32 127
Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)

nr. 40
AMENDEMENT VAN HET LID WIEGMAN-VAN MEPPELEN SCHEPPINK EN SAMSOM

Ontvangen 12 november 2009

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «een gebied» een zinsnede ingevoegd, luidende: , zijnde bestaand stedelijk gebied of bestaand bedrijventerrein,.

2. Het tweede lid vervalt.

II

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

Het bestemmingsplan en het exploitatieplan worden overeenkomstig met het gebiedontwikkelingsplan gewijzigd en worden tegelijkertijd met het gebiedsontwikkelingsplan vastgesteld.

2. Aan het einde van het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld, zo nodig per aangewezen gebied als bedoeld in artikel 2.2. eerste lid, over de wijze waarop de optimalisering van de milieugebruiksruimte plaats kan vinden.

3. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. een overzicht van de tijdstippen waarop aan de gemeenteraad een rapportage zal worden uitgebracht over de voortgang en de uitvoering van de in de onderdelen a, b en c bedoelde projecten, maatregelen en werken, die op verzoek tevens wordt verstrekt aan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

4. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. Tegen een gebiedsontwikkelingsplan kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan, het exploitatieplan en het gebiedsontwikkelingsplan worden voor de behandeling en uitspraak op het beroep aangemerkt als één besluit.

5. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na «dat besluit nemen,» wordt een zinsnede ingevoegd, luidende: mits het gebiedsontwikkelingsplan waarin de maatregel of werken zijn opgenomen onherroepelijk is geworden en.

b. De zinsnede «, dan wel uiterlijk na vijftien jaar bij toepassing van artikel 2.2, tweede lid,» vervalt.

c. Aan het einde wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de maximale afwijking van milieukwaliteitsnormen.

Toelichting

Met dit amendement wordt beoogd de aanwijzing van ontwikkelingsgebieden en de uitwerking van gebiedsontwikkelingsplannen van waarborgen te voorzien ter bescherming van de bewoners en het milieu. De aanwijzing van ontwikkelingsgebieden is bedoeld om vastgelopen situaties rond milieuvergunningen vlot te trekken en daarmee in een bepaald gebied nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken en de milieukwaliteit te verbeteren.

Dit amendement regelt op diverse onderdelen dat de nieuwe ontwikkelingen primair tot milieuverbetering leiden en dat wordt voorkomen dat gedurende langere tijd milieukwaliteitsnormen worden overschreden.

In onderdeel I onder 1 wordt de aanwijzing van ontwikkelingsgebieden beperkt tot bestaand stedelijk gebied en voor bestaande bedrijventerreinen. Voor het buitengebied zijn andere voorstellen in dit wetsvoorstel geregeld die oplossingen bieden voor de problematiek rondom de natuurgebieden.

In onderdeel I onder 2 en onderdeel II onder 5b wordt de mogelijkheid tot verlenging van de geldigheidsduur van gebiedsontwikkelingsplannan met vijf jaar welke is toegevoegd bij tweede nota van wijziging geschrapt omdat dit niet past bij het experimentele karakter van de ontwikkelingsgebieden. Het moet mogelijk zijn de gestelde doelen binnen tien jaar te bereiken. Mocht een verlenging toch nodig zijn dan is er voldoende tijd om dit na een evaluatie van de wet te regelen.

In onderdeel II wordt onder 1 en 4 geregeld dat het gebiedsontwikkelingsplan wordt verankerd in het (gelijktijdig te wijzigen) bestemmingsplan en in het exploitatieplan. Hiermee wordt voorkomen dat de voorschriften van het bestemmingsplan niet overeenkomen met de plannen uit het gebiedsontwikkelingsplan. Tevens kan zo de financiële borging van het gebiedsontwikkelingsplan worden meegenomen in het exploitatieplan.

Met het voorstel in onderdeel II onder 2 wordt het mogelijk om een nadere invulling aan de optimalisatie van de gebruiksruimte te geven. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan een goede balans tussen enerzijds burgers, bewoners en belanghebbenden en anderzijds nieuwe economische activiteiten. Dit moet er toe leiden dat extra milieuwinst wordt geboekt. Omdat maatwerk per gebied één van de uitgangspunten is van de regeling van de experimentele ontwikkelingsgebieden, is een verschillende aanpak per gebied mogelijk gemaakt.

Met het voorstel in onderdeel II onder 3 wordt het mogelijk om de voortgang van de uitvoering van de plannen in het ontwikkelingsgebied te monitoren wat een extra waarborg is dat er na de vastgestelde periode geen overschrijdingen meer plaatsvinden.

In het wetsvoorstel is tijdelijke normoverschrijding mogelijk zodra het gebiedsontwikkelingsplan is vastgesteld. Onderdeel II onder 5a regelt dat dit pas mogelijk is als de aanpak uit het plan onherroepelijk is geworden. Dit is nodig omdat bedrijven in beroep kunnen gaan tegen het openbreken van bestaande vergunningen. Indien een dergelijk beroep zou worden toegewezen zou de situatie kunnen ontstaan dat er meer belasting in het gebied ontstaat dan dat er milieugebruiksruimte beschikbaar is.

Onderdeel II onder 5 c beoogd de gevolgen van de overschrijding van milieunormen te beperken. Per AMvB kan worden bepaald binnen welke marges overschrijdingen in ontwikkelingsgebieden gezien het tijdelijke karakter aanvaardbaar zijn.

Wiegman-van Meppelen Scheppink

Samsom

Naar boven