Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2015
Met ingang van 2010 is de uitvoering van de algemene bijstand aan ouderen en de verantwoordelijkheid
daarvoor integraal overgeheveld van gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank (SVB).
De SVB voert sindsdien de algemene bijstand aan ouderen uit onder de naam Aanvullende
Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Reden voor deze overheveling was de verwachting
het niet-gebruik van de algemene bijstand onder ouderen met een AOW-tekort terug te
dringen. Aan de Tweede Kamer is toegezegd de effecten van de overheveling op het niet-gebruik
van de AIO te evalueren. De verantwoordelijkheid voor de re-integratie van de jongere
partner van AIO-gerechtigden, degene die de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt, is
net als voor 2010 bij gemeenten gebleven. Aan de Eerste Kamer is toegezegd bij deze
evaluatie ook de wijze te betrekken waarop gemeenten de jongere partner ondersteunen
bij diens re-integratie en de wijze waarop gemeenten daarbij samenwerken met de SVB.1
Conform deze toezeggingen ontvangt u hierbij twee onderzoeksrapporten: «SVB realiseert
lager niet-gebruik. Niet-gebruik in de AIO in 2011 vergeleken met 2005» en «Re-integratie
van jongere partners van AIO-gerechtigden. Een evaluatie»2. Zij vormen samen de evaluatie van de overheveling naar de SVB. In bijlagen 1 (niet-gebruik)
en 2 (re-integratie jongere partner)3 bij deze brief wordt ingegaan op beide onderzoeken. In bijlage 34 wordt inzicht gegeven in de kwantitatieve informatie over de AIO-populatie.
Niet-gebruik
Het niet-gebruik van de AIO is fors gedaald met 30%. Er is een duidelijke samenhang
tussen deze daling en de overheveling naar de SVB. De overheveling heeft belangrijke
verbeteringen teweeg gebracht bij het terugdringen van het niet-gebruik. De SVB wijst
iedereen die mogelijk in aanmerking komt actief op de AIO en de combinatie van de
aanvragen voor AIO en AOW is voor de burger een vereenvoudiging. Ik zie dan ook geen
aanleiding voor aanpassingen. Dat er nog steeds niet-gebruik is, is verklaarbaar.
In de eerste plaats kent de AIO een middelentoets en plichten voor de cliënt en de
partner. Deze zaken kunnen door de cliënt als belastend ervaren worden. In de tweede
plaats is het bij het uitkeringsbedrag (de baten) een gegeven dat het niet-gebruik
van de AIO – een aanvulling op al bestaand inkomen – hoger is naarmate het bedrag
lager is. De afweging van deze kosten en baten en de beslissing een aanvraag wel of
niet in te dienen liggen bij de burger.
Re-integratie jongere partner
Gemeenten behandelen in meerderheid de jongere re-integratieplichtige partner van
een AIO-gerechtigde (ongeveer 5.000) als iedere andere bijstandsgerechtigde. Per individu
wordt de afstand tot de arbeidsmarkt beoordeeld. Dit leidt er toe dat re-integratie
sporadisch plaatsvindt, omdat deze groep onvoldoende arbeidsverleden en daarmee een
grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft.
Gemeenten hebben met de op 1 januari van dit jaar in werking getreden Participatiewet
de verantwoordelijkheid en de beschikking over de instrumenten voor het naar vermogen
laten participeren van jongere partners. Wie niet succesvol aan het werk komt, kan
wel anderszins participeren in de maatschappij. Ik zal gemeenten in de Verzamelbrief
wijzen op het feit dat jongere partners van AIO-gerechtigden re-integratieplichtig
zijn en op het belang van participatie door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. De Participatiewet
noopt er ook toe dat zij actief door gemeenten benaderd worden.
Daarvoor moeten de gemeenten deze groep in beeld hebben. Hiervoor bestaat een meldingsprocedure.
Het blijkt dat de melding door de SVB van een nieuwe jongere partner en de verwerking
daarvan door de gemeente in de praktijk niet optimaal verlopen. De SVB beziet naar
aanleiding van dit onderzoek daarom met de VNG hoe deze procedure beter geborgd kan
worden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma