personenverkeer

3

 

Beleid ten aanzien van Antilliaanse jongeren

3

 

Bescherming

4

3.

Tweede nota van wijziging

4

Ik heb met belangstelling kennis genomen van het nader verslag van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken over het voorstel tot wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES. Ik ben verheugd dat de commissie, onder het voorbehoud van voldoende beantwoording van de gestelde vragen, de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid acht.

De gestelde vragen beantwoord ik, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als volgt.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie, die graag nader kwantitatief inzicht wensen in de ontwikkeling van de aantallen personen die gedurende de afgelopen tien jaren op de BES-eilanden een verblijfsvergunning hebben gekregen en een raming van de aantallen vreemdelingen die illegaal verblijf hebben gedurende diezelfde periode wensen te ontvangen, antwoord ik als volgt.

Het land Nederlandse Antillen heeft de afgelopen jaren niet op structurele wijze, via een geautomatiseerd systeem, informatie verzameld en opgeslagen over de aantallen toegekende en afgewezen aanvragen van verblijfsvergunningen. Ik heb om die reden dan ook geen inzicht in het aantal verblijfsvergunningen dat er op de BES-eilanden de afgelopen jaren is verleend en verlengd. Evenmin kan ik een onderbouwde raming geven van het aantal illegaal verblijvende vreemdelingen in de afgelopen 10 jaren.

Het aantal illegale vreemdelingen dat zich in het kader van de Brooks Tower akkoord op de BES-eilanden heeft gemeld, is wel bekend. Op grond van dit Akkoord hebben tot nu toe 22 illegale vreemdelingen op de BES-eilanden een aanvraag ingediend. Daarvan hebben er 19 een tijdelijke verblijfsvergunning gekregen.

De aan het woord zijnde leden vragen eveneens waaruit thans het «restrictief beleid» van de Nederlandse Antillen dan wel de BES-eilanden bestaat. Deze leden antwoord ik dat op basis van de Landsverordening Toelating en Uitzetting (LTU) en de herziene instructie voor de gezaghebber (HIG) een restrictief toelatingsbeleid gevoerd wordt. Het restrictief toelatingsbeleid houdt in dat toelating op limitatieve gronden wordt verleend, namelijk:

  • indien met de toelating van een vreemdeling een wezenlijks Nederlands-Antilliaans belang wordt gediend; of

  • indien internationale verplichtingen daartoe nopen; of

  • indien er klemmende redenen bestaan van humanitaire aard.

Het Nederlands-Antilliaans belang bestaat uit het genereren van werkgelegenheid, het toelaten van kennismigranten, en het toelaten van vreemdelingen die buitenlandse deviezen binnenbrengen en van vreemdelingen die de economische ontwikkeling van de NA stimuleren. Vreemdelingen die niet aan deze criteria voldoen worden volgens de LTU en de HIG niet toegelaten tot de Nederlandse Antillen. Om dit restrictieve toelatingsbeleid te handhaven, is het toezicht en terugkeerproces zo ingericht dat vreemdelingen zonder verblijfsrecht in zoveel mogelijk gevallen de Nederlandse Antillen zo snel mogelijk vrijwillig of gedwongen verlaten.

Voor de BES-eilanden zal in de nabije toekomst een restrictief toelatingsbeleid gevoerd worden op grond van de Wet toelating en uitzetting (WTU).

De leden van de VVD-fractie willen ook graag weten waarom het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in het land Nederlandse Antillen dan wel de BES-eilanden «nog niet was geïmplementeerd». In antwoord op deze vraag wil ik mijn eerdere antwoord in de nota naar aanleiding van het verslag nuanceren. Het EVRM is thans reeds van toepassing in het land Nederlandse Antillen en derhalve ook op de BES-eilanden. Wat ik wilde aangeven, is niet dat dit verdrag in zijn geheel niet zou worden toegepast maar dat het naar mijn mening onvoldoende is verankerd en uitgewerkt in de nationale vreemdelingenwet- en regelgeving. Bij de voorgestelde wijziging van de WTU heb ik er voor gekozen dat uitdrukkelijk wel te doen.

2. Algemeen

Leges

De leden van de PvdA- en VVD-fractie antwoord ik als volgt op hun vragen omtrent het tijdstip waarop de hoogte van de leges wordt bepaald en of nu al nader inzicht kan worden geboden in de te heffen leges ter afdoening van aanvragen voor verblijfsvergunningen.

Op basis van de volgende uitgangspunten zullen de legestarieven voor de BES worden vastgesteld:

  • legestarieven zijn in beginsel gebaseerd op daadwerkelijk gemaakte kosten, waarbij gestreefd wordt naar kostendekkendheid binnen de legesverordening, dus binnen de WTU BES;

  • er zal worden voorzien in vrijstellingen voor categorieën vreemdelingen van wie niet kan worden verwacht dat zij leges kunnen opbrengen.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van de WTU-BES in uw Kamer zal ik u nader informeren over de hoogte van de leges.

Rijkswet personenverkeer

Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie hoe groot de regering het risico acht dat, in het geval sprake zou zijn van vrije toegang en toelating, er een grote toestroom van Nederlanders naar de BES-eilanden zal zijn, en hoe groot die toestroom zou zijn, antwoord ik het volgende.

Op dit moment is er geen sprake van vrije toegang en toelating voor Nederlanders tot de landen Aruba en Nederlandse Antillen. Er zijn daarom ook geen cijfers die inzicht geven in de mogelijke gevolgen van een dergelijke vrije toegang en toelating van Nederlanders tot de Caribische delen van het Koninkrijk. Het is daarom niet mogelijk om een onderbouwde schatting te geven van de omvang van een mogelijke toestroom van Nederlanders naar de BES-eilanden indien (alleen) op die eilanden in het Caribisch gebied van het Koninkrijk vrije toegang en toelating van Nederlanders zou gaan gelden. Ik acht het echter wel aannemelijk dat de vrije toegang en toelating zou kunnen leiden tot een toename van het aantal Nederlanders dat zich wil vestigen op de BES-eilanden, mede in verband met de investeringen die daar thans door Nederland worden gedaan.

Waar ik mij terdege van bewust ben, is dat reeds een relatief kleine toename van het aantal Nederlanders dat zich vestigt op de BES-eilanden al snel een grote impact op de maatschappelijke voorzieningen en de economie van die eilanden zou hebben. Aan dat risico wil ik de BES-eilanden niet blootstellen. In aanvulling daarop is de voorwaarde uit het voorstel van minimaal een jaar ononderbroken verblijf op de BES-eilanden bedoeld om te voorkomen dat grote aantallen Nederlanders zich kort voor de transitiedatum op de BES-eilanden gaan vestigen, om zo te bewerkstelligen dat men niet onder de WTU-BES zou komen te vallen. Op Nederlanders die zich na 10 oktober 2009 op de BES-eilanden gevestigd hebben, wordt dus vanaf 10 oktober 2010 de WTU-BES gewoon van toepassing, zo is het voorstel.

De leden van de VVD-fractie deel ik, in antwoord op hun vraag uitdrukkelijk uiteen te zetten waarom positief is gereageerd op het «verzoek van mijn Antilliaanse collega’s om door te gaan met de afhandeling van het voorstel tot wijziging van het Statuut en de consensusrijkswetten, zonder dat wij zouden wachten op de totstandkoming van een Rijkswet personenverkeer» het volgende mee. Op het moment dat die keuze gemaakt werd, moest ik niet enkel het lot en de voortgang van de voorgenomen Rijkswet personenverkeer wegen, maar tevens, aan de andere kant van de weegschaal, het lot en de voortgang van de wijziging van het Statuut en de voorstellen voor de consensusrijkswetten. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik wilden geen onnodig risico nemen ten aanzien van die laatste voorstellen, en voorkomen dat het proces van staatkundige hervormingen in gevaar zou komen.

Beleid ten aanzien van Antilliaanse jongeren

De leden van de VVD-fractie vragen ook om een kwantitatief inzicht te geven in de resultaten van het vanaf 2007 gevoerde beleid in het kader van de bestrijding van de criminaliteit, werkloosheid en schooluitval van hier verblijvende Antilliaanse jongeren in de leeftijd tot en met 24 jaar.

Tot op heden ontbrak eenduidig materiaal dat goed inzicht geeft in de aard en omvang van deze problematiek. Daarom hebben de minister van Wonen Wijken en Integratie en de 22 zogeheten Antillianen-gemeenten het initiatief genomen om jaarlijks de stand van zaken in beeld te brengen door de ontwikkeling van een monitor. Deze monitor bevat gegevens over voortijdig schoolverlaten, werkloosheid en criminaliteit en de samenhang hiertussen. De eerste meting is voor de zomer gereed. Uw Kamer zal over de uitkomsten daarvan worden geïnformeerd.

Anderzijds is het beleid van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties erop gericht een beter toekomstperspectief te bieden aan jongeren op de Nederlandse Antillen. Zoals aangegeven in de brief van 24 februari 2006 over de motie Luchtenveld (TK 2006–2007, 30 300 IV, nr. 35) ondersteunt Nederland in het kader van dit beleid de Sociale Vormingsplicht op de Nederlandse Antillen. Over de resultaten van de Sociale Vormingsplicht is uw Kamer geïnformeerd in de brief van 24 april 2008 (TK 2007–2008, 26 283, nr. 42).

Bescherming

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd over de mededeling dat er ook voor de BES-eilanden sprake zal zijn van volledige bescherming uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag. Deze leden delen ook de mening dat een restrictief beleid nodig is. In hoeverre kunnen de relevante internationale verdragen echter toch nopen tot een minder restrictief beleid dan de regering voor ogen staat?

De voorgenomen vreemdelingenwet- en regelgeving voor de BES-eilanden voldoet aan de eisen die de relevante internationale verdragen stellen, waaronder die van het Vluchtelingenverdrag. Er is op dit moment dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat het voorgenomen beleid minder restrictief zou moeten worden als gevolg van de eisen die uit internationale verdragen voortvloeien.

3. Tweede nota van wijziging

Tot slot breng ik nog een wijziging aan in het wetsvoorstel. Het betreft een nuancering van het overgangsrecht met betrekking tot aanhangig zijnde verzoeken om verstrekking van zogenoemde nvt-verklaringen op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting van de Nederlandse Antillen, dat wil zeggen een verklaring dat de WTU-BES niet van toepassing is. Een zodanig verzoek wordt ingevolge artikel III, tweede lid, aangemerkt als een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op grond van de WTU-BES. Het is vanzelfsprekend niet de bedoeling dat de aanhangig zijnde verzoeken van eilandskinderen van de BES-eilanden om verstrekking van zogenoemde nvt-verklaringen worden aangemerkt als verzoeken om verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Voor zover hier van belang, zijn verblijfsvergunningen immers bedoeld voor vreemdelingen en Nederlanders die geen eilandskinderen zijn van de BES-eilanden. Met het oog op een en ander is een nieuw derde lid ingevoegd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven