32 037 Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen

Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2015

Met ingang van 2010 is de uitvoering van de algemene bijstand aan ouderen en de verantwoordelijkheid daarvoor integraal overgeheveld van gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank (SVB). De SVB voert sindsdien de algemene bijstand aan ouderen uit onder de naam Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Reden voor deze overheveling was de verwachting het niet-gebruik van de algemene bijstand onder ouderen met een AOW-tekort terug te dringen. Aan de Tweede Kamer is toegezegd de effecten van de overheveling op het niet-gebruik van de AIO te evalueren. De verantwoordelijkheid voor de re-integratie van de jongere partner van AIO-gerechtigden, degene die de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt, is net als voor 2010 bij gemeenten gebleven. Aan de Eerste Kamer is toegezegd bij deze evaluatie ook de wijze te betrekken waarop gemeenten de jongere partner ondersteunen bij diens re-integratie en de wijze waarop gemeenten daarbij samenwerken met de SVB.1

Conform deze toezeggingen ontvangt u hierbij twee onderzoeksrapporten: «SVB realiseert lager niet-gebruik. Niet-gebruik in de AIO in 2011 vergeleken met 2005» en «Re-integratie van jongere partners van AIO-gerechtigden. Een evaluatie»2. Zij vormen samen de evaluatie van de overheveling naar de SVB. In bijlagen 1 (niet-gebruik) en 2 (re-integratie jongere partner)3 bij deze brief wordt ingegaan op beide onderzoeken. In bijlage 34 wordt inzicht gegeven in de kwantitatieve informatie over de AIO-populatie.

Niet-gebruik

Het niet-gebruik van de AIO is fors gedaald met 30%. Er is een duidelijke samenhang tussen deze daling en de overheveling naar de SVB. De overheveling heeft belangrijke verbeteringen teweeg gebracht bij het terugdringen van het niet-gebruik. De SVB wijst iedereen die mogelijk in aanmerking komt actief op de AIO en de combinatie van de aanvragen voor AIO en AOW is voor de burger een vereenvoudiging. Ik zie dan ook geen aanleiding voor aanpassingen. Dat er nog steeds niet-gebruik is, is verklaarbaar. In de eerste plaats kent de AIO een middelentoets en plichten voor de cliënt en de partner. Deze zaken kunnen door de cliënt als belastend ervaren worden. In de tweede plaats is het bij het uitkeringsbedrag (de baten) een gegeven dat het niet-gebruik van de AIO – een aanvulling op al bestaand inkomen – hoger is naarmate het bedrag lager is. De afweging van deze kosten en baten en de beslissing een aanvraag wel of niet in te dienen liggen bij de burger.

Re-integratie jongere partner

Gemeenten behandelen in meerderheid de jongere re-integratieplichtige partner van een AIO-gerechtigde (ongeveer 5.000) als iedere andere bijstandsgerechtigde. Per individu wordt de afstand tot de arbeidsmarkt beoordeeld. Dit leidt er toe dat re-integratie sporadisch plaatsvindt, omdat deze groep onvoldoende arbeidsverleden en daarmee een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

Gemeenten hebben met de op 1 januari van dit jaar in werking getreden Participatiewet de verantwoordelijkheid en de beschikking over de instrumenten voor het naar vermogen laten participeren van jongere partners. Wie niet succesvol aan het werk komt, kan wel anderszins participeren in de maatschappij. Ik zal gemeenten in de Verzamelbrief wijzen op het feit dat jongere partners van AIO-gerechtigden re-integratieplichtig zijn en op het belang van participatie door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. De Participatiewet noopt er ook toe dat zij actief door gemeenten benaderd worden.

Daarvoor moeten de gemeenten deze groep in beeld hebben. Hiervoor bestaat een meldingsprocedure. Het blijkt dat de melding door de SVB van een nieuwe jongere partner en de verwerking daarvan door de gemeente in de praktijk niet optimaal verlopen. De SVB beziet naar aanleiding van dit onderzoek daarom met de VNG hoe deze procedure beter geborgd kan worden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 32 037, C, blz. 2.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven