32 156 Monumentenzorg

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2014

1. Inleiding

Aanleiding

Tijdens het notaoverleg over cultuur op 8 september 2014 (Kamerstuk 32 820, nr. 116) heb ik uw Kamer een aantal toezeggingen gedaan. Eén van deze toezeggingen was u te informeren over de beschikbare cijfers over bestedingen ten behoeve van grote kerken binnen het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (Brim). In deze brief zal ik u de relevante cijfers over toekenningen en afwijzingen van Brimsubsidies in 2013–2014 verstrekken en daarbij specifiek ingaan op de subsidieaanvragen van grote kerken die zijn afgewezen in deze periode. Ik zal hierbij ingaan op de zorgen die de Federatie Instandhouding Monumenten (FIM) in haar brief van 5 juni uitte. Ik heb u tijdens het notaoverleg ook toegezegd om u in juni 2015 via een brief verder te informeren over de dan beschikbare cijfers over het Brim 2015 en de positie van grote monumenten binnen de regeling. Ook zal ik in juni vooruitblikken op de komende jaren.

Eerder heb ik u, in mijn reactie op het Manifest Grote Kerken (Kamerstuk 32 156, nr. 50), toegezegd dat ik u zou informeren over de evaluatie van de afspraken die ik met het IPO heb gemaakt over de restauratie van rijksmonumenten en het ruimtelijk beleid voor erfgoed. De eindrapportage van deze evaluatie heb ik deze week ontvangen en ik zal mij samen met het IPO beraden over de aanbevelingen. In mijn brief van juni 2015 kom ik hier op terug, maar ik hecht eraan dat u nu de evaluatie reeds kunt inzien1.

Subsidiëring instandhouding Monumenten – Waar staan we?

Op 1 januari 2006 is het Brim in werking getreden, op basis waarvan zesjarige instandhoudingssubsidies worden verstrekt aan eigenaren van rijksmonumenten (niet-woonhuizen). In de eerste drie jaren (2006, 2007, 2008) was er sprake van ondervraag, in de jaren erna was juist sprake van forse overvraag, mede door de instroom van (grote) kerken. Het overschot van de eerste drie jaren is toen ingezet om aan de gestegen vraag tegemoet te komen. Om de overvraag in te perken, is het Brim in 2013 herzien. Dit gebeurde op basis van een advies van onderzoeksbureau Arcadis. De belangrijkste wijzigingen die in 2013 zijn doorgevoerd betreffen de beperking van de subsidie tot sober en doelmatig onderhoud (geen restauraties), de koppeling van de maximale subsidie aan de herbouwwaarde van het betreffende monument (met uitzondering van molens) en de verlaging van het subsidiepercentage naar 50%.

De Federatie Instandhouding Monumenten presenteerde in haar brief van 5 juni 2014 een prognose voor de komende jaren, gebaseerd op de cijfers die uit 2013 beschikbaar waren. Deze prognose week af van de prognose die Arcadis in 2012 in haar onderzoeksrapport presenteerde. Het bestuur van de FIM plaatste vraagtekens bij de haalbaarheid van het uitgangspunt dat alle aanvragen in een periode van zes jaar via het Brim gesubsidieerd kunnen worden. De FIM waarschuwde voor een stuwmeer van afgewezen aanvragen dat moeilijk in te halen zal zijn.

2. BRIM 2013-2014

Om een beeld te verkrijgen van de toekenningen en afwijzingen binnen het Brim in 2013 en 2014 zijn de relevante gegevens uit deze aanvraagjaren verzameld en geanalyseerd. Bij het analyseren en vergelijken van de cijfers uit 2013 en 2014 komt een aantal interessante mechanismen aan het licht.

2013 en 2014

Toekenningen
 

2013

2014

Aantal monumenten waaraan subsidie is toegekend

2.194

1.711

Daarvan kerken:

550

380

Aantal grote monumenten (herbouwwaarde

> 8,3 miljoen) waaraan subsidie is toegekend:

152

166

Daarvan kerken:

107

102

Aantal groene monumenten waaraan subsidie is toegekend

101 (waarvan 8 grote monumenten)

76 (waarvan 9 grote monumenten)

Aantal archeologische monumenten waaraan subsidie is toegekend

7

7

Afwijzingen
 

2013

2014

Afgewezen om budgettaire redenen

571

37 (waarvan 35 grote monumenten)

Overvraag

62.000.000 euro

11.000.000 euro

Wat valt op?

  • Terugkomst minder dan verwacht

    De cijfers uit 2013 en 2014 laten zien dat lang niet alle om budgettaire redenen afgewezen aanvragen uit 2013, in 2014 opnieuw werden ingediend. De aanname dat dit wel het geval zou zijn, is een logische. De FIM twijfelde op basis hiervan dan ook aan de toereikbaarheid van het Brim budget voor 2014. De groep aanvragen die in 2013 was afgewezen zou immers een stevig beslag leggen op het beschikbare subsidiebudget in 2014. De realiteit laat zien dat voor 243 afgewezen monumenten geen nieuwe aanvraag is ingediend. De eigenaren van 328 monumenten die in 2014 wel een nieuwe aanvraag indienden, deden dat daarnaast voor een bedrag van 60 miljoen euro in plaats van 100 miljoen euro in 2013. De reden voor eigenaren om af te zien van het opnieuw indienen of lager aanvragen, is op dit moment niet bekend. Dit wordt via kwalitatief en kwantitatief onderzoek verder onderzocht.

  • Gevraagde bedrag lager dan maximale 3% van de herbouwwaarde

    Verder blijkt uit de cijfers van 2013 en 2014 dat lang niet alle eigenaren aanvragen indienen voor het maximaal subsidiabele percentage van de herbouwwaarde (3% over zes jaar) van het monument. We zien dat, in het bijzonder bij de grote monumenten, veel minder dan 3% van de herbouwwaarde wordt aangevraagd. De druk van grote monumenten op het beschikbare budget voor het Brim is dus kleiner dan men op basis van de herbouwwaarde zou verwachten. Aan de andere kant is de gerealiseerde herbouwwaarde over 2 jaar gemiddeld gezien wel hoger dan verhoudingsgewijs was voorzien door Arcadis over de periode van 6 jaar. Dit verschil kan de komende jaren nog bijtrekken, indien blijkt dat een relatief groot aantal monumenten met hoge herbouwwaarde al in de eerste twee jaar is ingestroomd.

  • Verschil plankosten en subsidiabele kosten

    Uit de cijfers van 2013 en 2014 blijkt ten slotte dat het verschil tussen de totale plankosten (het bedrag dat door de eigenaar wordt gevraagd) en het bedrag dat uiteindelijk subsidiabel is, groter is geworden. Dit komt doordat sinds 2013 de maximale subsidiabele kosten worden berekend op basis van een percentage van de herbouwwaarde van het monument en niet op basis van de plankosten, en doordat het subsidiepercentage is teruggebracht van 65% naar 50%. Analyse van de cijfers laat zien dat de subsidiabele kosten gemiddeld 72% van de plankosten bedragen.

Leningen bij het NRF

Naast Brimsubsidies, lijkt een aanzienlijke groep monumenteigenaren de voorkeur te geven aan een Restauratiefonds pluslening uit het revolving fund bij het Nationaal Restauratiefonds. In 2013 werd aan 49 monumenten een lening verstrekt, met een totale waarde van € 6.692.653,-, en tot en met september 2014 waren dit er nog eens 42, met een totale waarde van € 3.897.461,-. Deze groep eigenaren ziet zich met een lening dus voldoende gesteund om hun monument te onderhouden. Deze groep hoeven we niet in te calculeren wanneer we een inschatting maken van het aantal eigenaren dat nog tijdens de huidige planperiode een Brimsubsidie zal gaan aanvragen. Zo vloeit een deel van het stuwmeer dus op natuurlijke wijze weg naar het NRF.

Brief FIM – vergelijking met prognose en afstemming vervolgtraject

De hierboven beschreven trends zijn besproken met de FIM tijdens een rekensessie waarin de cijfers van 2013 en 2014 zijn geanalyseerd. De prognose van de FIM, die uiteen werd gezet in de brief van 5 juni, was gebaseerd op de toen beschikbare cijfers uit 2013. FIM beredeneerde op basis van de logische aannames, dat de groep monumenten die in 2013 om budgettaire redenen was afgewezen, in 2014 een beroep van ruim 48 miljoen euro op het Brimbudget zou doen. De werkelijke cijfers uit 2014 wijken sterk af en laten onder meer zien dat lang niet alle afgewezen aanvragen terug zijn gekomen.

Zoals ik al tijdens het notaoverleg heb opgemerkt, valt noch op basis van de cijfers uit 2013, noch op die van 2014 met zekerheid te voorspellen of de doelstelling van het Brim, dat alle eigenaren van Rijksmonumenten gedurende de planperiode van 6 jaar in aanmerking komen voor een subsidie, gehaald zal worden. Om hier een betrouwbare prognose van te maken is verder, kwalitatief onderzoek nodig. De FIM heeft toegezegd hieraan medewerking te verlenen. In juni 2015 zal ik hier met een meer uitgebreide analyse op terugkomen.

3. Grote monumenten

Een belangrijke vraag is op welke manier de hierboven geschetste ontwikkelingen invloed hebben op de grote monumenten binnen het Brim. In maart 2014 uitte het Grote Kerken Overleg zijn zorgen over een structureel tekort aan rijkssubsidie voor het onderhoud van de grote kerkelijke Rijksmonumenten binnen het Brim. Ik heb mijn reactie op dit manifest op 20 mei 2014 aan u toegestuurd (Kamerstuk 32 156, nr. 50). Hierin concludeerde ik dat in 2013 beduidend meer eigenaren geholpen waren (een trend die zich in 2014 heeft voortgezet), maar dat de regeling over het geheel van zes jaar bezien moet worden. Hiermee sloot ik aan bij wat mijn voorganger ook al stelde in zijn brief aan uw Kamer van 6 september 2012 (Kamerstuk 32 156, nr. 42): de regeling wordt na zes jaar geëvalueerd en tot die tijd wordt er gestreefd naar zoveel mogelijk rust in het Brim.

In 2009 mochten kerken voor het eerst een Brim-aanvraag indienen. Het vermoeden in de monumentensector bestaat dan ook dat een groot deel van de aanvragers uit 2009, in 2015 een nieuwe aanvraag voor de volgende planperiode van zes jaar zal indienen. In dat geval zouden kerken een aanzienlijk beslag op de totale beschikbare subsidie in 2015 leggen. Het is echter belangrijk om in acht te nemen dat het subsidiepercentage ten opzichte van 2009 is teruggebracht van 65% naar 50% en aan de subsidiabele kosten een maximum is gesteld van 3% van de herbouwwaarde over zes jaar. Uitgaande van deze nieuwe methodiek zal het subsidiebedrag van de kerken die in 2015 opnieuw een aanvraag indienen, vermoedelijk lager zijn dan wanneer met de in 2009-geldende methodiek wordt gewerkt.

Verder tonen de cijfers uit 2013 en 2014 aan dat in het bijzonder grote monumenten minder dan de maximale 3% van de herbouwwaarde aan subsidie aanvragen. Ook dit kan de druk van grote monumenten op het beschikbare budget gedurende de rest van de huidige planperiode verminderen. Met de FIM wil ik onderzoeken wat de beweegredenen van die eigenaren zijn.

Het is op dit moment, op basis van de nu beschikbare cijfers, niet met zekerheid te voorspellen of grote monumenten in de huidige planperiode voldoende aan bod zullen komen. Wel laten de cijfers uit 2013 en 2014 zien dat er al een groot aantal grote monumenten van subsidie is voorzien. Een aantal voorbeelden van gehonoreerde grote monumenten zijn Radio Kootwijk (Apeldoorn), de Stevenskerk (Nijmegen), de Grote of St. Laurenskerk (Alkmaar), Kasteel Arcen (Arcen) en de Bovenkerk (Kampen). Door verder onderzoek, in samenwerking met de FIM, zal hier in de komende maanden meer duidelijkheid over komen.

4. Slot

Omdat binnen het Brim gewerkt wordt met planperiodes van zes jaar, is het moeilijk om op basis van slechts de gegevens over de eerste twee jaar van de huidige periode conclusies te trekken. Wat duidelijk is, is dat het gedrag van eigenaren die subsidieaanvragen indienden in 2013 en 2014 verder kwalitatief onderzoek vereist. In de komende maanden zal een nadere analyse van de beschikbare cijfers worden uitgevoerd. De FIM heeft toegezegd hieraan medewerking te verlenen. Er zal dan bijzondere aandacht worden gegeven aan grote monumenten en aan groene monumenten.

Uw Kamer zal in juni 2015 van mij een brief ontvangen waarin ik dieper inga op de conclusies die aan de beschikbare gegevens verbonden kunnen worden over de toereikbaarheid van het subsidiebudget binnen het Brim. Ook in juni zal nog niet definitief bekend zijn welke aanvragers een subsidietoekenning BRIM 2015 krijgen en welke niet. Wel is dan bekend hoeveel aanvragen er in 2015 zijn binnengekomen, in welke monumentcategorieën deze vallen en wat de hoogte van de gevraagde subsidies is. Op basis van deze gegevens en van de uitkomsten van het kwalitatieve onderzoek naar het gedrag van monumenteigenaren kan een inschatting worden gemaakt over hoe de grote monumenten in het Brim worden bediend.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven