32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 268 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 september 2015

In het Algemeen Overleg Pensioenonderwerpen van 3 september jl. heb ik, in reactie op vragen van een aantal leden van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, toegezegd u te informeren over de omvang van de groep mensen die in de afgelopen 3 jaar te maken heeft gehad met een korting vanwege de afkoop van een klein pensioen en die niet valt onder het nieuwe regime van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (hierna: Inkomensbesluit).

Ik heb uw Kamer eerder per brief geïnformeerd over het onderwerp van afkoop klein pensioen.1 De Pensioenwet (PW) regelt dat een pensioenuitvoerder het recht heeft om een klein ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer af te kopen. Dat kan op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming, of eerder als de reguliere pensioendatum vóór het verstrijken van die termijn van twee jaar ligt. Op het moment dat een klein pensioen wordt afgekocht kan het zo zijn dat de AOW-leeftijd nog niet is ingetreden. Als er dan ook een AOW-partnertoeslag of Anw-uitkering wordt ontvangen bracht de SVB tot 1 december 2014, op basis van de toen geldende wetgeving, de afkoopsom in mindering op de partnertoeslag en de Anw-uitkering in de maand waarin de afkoopsom werd uitbetaald. Het ging om een eenmalige korting over één maand. Maximaal werd € 741 bruto aan partnertoeslag en € 1.138 aan Anw gekort.

Op 19 december 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep in een negental tussenuitspraken geoordeeld dat de SVB op zich correct heeft gehandeld door een afkoopsom klein pensioen te korten op de AOW-partnertoeslag en de Anw-uitkering. De Raad was wel van oordeel dat het in één keer korten van de afkoopsom leidt tot een onredelijk resultaat.

Ik heb er begrip voor dat mensen het korten van de afkoopsom als onredelijk kunnen ervaren. Sinds 1 december 2014 geldt daarom een nieuwe regeling.2 Een afkoopsom van een klein pensioen wordt niet meer beschouwd als inkomen voor volksverzekeringen en sociale voorzieningen die onder het Inkomensbesluit vallen. Indien een klein pensioen wordt afgekocht blijft de afkoopsom volledig buiten beschouwing voor het bepalen van het inkomen voor de uitkeringen waarop hoofdstuk 2 van het Inkomensbesluit van toepassing is. Deze wijziging is in lijn met het keuzerecht zoals dat is vastgelegd in het amendement Vermeij c.s.3 Alle nog op 1 december 2014 lopende bezwaar- en beroepzaken zijn door de SVB conform het aangepaste Inkomensbesluit heroverwogen.

De nieuwe regeling geldt niet voor belanghebbenden voor wie het besluit onder een ander geldend recht (vóór 1 december 2014) is vastgesteld en waarbij inmiddels sprake is van een rechtens onaantastbaar besluit. Het is ongebruikelijk om terug te komen op rechtens onaantastbare besluiten.4 Het alsnog herzien van rechtens onaantastbare besluiten kan precedentwerking hebben voor andere situaties waarin het beleid wordt gewijzigd, ook buiten de afkoop van kleine pensioenen. Hierbij kan gedacht worden aan wijzigingen van het beleid in relatie tot bijvoorbeeld de fraudewet, het woonlandbeginsel en wijzigingen van fiscale wetgeving. Hiernaast is een herziening met terugwerkende kracht relatief duur in de uitvoering.

De Tweede Kamer heeft verzocht de groep in beeld te brengen waarbij in 2013 en 2014 sprake is van rechtens onaantastbare besluiten. Van de maximaal 12.000 personen die in 2013 en 2014 op de AOW-partnertoeslag zijn gekort vanwege een inkomensstijging op of rond hun 65e jaar heeft de SVB niet vastgelegd of er sprake was van afkoop klein pensioen of van een ander inkomen. Dat was op dat moment geen relevant onderscheid. Het is de inschatting dat dit voornamelijk afkoopgevallen betreft. Hier moet echter wel per geval een beoordeling op plaatsvinden. Daarnaast kan het in 2013 en 2014 in totaal nog om circa 300 Anw-gerechtigden gaan. Op dit moment is derhalve nog niet precies duidelijk wat de omvang is van een herziening en wat de kosten zouden kunnen zijn. Ik breng dit nader in kaart.

Ik wil nader bezien of een herziening over de jaren 2013 en 2014 mogelijk is, zonder dat er een precedentwerking ontstaat door terug te komen op rechtens onaantastbare besluiten. Ik wil uw Kamer hier voor 1 januari 2016 nader over informeren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 32 043, nr. 253.

X Noot
2

Stb. 2015, 242.

X Noot
3

Kamerstuk 33 988, nr. 29.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2796.

Naar boven