31 954
Regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

nr. 13
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 20 januari 2010

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken3 hebben op 15 januari 2010 overleg gevoerd met staatssecretaris Bijleveld-Schouten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over diverse wetten openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

Van Beek

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken,

De Gier

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

Vrijdag 15 januari 2010

11.00 uur

De voorzitter: Van Beek

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten:

Van Raak, Remkes, Brinkman, Van Gent, Leerdam, Van Bochove, Van Beek en Ortega-Martijn,

en mevrouw Bijleveld-Schouten, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31954);

het wetsvoorstel Regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31958);

het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (31956);

het wetsvoorstel Invoering van de regelgeving met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31957);

het wetsvoorstel Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31959);

het wetsvoorstel Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging van verdragen voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (32047);

de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 september 2009 over het voornemen tot opzegging van verdragen voor de BES-eilanden, waarnaar wordt verwezen in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel 32047 (32047, nr. 5);

de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 20 november 2009 over de oprichting Stichting BES pensioenfonds (32223, nr. 1);

de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 3 december 2009 over het verzoek van de commissie om niet over te gaan tot de oprichting van de Stichting BES pensioenfonds (32223, nr. 2);

de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 24 december 2009 over het vaststellen van Nederlands-Antilliaanse regelgeving (31568, nr. 64).

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik open dit wetgevingsoverleg, dat erop is gericht dat wij een zevental wetten gaan behandelen die betrekking hebben op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Ik heet de staatssecretaris en haar ambtelijke staf welkom, die al met veel belangstelling naar komend weekeinde uitkijken!

StaatssecretarisBijleveld-Schouten

Eerlijk gezegd weet ik niet of dat zo is! Maar het heeft wel iets samenbindends.

De voorzitter:

Ik heet de collega's welkom, die een groot deel van het werk al achter de rug hebben.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Wij hebben wel weekend!

De voorzitter:

Dat is maar de vraag, want tijdens het weekeinde komen via Parlis de antwoorden op de gestelde vragen binnen, en ik hoop dat u ze voor maandagochtend gelezen hebt.

Ik heb aangegeven dat het in mijn voornemen ligt om de wetten volgtijdelijk te behandelen. Het gaat om een zevental agendapunten. Ik heb begrepen dat enkele leden opmerkingen vooraf willen maken. Ik vraag de leden zich te realiseren dat we samen de afspraak hebben gemaakt om aan het eind van de middag de eerste termijn van de kant van de Kamer afgerond te hebben. Ik zal proberen het daar naar toe te leiden, maar we moeten daar samen proberen uit te komen. Verder wijs ik de leden erop dat dit een wetgevingsoverleg is, zodat ze elkaar wat ruimte moeten geven om de eigen betogen te houden en niet na elke zin gaan interrumperen. De bedoeling is namelijk dat er een goed stuk wetsgeschiedenis geschreven wordt. De politieke standpunten zijn bekend.

Ik wil de volgorde van de grootte van de fracties aanhouden, zodat we beginnen met de heer Van Bochove van het CDA.

Algemeen

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. Om te beginnen feliciteer ik u op deze bijzondere dag van harte met uw verjaardag. Daar kunnen we natuurlijk niet aan ontkomen. Voordat mijn spreektijd ingaat, wil ik zeggen dat het toch wel bijzonder is dat u als voorzitter van deze vaste commissie deze dag hebt uitgekozen om deze wetten te behandelen. U refereerde straks al aan een bijeenkomst die we enige jaren geleden aan de overkant hadden, waar we uw verjaardag ook, overigens in gepaste eenvoud, vierden. Desalniettemin hoop ik dat u in staat bent deze bijzondere dag ook met sommigen van degenen die u dierbaar zijn door te brengen, en dat wij daaraan kunnen meewerken.

2010 kan de geschiedenis ingaan als het jaar waarin het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden sinds de ondertekening in 1954 zijn meest ingrijpende aanpassing ondergaat. De onafhankelijkheid van Suriname in 1975 en het in 1986 uittreden van Aruba uit het staatsverband van de Nederlandse Antillen, waarmee het een zelfstandig land werd binnen het Koninkrijk, is natuurlijk voor de betreffende landen en voor alle betrokkenen van grote betekenis. Maar 2010 kan het jaar worden waarin de Nederlandse Antillen feitelijk en juridisch uit elkaar vallen. Mogelijk worden twee eilanden, Curaçao en Sint-Maarten, zelfstandige landen binnen het Koninkrijk, mogelijk worden drie eilanden, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, als openbaar lichaam met Nederland verbonden. Een voorzichtige omschrijving, bewust gekozen, niet vanwege twijfel bij de CDA-fractie over de gekozen weg en niet vanwege twijfel over de haalbaarheid van het proces ergens dit jaar. Als alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen, kan het. Bewust gekozen, vanwege de vele mogelijke onverwachte hindernissen die zowel hier als daar nog kunnen opdoemen: verkiezingen, referenda, het niet bereiken van consensus, bewuste obstructie, het niet tijdig gereed zijn van wetgeving, het kan allemaal nog leiden tot vertraging, vertraging die naar de opvatting van de CDA-fractie niet in het belang is van de bevolking op de eilanden.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot vaststelling van de begrotingsstaat van de koninkrijksrelaties in december jongstleden sprak ik namens de CDA-fractie het volgende uit.

Krijgen de staatkundige veranderingen daadwerkelijke inhoud? Wat eind 2010 de feitelijke omstandigheden ook zijn, het land De Nederlandse Antillen is inmiddels zover gedesintegreerd dat dit land geen toekomst meer heeft. Dat dienen allen die politiek en maatschappelijk bij de veranderingen betrokken zijn, zich nadrukkelijk te realiseren. Het is voor de CDA-fractie onomstreden. De bewoners van de eilanden hebben in vrijheid kunnen beslissen over hun toekomst, inclusief onafhankelijkheid. Politieke omstandigheden kunnen wisselen door verkiezingen of door wisseling van de politieke kleur van bestuurscolleges. Die eenmaal gemaakte keuze brengt echter ook verplichtingen mee. Een eenmaal gemaakte keuze kan niet bij de eerstvolgende bestuurlijke veranderingen onder het mom van zelfbeschikkingsrecht eenvoudig worden ingewisseld voor een andere optie. Bij bestuurlijke kwaliteit hoort ook continuïteit van besluitvorming. De opvattingen van een politieke en/of wetenschappelijke elite, hoe belangwekkend ook, leiden als gevolg van een voortdurende hernieuwing van oude discussies niet tot de door de bevolking gewenste staatkundige veranderingen. Dat heb ik toen gezegd.

Voor de CDA-fractie is een van de leidende motieven voor het steunen van het huidige proces van staatkundige verandering verbetering van de leefomstandigheden van de bevolking. Die verbeteringen komen op dit moment al tot uiting in de werkzaamheden voor een betere ziekenzorg op de BES-eilanden, de instelling van Centra voor Jeugd en Gezin en substantiële investeringen in het onderwijs. Voor dit wetgevingsoverleg zijn aan de orde de versterking van de democratische structuur en een vernieuwingsslag in wetgeving.

De CDA-fractie moet nu vaststellen dat het uitgangspunt "afspraak is afspraak" kennelijk niet voor eenieder dezelfde betekenis heeft. Eenmaal genomen besluiten worden naar de opvatting van de CDA-fractie soms lichtvaardig ter discussie gesteld. Deze zijn kennelijk onderschikt aan een opvatting waarvan de relevantie nog moet blijken. Hierbij ontstaat bij anderen het gevoel dat ook hun keuze ter discussie wordt gesteld. Wat de CDA-fractie betreft wordt de wens van de bevolking van Saba en Sint-Eustatius om zo snel mogelijk een openbaar lichaam te worden, ook ingewilligd. Daar dient eenieder zich ondanks eigen opvattingen en belangen voor in te zetten. Hier ligt dan ook een uitdaging voor de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten-Generaal. Een mogelijk referendum op Bonaire staat de behandeling van deze wetsvoorstellen niet in de weg. Een korte plenaire afhandeling is ook mogelijk. Besluitvorming met betrekking tot Sint-Eustatius en Saba is noodzakelijk. Indien nodig kan Bonaire met één pennenstreek – lees één wetsartikel – uit deze wetten worden geschrapt. Overigens sluit de CDA-fractie zich aan bij de uitspraak van de staatssecretaris in het laatste AO dat er geen andere optie naast de voorliggende is dan zelfstandigheid buiten het Koninkrijk.

Dit wetgevingsoverleg staat in het teken van de behandeling van enkele zogenoemde BES-wetten. De rijksconsensuswetten volgen later, maar zijn eveneens van grote betekenis. Uiteraard geldt dit in het bijzonder voor de Rijkswet tot wijziging van het Statuut. Hier wordt immers een nieuwe inhoud gegeven aan het Koninkrijk: vier landen. Over de status van Sint-Maarten zullen wij later op basis van een nog te verwachten brief van de staatssecretaris een debat hebben.

Aan het begin van dit eerste formele overleg over wetgeving rondom die staatkundige veranderingen past een woord van waardering voor al degenen die zich in de afgelopen jaren hebben ingezet om daar te komen waar we nu staan. Een fors pakket van wetgeving moet de komende maanden worden behandeld. Vandaag beginnen wij daarmee. In mijn waardering betrek ik natuurlijk de ambtelijke ondersteuning op de departementen en de griffie. Maar ik denk daarbij ook aan medewerkers van de fracties. Het waren sinds 2005 energievragende jaren en er zullen nog hectische maanden volgen.

Wijziging van de Grondwet is nodig om Bonaire, Sint-Eustatius en Saba definitief de status van openbaar lichaam als onderdeel van Nederland te geven. Op basis van adviezen van de Raad van State meent de regering dat voorlopig kan worden volstaan met de wijziging van het Statuut. De regering wil wachten op de evaluatie van alle nu te maken afspraken, evenals wet- en regelgeving, in het zesde jaar van de drie openbare lichamen. De CDA-fractie deelt deze opvatting niet. Bij de inbreng voor de verslagen van de vandaag te behandelen wetsvoorstellen is van de kant van de CDA-fractie nadrukkelijk aangedrongen op de eerste behandeling van de grondwetswijziging voor de Tweede Kamerverkiezingen in mei 2011. Bij de behandeling van de begroting afgelopen december heeft de CDA-fractie de motie-Remkes c.s. gesteund. Hierin wordt de regering verzocht om op korte termijn ter zake dienende voorstellen tot herziening van de Grondwet bij de Tweede Kamer in te dienen. De CDA-fractie gaat ervan uit dat de regering deze motie daadwerkelijk uitvoert. Dat betekent dus: voor mei 2011 een concrete behandeling van een wetsvoorstel tot wijziging van de Grondwet in beide kamers van het parlement. Wil de staatssecretaris dit zonder terughoudendheid bevestigen? Wil zij ook bevestigen dat andere noodzakelijke wijzigingen van de Grondwet, bijvoorbeeld in verband met de Kieswet, direct meegenomen worden?

Bij de behandeling van de BES-wetten stel ik vast dat in de vijf nota's naar aanleiding van het verslag één bepaalde zinsnede regelmatig terugkomt. Het betreft de tekst dat, in overeenstemming met de Slotverklaring van 2006, centraal staat dat een belangrijk deel van de Nederlands-Antilliaanse wet- en regelgeving die op de drie eilanden van kracht is, van kracht zal blijven en dat Nederlandse regelgeving geleidelijk ingevoerd zal worden. Zo nodig, indien de Nederlands-Antilliaanse wetgeving aanpassing behoeft, zal deze aanpassing plaatsvinden via twee aanpassingswetten. Daarnaast is op meerdere onderdelen specifieke Nederlandse BES-wetgeving noodzakelijk. Ten slotte zullen een aantal bestaande Nederlandse wetten, zoals de Kieswet, van toepassing worden op de BES-eilanden.

De hier gemaakte keuze is zoals aangegeven vastgelegd in de Slotverklaring. Dit is in een eerder stadium met de Kamer gewisseld. De argumentatie om op deze manier te handelen heeft de steun van de CDA-fractie. Directe en onverkorte invoering van de Nederlandse wetgeving werkt op vele terreinen ontwrichtend op de eilanden. Dat geldt ook voor het onmiddellijk, ik zou bijna zeggen per decreet, invoeren van het homohuwelijk. Dat ook deze wetgeving, hoe men daar inhoudelijk ook over denkt, uiteindelijk op de BES-eilanden van kracht zal worden, lijkt onontkoombaar. Aan directe invoering als voorwaarde voor steun aan het proces van staatkundige verandering werkt de CDA-fractie niet mee. Zorgvuldigheid, bestuurbaarheid en leefbaarheid moeten ook in de komende periode gegarandeerd zijn.

Opvallend is tevens dat de regering feitelijk niet kan zeggen wanneer nu precies de invoering van de Nederlandse wet- en regelgeving zal plaatsvinden.

De voorzitter:

De heer Remkes heeft een vraag over het vorige onderwerp.

De heerRemkes(VVD)

Misschien kan de heer Van Bochove toelichten wat voor ontwrichtende werking de onmiddellijke invoering van het homohuwelijk zou hebben.

De heerVan Bochove(CDA)

Deze discussie hebben wij al vaker gevoerd. Op de eilanden leeft een bepaalde opvatting rondom het homohuwelijk. Die deelt de heer Remkes niet. Die opvatting is op zich echter legitiem.

De heerRemkes(VVD)

Dat heeft niets met ontwrichting te maken.

De heerVan Bochove(CDA)

Het betekent dat, als wij op dit moment overgaan tot het onmiddellijk opleggen van regelgeving, terwijl wij juist aan de mensen hebben beloofd het met enige zorgvuldigheid te doen, dit geen goede uitwerking zal hebben op de eilanden. Ik noem dat "ontwrichting". De heer Remkes mag daar een andere inkleuring aan geven. Ik vind het echter een verkeerde aanpak. Ik vind zorgvuldigheid, bestuurbaarheid en leefbaarheid noodzakelijk om na een goede start tot inpassing in Nederland te komen. Ik heb gezegd dat de wetgeving die hier bestaat uiteindelijk daar zal worden ingevoerd.

De heerBrinkman(PVV)

Vindt de CDA-fractie dat het homohuwelijk uiteindelijk op de BES-eilanden ingevoerd moet worden?

De heerVan Bochove(CDA)

Als de heer Brinkman goed naar mij had geluisterd, had hij gehoord dat ik heb gezegd dat het homohuwelijk, hoe je er inhoudelijk ook over denkt, uiteindelijk zal worden ingevoerd. De Nederlandse wetgeving wordt daar immers van toepassing. Ik was daar helder over.

De heerBrinkman(PVV)

Ik heb het dus goed gehoord. Ik vraag mij dan ook af waarom de heer Van Bochove de gewijzigde motie van mevrouw Van Gent en de heren Leerdam en Remkes niet heeft gesteund.

De heerVan Bochove(CDA)

Wij waren van mening dat de wetgeving al is vastgelegd. Op enig moment worden de wetten dus ingevoerd. De motie is daarmee feitelijk overbodig.

De heerBrinkman(PVV)

Dan had de heer Van Bochove die toch gewoon kunnen steunen? Die motie geeft immers een duidelijk signaal af. Het zou mooi zijn als ook de heer Van Bochove, die net mooie woorden sprak, een duidelijk signaal aan de eilanden geeft. Hij weet wat de motie op de eilanden teweeg heeft gebracht. Het ware mooi geweest als de heer Van Bochove de motie gewoon had gesteund. Dat heeft hij niet gedaan. Daarmee geef hij een dubbel signaal af.

De heerVan Bochove(CDA)

Je kunt natuurlijk een overbodige motie steunen. Ik vind dat echter niet nodig. Ik heb zo-even helder gemaakt hoe wij over het punt denken. Daarover bestaat geen misverstand. De motie was wat ons betreft niet noodzakelijk.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Ik schrik een beetje van een term als "ontwrichtende werking". Het CDA gaat volkomen voorbij aan het punt dat homo's op de Antillen een positie innemen die niet altijd even plezierig is. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat dit punt, net zoals abortus en euthanasie, binnen het Koninkrijk op dezelfde manier wordt geregeld. De heer Remkes en ik komen daar straks op terug. De heer Van Bochove wil nu iedereen te vriend houden. Verder lijkt het er bijna op dat hij streeft naar uitstel van executie. Hij noemt een motie weliswaar overbodig, maar hij weet net zo goed als ik dat dit niet het geval is. Hij krijgt een nieuwe kans, want de heer Remkes en ik zullen een amendement indienen met als strekking om dit zo snel mogelijk keurig en netjes te regelen. De heer Van Bochove weet net zo goed als ik dat democratie niet iets is voor bange mensen en dat wij hier niet als een stelletje angsthazen om deze hete brij heen moeten draaien. Ik zou graag een nadere uitleg van hem willen hebben over de "ontwrichtende werking". Eigenlijk vind ik dit"bangschieterij" van het CDA.

De heerVan Bochove(CDA)

Ik heb zojuist al aangegeven dat in een samenleving die zichzelf moet ontwikkelen en die moet wennen aan bepaalde ideeën die daar niet normaal zijn en die men niet gewenst acht, je met enige zorgvuldigheid en met oog en aandacht voor de mensen in die samenleving tot deze wetgeving moet overgaan. Wij in Nederland vinden immers dat die wetten uiteindelijk wel moeten worden ingevoerd. Ik heb ook gezegd dat de Nederlandse wetgeving, waaronder die over het homohuwelijk, daar uiteindelijk van kracht wordt. Wij wisten dat ook allemaal; bovendien hebben wij van tevoren aangegeven dat die wetgeving daar op termijn wordt ingevoerd. In de motie wordt gevraagd of de staatssecretaris nog eens wil nagaan welke wetten wel en welke niet eerder van toepassing zouden moeten zijn. Straks maak ik daar nog een opmerking over. Ik denk evenwel dat je ook rekening moet houden met gevoelens van de mensen in die samenleving. Je moet dus niet overgaan tot het aan de mensen aldaar opleggen van jouw wil en jouw opvatting. Dat is toch een vorm van "wij weten wat goed voor u is".

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Dan wil ik van de CDA-fractie weten in welke termijnen zij denkt. Als dit uw belangrijkste argumentatie is voor uitstel, vraag ik mij af op welk moment volgens u de ontwrichtende werking van het regelen van het homohuwelijk tot het verleden behoort.

De heerVan Bochove(CDA)

Soms moet je wennen aan een idee, een opvatting of een verandering dat, respectievelijk die niet is wat je wenst; je moet daar naartoe leven. Mevrouw Ortega-Martijn, die hier nu niet is, heeft bij de begrotingsbehandeling gezegd: wij hebben er jarenlang over gedaan om in die richting te emanciperen. Ik vind dat je, als het gaat om wetgeving op dit punt, ook de bevolking op de eilanden op die manier die kans moet geven.

De heerRemkes(VVD)

...

De heerVan Bochove(CDA)

Dat is een overtuigende argumentatie. Zo kun je het ook benaderen. Ik denk dan ook dat het verstandig is om dit punt daar "met enige zorg" te implementeren.

De voorzitter:

Ik wil deze discussie nu afronden. Ik wil namelijk terug naar de onderwerpen van het wetgevingsoverleg.

Mevrouw Ortega-Martijn is zojuist geciteerd. Zij komt naar deze vergadering, maar nu staat zij nog met pech langs de weg. Het is de bedoeling dat zij zal deelnemen aan dit overleg.

De heer Van Bochove rondt nu zijn betoog af.

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. Ik heb al gezegd dat er feitelijk niets is afgesproken over de precieze invoeringsdatum van deze wetten. Over vijf jaar komt er een evaluatie en dan weten wij het. Het zal wel geleidelijk gebeuren. In de stukken staat: met uitzondering van het eindmodel voor de regulering van de financiële markten zal dat niet de eerste vijf jaar zijn. Dat gebeurt dus niet voor de evaluatie. De CDA-fractie heeft hier toch wel enige twijfel bij. Daarom vraagt zij de regering om dit punt in dit debat nader te onderbouwen. Is het niet verstandiger om op korte termijn een inventarisatie te maken van alle wetten die ingevoerd moeten worden en om in overleg met de Kamer een noodzakelijke volgorde te bepalen en zo mogelijk een verdeling in voor en na de evaluatie? Dat schept niet alleen duidelijkheid voor de eilanden en hun bewoners, maar ook voor de nieuwe landen waarmee samengewerkt moet worden. Bovendien weten de departementen dan wanneer zij aan zet zijn. Ten slotte schept het duidelijkheid voor de Staten-Generaal als medewetgever. Graag verneem ik hierop de reactie van de staatssecretaris.

Ten slotte heb ik nog een vraag over de nieuwe wetgeving. De Kamer kan er toch van uitgaan dat alle nieuwe wetten die vanaf heden aan het parlement worden aangeboden ook direct nadat die hier zijn aangenomen op de BES-eilanden van kracht worden? Ik overweeg om hierover een uitspraak aan de Kamer te vragen. Graag hoor ik eerst de reactie hierop van de staatssecretaris.

In de vijf nota's naar aanleiding van het verslag is wat de CDA-fractie betreft uitgebreid ingegaan op de geplaatste kanttekeningen. De gestelde vragen zijn over het algemeen uitgebreid en voldoende inhoudelijk beantwoord. Hierdoor hoeft in het volgende deel van dit overleg slechts op een beperkt aantal zaken te worden ingegaan. Dit was mijn inleiding.

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. Ook ik feliciteer u hartelijk met uw verjaardag. Nog vele jaren. Ik zie dat u uw best doet en ik moet zeggen dat uw traktatie erg goed valt.

Vandaag is dan eindelijk het moment aangebroken waarop de Tweede Kamer het eerste deel van de wetgeving om de BES-eilanden als openbaar lichaam op te nemen in het Nederlandse staatsbestel behandelt. Het proces van staatkundige herstructurering waar dit wetgevingsoverleg deel van uitmaakt, begon op 26 november 2005 met de rondetafelconferentie, op 2 november 2006 gevolgd door een slotverklaring, die het afgelopen voorjaar werd bekrachtigd in een referendum op Curaçao. De hervorming van het Koninkrijk verloopt moeizaam. De afgelopen periode is herhaaldelijk gebleken dat de Caribische Zee bezaaid is met onzichtbare klippen en onverwacht opstekende orkanen. Op Curaçao en Bonaire lijkt de steun voor de hervorming in zekere mate af te brokkelen, en ook in de Tweede Kamer is er niet langer sprake van unanieme steun.

Bovendien is er, voornamelijk met betrekking tot de BES-eilanden, wetgevend gezien sprake van een bijzonder complexe operatie, waarmee Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba weinig tot geen ervaring hebben. Het gevolg van het laatste is dat de regering heeft gekozen voor een geleidelijke aanpak, waarbij Nederlandse wetgeving gedurende de komende vijf jaar beetje bij beetje van toepassing wordt verklaard. De grote hoeveelheid regelgeving, de zich opvolgende nota's van wijziging en het klaarblijkelijke gebrek aan planning vooraf hebben het proces er niet overzichtelijker op gemaakt. Ik kan dan ook wel stellen dat het proces niet bepaald de schoonheidsprijs verdient. Dat betekent echter niet dat wij het schip in het zicht van de haven, in het zicht van 10 oktober 2010 dus, mogen laten stranden. Dat is een gezamenlijke oproep van mij aan alle partijen die bij dit proces betrokken zijn. Met betrekking tot het Antillendossier, zo heb ik geleerd, is er zelden sprake van perfecte oplossingen, maar de hervorming blijft de beste mogelijkheid sinds decennia om de situatie op de eilanden aan te pakken en die voor de lokale bevolking te verbeteren.

Het afschaffen van de dubbele bestuurslaag, de schuldsanering en het aangescherpte toezicht bieden de beste kans om te komen tot meer zelfstandige en voortvarende eilanden, die zelf in staat zijn om te investeren in zaken als armoedebestrijding, onderwijs, gezondheidszorg en milieu. Deze unieke, en wellicht eenmalige, mogelijkheid tot verbetering mogen Nederland, de Antillen en Aruba niet zomaar weggooien. Wij zijn het aan elkaar verplicht om de hervorming tot een goed einde te brengen. Dit is mogelijk als wij ons daar gezamenlijk voor inzetten.

In dit kader wil ik een aantal woorden wijden aan de kwestie-Bonaire en de manier waarop dit eiland buiten de boot dreigt te vallen. Vorige week bereikten ons berichten dat bij de val van het bestuurscollege niet alleen politieke motieven een rol zouden hebben gespeeld en dat er sprake zou zijn geweest van omkoping. De staatssecretaris heeft aan de gouverneur gevraagd de zaak te onderzoeken. Wat houdt dit onderzoek precies in en welke bevoegdheden heeft de gouverneur op dit gebied? Wanneer is de verwachting dat de gouverneur zijn onderzoek heeft afgerond? Wat gaat de staatssecretaris doen met de resultaten ervan? De PvdA heeft nu drie keer gevraagd om een onderzoek naar de staat van het bestuur op Bonaire en de staatssecretaris heeft in haar reactie op deze vragen verklaard dat zij de rapportage van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en de onderzoeken van het OM wil afwachten. Het is wat mij betreft zaak dat deze kwestie niet vooruitgeschoven blijft worden. Op welke termijn gaat de staatssecretaris besluiten of een onderzoek al dan niet op zijn plaats is? Is zij bereid om hierover een brief aan de Kamer te sturen? Zo ja, kan dit binnen twee weken?

De PvdA wenst nader inzicht van de regering in de gevolgen van deze kwestie voor het staatkundig proces. Als de beschuldigingen waar zijn, is de omkoping de reden geweest waarom Bonaire zich alsnog tegen de hervorming heeft gekeerd, en is corruptie er de oorzaak van dat de bevolking van Bonaire nu het grote risico loopt om de voordelen die de hervorming biedt mis te lopen. Ik merk hierbij op dat het bestuurscollege eerder akkoord ging met het opnemen van Bonaire in het Nederlandse staatsbestel. Hoewel dat ook niet vrij was van twijfelachtige praktijken is daar wel direct voor gekozen. Het moge duidelijk zijn dat, als de beschuldigingen waar zijn, het besluit van Bonaire om zich tegen het proces te keren niet is genomen op een manier, zoals dat in een democratische rechtsstaat behoort te gaan. Is de staatssecretaris van mening dat, mocht er inderdaad sprake zijn van omkoping, Nederland door middel van de waarborgfunctie in kan en moet grijpen om Bonaire alsnog bij het proces te betrekken? Ik vraag dat mede in het licht van de eerdere vraag van mijn fractie welke mogelijkheden Nederland heeft om Bonaire aan de eerder gemaakte afspraken te houden. Heeft de staatssecretaris dat al uitgezocht?

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter ...

De voorzitter:

Ik aarzel enorm. Dit is een ontzettend belangrijk onderwerp, maar eigenlijk een beetje buiten de orde. Wij zijn namelijk bezig met een wetgevingsoverleg.

De heerBrinkman(PVV)

Het gaat om de waarborgfunctie en over goed bestuur. De heer Leerdam maakt dus een terecht punt, want wij moeten wel weten wat wij in huis halen. Als wij Bonaire op deze manier in huis halen, moeten wij wel weten wat wij doen.

Stel dat uit het referendum naar voren komt dat men toch een andere structuur wil en dat men anders wil omgaan met Nederland. Stel dat men anders in het Koninkrijk wil zitten of dat men helemaal uit het Koninkrijk wil. Roept de heer Leerdam de staatssecretaris dan op om Bonaire met de waarborgfunctie in de hand te dwingen om op de huidige manier verder te gaan, of doelt hij op iets anders?

De heerLeerdam(PvdA)

In het verleden heeft de staatssecretaris heel duidelijk aangegeven: afspraak is afspraak. Wij hebben afspraken gemaakt met Bonaire, maar ook met de andere eilanden, zoals Sint-Eustatius en Saba. Wij hebben dit traject gezamenlijk ingezet. Bonaire is al akkoord gegaan. Men verwacht van ons dat wij een betrouwbare partner zijn. Het gaat dan niet aan dat Bonaire de stekker er uittrekt, want daarmee wordt de positie van de andere eilanden ook in het geding gebracht. Daar gaat het om. Dit traject moet op een goede manier de eindstreep halen. In het verleden hebben wij ingegrepen bij Sint-Maarten. Ook wat betreft Bonaire moeten wij dan bezien hoe wij daarmee omgaan.

De heerBrinkman(PVV)

Ik ken alle belangen, maar ik wil antwoord op mijn vraag. Stel dat uit het referendum naar voren komt dat men totaal onafhankelijk wil worden. Vindt de heer Leerdam dan dat de staatssecretaris zich moet houden aan de eerder gemaakte afspraken, of moet het beleid dan zodanig worden gewijzigd dat er een proces wordt afgesproken waarbij Bonaire totaal onafhankelijk kan worden?

De heerLeerdam(PvdA)

Die vraag is nog niet gesteld. Uit de manier waarop Bonaire tot nu toe heeft gecommuniceerd, blijkt niets van onafhankelijkheid. De vraag van de heer Brinkman is op dit moment dus niet aan de orde.

De heerVan Raak(SP)

Ik ben blij dat de heer Leerdam vindt dat er een onderzoek moet komen naar de staat van het bestuur op Bonaire. Dat steunen wij van harte, maar wat heeft dat voor gevolgen voor het wetgevingsproces? Wij maken afspraken met Bonaire, maar dat zijn ook afspraken met het bestuur. Als het waar is dat het bestuur is gekocht, leugenachtig en corrupt is, dan moet dat volgens mij gevolgen hebben voor het wetgevingsproces. Ik wil zo snel mogelijk opheldering van de staatssecretaris of dit waar is. Als dit niet het geval is, dan heeft iemand gelogen en dan moet er flink aan de oren worden getrokken. Als het wel waar is, hebben wij een heel groot probleem met Bonaire. Dan kunnen wij niet zomaar doorgaan op deze weg, al die wetten aannemen, een nieuwe status maken en het eiland binnenhalen, terwijl wij weten dat met deze bestuurders geen land te bezeilen is. Wat is de opvatting van de PvdA daarover?

De heerLeerdam(PvdA)

Ik heb heel duidelijk een vraag gesteld aan de staatssecretaris, dus volgens mij is er helemaal niets aan de hand. We zijn een weg ingeslagen en we hebben al verschillende malen met elkaar afgesproken dat we dit traject willen afronden. Daarom heb ik ook gezegd dat we de waarborgfunctie even moeten onderzoeken. De staatssecretaris heeft aan de gouverneur gevraagd om een onderzoek te plegen. Wij willen het resultaat van dat onderzoek zo snel mogelijk hebben, zodat we dit traject op een goede manier kunnen afronden.

De heerVan Raak(SP)

Laat ik het dan zo zeggen; we zijn samen met Bonaire aan het wandelen, hand in hand, met een wandelstok, en onderweg slaan de bestuurders van Bonaire ons voortdurend steeds harder op ons hoofd. Ik voel de bulten al. Dan kunnen we toch niet zeggen: jongens, we zijn gezellig samen aan het wandelen?

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Het is maar waar je van houdt. Sommige mensen houden daarvan.

De heerLeerdam(PvdA)

Ja, precies. Sommige mensen vinden meppen heerlijk.

De heerVan Raak(SP)

Ik niet, maar mijnheer Leerdam blijkbaar wel.

De heerLeerdam(PvdA)

Ik heb niet gezegd dat ik van meppen houd, maar ik heb gezegd dat sommige mensen meppen heerlijk vinden. Ik weet niet of u dat leuk vindt, of andere mensen, maar ik denk dat dit niet de vraag is. Als u goed hebt geluisterd, zult u ook merken dat dit niet aan de orde is.

Mijn fractie heeft kennisgenomen van het ingezonden stuk van de directeur Koninkrijksrelaties van het ministerie van BZK, dat op 19 december verscheen in het Antilliaans Dagblad. Daarin stelde hij onder meer dat de tijd en moeite die gepaard zouden gaan met het zoeken naar een andere oplossing voor Bonaire dan het worden van een openbaar lichaam, een reden zouden zijn om niet af te wijken van de gemaakte afspraken. De fractie van de Partij van de Arbeid is in dit opzicht van mening dat Nederland moet vasthouden aan de gemaakte afspraken, omdat afspraak nu eenmaal afspraak is, en niet omdat we geen tijd of zin hebben om te zoeken naar alternatieven.

Ook de opmerking dat de huidige positie van het bestuurscollege van Bonaire de andere eilanden in grote mate dupeert, omdat ook de andere eilanden dan hun nieuwe status ontnomen zou worden, kan de fractie van de Partij van de Arbeid maar met moeite plaatsen. Mijn fractie is namelijk niet van plan om Bonaire de andere eilanden te laten duperen. Als Bonaire wil afhaken, gaat de hervorming van Curaçao, Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius wat ons betreft gewoon door. Volgens mij heeft de staatssecretaris dat hier al meerdere malen verkondigd. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris de Nederlandse standpunten in deze kwestie nog even zou kunnen bevestigen.

De fractie van de Partij van de Arbeid merkt nog het volgende op over de Raad van State als complicerende factor. De belangrijkste raadgever van de wetgever lijkt in sommige opzichten geen onafhankelijke positie meer te hebben in dit proces, daar de nieuwe verhoudingen binnen ons Koninkrijk die in de voorliggende wetgeving nader worden uitgewerkt, in de belangrijkste mate zijn gebaseerd op eerdere adviezen van diezelfde Raad van State. De fractie van de Partij van de Arbeid wenst een heldere reactie van de regering op dit punt te ontvangen.

Tot zover onze opmerkingen over het staatkundig proces in zijn geheel. Mijn fractie heeft bij ieder wetsvoorstel nog een aantal vragen en opmerkingen die ik straks zal voorleggen aan de staatssecretaris. De heer Van Bochove sprak net over het gebrek aan volgorde bij het invoeren van Nederlandse wetgeving bij de BES-eilanden. De fractie van de Partij van de Arbeid deelt de zorgen van de CDA-fractie hierover. Ik zal hier een aantal woorden aan wijden als de aanpassingswet ter sprake komt.

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. We bespreken vandaag de eerste zes van 30 wetten, waarmee we Bonaire, Saba en Statia welkom heten in ons land. Het zijn drie prachtige eilanden, met zo'n 20.000 prachtige inwoners, maar soms met heel moeilijke bestuurders, en dat geldt vooral voor Bonaire. Ik ben werkelijk heel erg geschrokken van de verhalen. Ik wil graag zo snel mogelijk, liefst voor maandag, van de staatssecretaris weten of deze kloppen, want dat heeft te maken met de wetten die wij vandaag maken. Is het bestuur gekocht? Is er vier keer een jaarsalaris betaald? Zijn er vriendjes benoemd om deze regering mogelijk te maken? Dit is volgens mij een van de ergste vormen van corruptie: kopen van de democratie.

Ik vind het erg goed dat de staatssecretaris een beroep doet op de waarborgfunctie in artikel 43, want dat hoort in dit geval. Hier is echt iets serieus aan de hand. Vervolgens vraagt ze informatie aan de gouverneur en moeten wij hier met z'n allen zitten wachten op die informatie. Dat gaan we dus niet doen. De staatssecretaris doet een beroep op de waarborgfunctie in artikel 43 van het Statuut. Dan moet ze dat zelf gaan doen. Ik zou het erg op prijs stellen als wij voor maandag negen uur van de staatssecretaris horen of dit waar is of niet. Kunnen wij verder met Bonaire of niet? Als het waar is, houdt het voor de SP-fractie wel een beetje op. Wij maken afspraken met bestuurders van Bonaire, maar als met die bestuurders geen land te bezeilen is, kunnen wij niet bouwen aan een boot.

De heerVan Bochove(CDA)

Wat is de realiteitswaarde van uw wens om voor maandag negen uur een brief van de staatssecretaris te hebben over de vraag of het waar of niet waar is? Er is een uitgebreid onderzoek nodig om te bewijzen of het waar of niet waar is. Ik lees in het antwoord van de staatssecretaris dat om dat onderzoek is gevraagd, maar daarvoor moeten mensen worden gehoord en noem maar op. Het is toch onrealistisch om dat maandag om negen uur te wensen?

De heerVan Raak(SP)

Er wordt informatie gevraagd aan de gouverneur. De staatssecretaris doet een beroep op artikel 43 van het Statuut, de waarborgfunctie. Dat betekent dat je gaat ingrijpen. Ik heb begrepen dat vervolgens om informatie wordt gevraagd. Anderen moeten onderzoek doen. Nee, dat moeten al die ambtenaren die hier nu zitten. Zij hadden daar moeten zijn om dat onderzoek te doen, of in ieder geval sommige ervan. Kan dat onderzoek niet gedaan worden? Ik wil in ieder geval maandag voor negen uur weten waar ik aan toe ben. Als de staatssecretaris voor maandag negen uur geen duidelijkheid kan geven, moet zij even in een briefje uitleggen waarom dat zo is. We maken die wetten niet uit hobbyisme, maar om het bestuur beter te maken en dat moeten we met bestuurders doen. Dat kan niet als deze bestuurders zo'n dikke vinger maken naar Nederland en zichzelf zo corrupt tonen. Dan kunnen we wel afspraken maken, maar als bestuurders aangeven zich niet aan afspraken te willen houden, dan heeft het maken van afspraken niet zoveel zin.

De heerVan Bochove(CDA)

Ik heb in de antwoorden van de staatssecretaris gelezen dat de gouverneur de procureur-generaal – dat is dus justitie – heeft gevraagd om een en ander te onderzoeken. We zijn volgens mij op de goede weg. Wat wilt u nog meer?

De heerVan Raak(SP)

Ik wil voor maandag negen uur weten hoe de vlag erbij hangt; waar we aan toe zijn. Kan de staatssecretaris uitsluitsel geven? Ik wil zo snel mogelijk horen of het waar of niet waar is. Het zou erg fijn zijn als dat voor maandag negen uur gebeurt. Als dat niet kan, omdat er van alles onderzocht moet worden, moet zij dat even uitleggen en dan moet zij ook uitleggen welke gevolgen dat heeft voor dit wetgevingsproces. We kunnen hier wel lekker doorgaan met het bouwen van een boot, maar als we straks geen bestuurders hebben, hebben we daar niets aan.

De heerBrinkman(PVV)

De heer Van Raak heeft natuurlijk volkomen gelijk. Zijn punt is zeer terecht. Ik vind ook dat we hiermee absoluut niet verder moeten gaan als we niet weten of deze verhalen wel of niet waar zijn. We moeten wat dat betreft niet het paard van Troje binnenhalen. Ik wil mijnheer Van Raak een beetje op weg helpen. Zou het misschien voldoende zijn als wij enkel een kopietje van de desbetreffende e-mail zouden krijgen, zodat ieder van ons daaruit zijn eigen conclusies kan trekken? Die e-mail is als bewijsmateriaal al toegevoegd aan het onderzoek. Als de staatssecretaris deze niet wil verstrekken, ga ik nakijken of ik deze anoniem kan verstrekken.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. Gisteren zijn de vragen beantwoord die ik, meteen toen ik de berichten hoorde, over deze kwestie heb gesteld. Daarin geeft de staatssecretaris helder aan dat de gouverneur met deze kwestie bezig is. Ik heb zelf de suggestie gedaan om een corruptieonderzoek te doen, vergelijkbaar met dat op Aruba, naar hoe het bestuur ervoor staat. Ik was heel blij dat dit corruptieonderzoek niet wordt uitgesloten in de beantwoording. Ik heb begrepen dat we inmiddels ook warme steun hebben gekregen van de heer Abraham op Bonaire – een nieuwe: Ineke van Gent, bedankt – die zegt dat hij zich heel veel kan voorstellen bij een dergelijk onderzoek. Dat lijken mij echt goede handvatten om dat aan te pakken. Ik begrijp heel goed dat het onmogelijk is om voor maandag negen uur met zo'n verklaring te komen. De heer Van Raak spreekt over het opsteken van een dikke vinger naar Nederland, maar ik vind zijn verzoek een beetje het opsteken van een dikke vinger naar het proces. Laten wij dat niet doen. Het is kwart voor twaalf. Laten wij niet nu al een bom onder de zaak leggen. Laten wij gewoon doorwerken. Ik ben er ook voor dat dit echt tot op de bodem wordt uitgezocht, want er klopt natuurlijk geen meter van deze kwestie, en dat een onderzoek naar corruptie wordt uitgevoerd. Laten wij ons daar dan samen sterk voor maken.

De heerLeerdam(PvdA)

De heer Van Raak is altijd voor de bevolking, voor de brede massa. Ik wil hem vragen ervoor te zorgen dat wij voor de mensen opkomen. Zo ken ik hem als lid van de Socialistische Partij. Wij mogen toch niet de hele bevolking duperen omdat er een paar bestuurders zijn die hun zaken niet naar behoren hebben gedaan? Of vindt de heer Van Raak dat dit wel kan?

De heerVan Raak(SP)

Ik doe dit niet uit hobbyisme. Ik wil deze wetten zo goed mogelijk maken. In de toekomst zal ik hierop een paar amendementen indienen om ervoor te zorgen dat de bewoners van Saba, Sint-Eustatius en Bonaire een betere toekomst krijgen. Ik kan dat echter niet samen met de bewoners doen en de heer Leerdam kan dat ook niet samen met de bewoners doen. Daar is namelijk het bestuur voor nodig. Als er incidenteel sprake is van corruptie, is dat wat anders dan dat er een bestuur is dat corrupt is. Als dat niet het geval is, gaan wij van harte door en proberen wij hiervan het beste te maken. Is dat wel het geval, dan hebben wij een fundamenteel problemen waarvoor wij onze ogen niet kunt sluiten. Dan kun je niet wegkijken; dat is in het verleden te veel gebeurd. Wij staan nu voor het besluit: gaan wij de zaken goed doen, of gaan wij weer half werk leveren? Als wij nu wetten maken en dit bestuur op deze manier laten doorgaan, leveren wij half werk, want het bestuur moet met deze wetten gaan werken. Als het bestuur aangeeft dat het liegt, bedriegt, corrupt is en zich werkelijk nergens iets van aantrekt en ook nog eens zijn zakken vult, dan kunnen wij met dat bestuur niet samenwerken. Als mensen laten zien dat zij zich niet aan de regels houden, dan kunnen wij hier vandaag die regels niet maken. Dat moet eerst duidelijk zijn. Als de heer Brinkman behoefte heeft aan informatie, steun ik zijn verzoek daartoe van harte. Ik ben daar ook benieuwd naar. Vervolgens moeten wij natuurlijk wel bekijken wat daarvan de waarde is: is het allemaal waar? Als het mogelijk is om die informatie voor maandag negen uur te krijgen, steun ik dat van harte. Dan kunnen wij in ieder geval kijken hoe de vlag erbij hangt.

Voorzitter. Nog los van "het gedoe", gebeurt een en ander wetstechnisch gezien toch wel erg vroeg. Ik weet immers nog niet van alle wetten hoe zij er precies uit gaan zien. Wij weten dus ook nog niet voor wie al die wetten gaan gelden. De inwoners van Bonaire hebben in 2004 niet gekozen voor onafhankelijkheid. Daarvoor is het eiland naar eigen zeggen te klein, en ik denk dat dit een heel wijs besluit is. Men wilde echter ook af van Curaçao, waarmee de verhoudingen slecht zijn. Wat overbleef was: onderdeel worden van Nederland. Vijf jaar later is deze opdracht van de bevolking uitgewerkt. De SP juicht het dan ook toe dat de inwoners in een referendum hun mening kunnen geven over het eindresultaat. Ik weet ondertussen niet meer precies wanneer dat referendum zal worden gehouden. Ik hoop dat de staatssecretaris dat kan vertellen. Nog belangrijker is welke vraag nou precies wordt gesteld. Heel graag ontvang ik de letterlijke tekst van de vraag. Die is namelijk erg bepalend. Het moet natuurlijk een onafhankelijke vraag zijn, zo van "ben u het eens met ...?". Graag weet ik maandag om negen uur wanneer het referendum zal plaatsvinden en hoe de vraag luidt.

Als de inwoners van Bonaire geen toestemming geven, gaan de wetten voor dit eiland van tafel en beginnen wij helemaal opnieuw. Dat kan. Als de bevolking dat wil, dan doen wij dat. De SP stelt dan wel de voorwaarde dat er een einde komt aan de huidige ongezonde situatie, waarin wij schulden die ontstaan wel moeten saneren, maar weinig zeggenschap hebben over het ontstaan van die schulden en over het ontstaan van slecht bestuur. In de toekomst zal er altijd een bepaalde verhouding moeten zijn. Hoe dichter men bij Nederland wil blijven, hoe verantwoordelijker Nederland wordt en hoe meer verantwoordelijkheid Nederland moet kunnen nemen. Als de inwoners van Bonaire "nee" zeggen, gaan al deze wetten alleen gelden voor Saba en Sint-Eustatius. Overigens zijn dit twee prachtige eilanden met in totaal zo'n 5500 prachtige inwoners.

De bevolking van Saba sprak zich in een referendum uit over aansluiting bij Nederland; de bevolking van Sint-Eustatius sprak zich uit voor het behoud van de Nederlandse Antillen. Wetten maken wij niet voor onszelf, maar voor de bevolking. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de inwoners van Saba en Sint-Eustatius staan tegenover de uitwerking van de nieuwe staatkundige verhoudingen? Weten zij wat er staat te gebeuren? Weten zij welke veranderingen op hen af komen en wat vinden zij daarvan? Misschien hoeft hiervoor geen referendum te worden gehouden, want het aantal mensen is klein. Misschien kan iemand eens langs de deur gaan om dat te peilen. Ik hoor het graag.

Ik maak nu nog een algemene opmerking over de wetten. Ik kan niet anders dan concluderen dat de wetgeving weer eens een rommeltje is. De wijzigingen vliegen ons nu al om de oren. Ik snap heel goed dat het allemaal niet gemakkelijk is. Wat wij hier doen is een staatsrechtelijk unicum. Juist daarom moeten wij zorgvuldig zijn. Onvergelijkbare gebieden in heel andere delen van de wereld worden één land. Ik begrijp dat de regering slechts een deel van de Nederlandse wetten op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius wil invoeren en dat een groot deel van de oude Antilliaanse wetgeving vooralsnog blijft bestaan. Ook begrijp ik dat zowel de Nederlandse als de Antilliaanse wetgeving moet worden aangepast aan de specifieke omstandigheden op de eilanden. Bovendien begrijp ik dat die veranderingen tot stand moeten komen in goed onderling overleg met de eilanden, die heel verschillend zijn. Dat wil allemaal nog niet zeggen dat achter die veranderingen geen logica moet zitten of dat de keuzes niet meer verantwoord hoeven te worden.

De SP heeft drie wetstechnische bezwaren in algemene zin. Later zal ik specifiek op deze onderwerpen terugkomen.

1. De regering heeft algemene criteria opgesteld waaruit kan worden afgeleid waarom nieuwe wetten moeten worden gemaakt, oude wetten kunnen blijven of bestaande wetten moeten worden veranderd. De eilanden zijn klein en de bevolkingsaantallen zijn gering. De afstand tot Nederland is groot en de politieke, economische en culturele omgeving is uniek. Dat verklaart echter nog niet waarom bijvoorbeeld het dualisme moet worden ingevoerd, of dat er ruimere regelingen moeten zijn voor politici, of dat rijken weinig belasting hoeven te betalen. Op basis van diezelfde criteria wil ik concluderen dat de eilanden veel te klein zijn voor dualisme, dat de prestaties van de bestuurders bepaald geen aanleiding zijn voor bijzondere vergoedingen en dat bij zo veel sociale nood extra voordeeltjes voor de rijken immoreel zijn. Kan de staatssecretaris per wetsvoorstel uitleggen waarom juist hier de Nederlandse of de Antilliaanse regels moeten gelden of waarom juist hier bijzondere regels voor de eilanden worden gemaakt, en niet in algemene, maar in bijzondere zin?

2. De wetten die wij vandaag bespreken, hangen nauw samen met wetten die nog moeten komen of die wij nog moeten behandelen. De Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius hangt nauw samen met de Belastingwet BES en de Douane- en accijnswet BES, die de SP – laat ik dat maar vast zeggen – in deze vorm niet zal goedkeuren. Wij zullen daar dan ook een amendement op indienen. Daarvoor hebben wij nog informatie van de staatssecretaris nodig. Ik kom daar later op terug. Wij kunnen deze wetten niet goedkeuren omdat zij in deze vorm onverantwoord zijn. Ik kan vandaag niet "ja" zeggen tegen wetten die deels worden ingekleurd door wetten die nog moeten komen. Bovendien wil de regering de vrijheid om na aanvaarding van de Invoeringswet BES alsnog een aantal wettelijke maatregelen te nemen. Zo wil zij bijvoorbeeld de wetten op de zogenoemde IBES-lijst kunnen aanvullen zonder dat het parlement hierover een uitspraak doet. De regering wil dit doen bij algemene maatregel van bestuur. Moet ik het dan toestaan dat de regering bij algemene maatregel van bestuur wetten verandert? Is dat de implicatie? Dat vind ik nogal wat. Dat kan eigenlijk niet. Dat strookt niet met de functie van parlementariër. Ziet de staatssecretaris dit dilemma ook? Ziet zij dat zij het parlement hiermee eigenlijk overvraagt? Dat geldt al helemaal voor het derde punt.

3. Ik heb trouw gezworen aan de Grondwet. De staatssecretaris heeft dat ook gedaan. Wij hebben ons aan de Grondwet te houden. Willen wij dat niet, dan kunnen wij de Grondwet veranderen. In deze wetten wordt met de Grondwet gemarchandeerd, bijvoorbeeld inzake het kiesrecht. In de Grondwet staat dat leden van de provinciale staten de Eerste Kamer kiezen. Er staat niet dat de leden van de gemeenteraad of eilandsraad dat doen. Ik snap natuurlijk dat de eilanden niet onder een provincie vallen en dat de staatssecretaris daarom de eilandsraadsleden wil laten stemmen. Maar waarom stelt zij dan niet gewoon voor om de Grondwet te veranderen? Dat hoort zo. Onze Grondwet kent het Rijk, gemeenten en provincies. Het kent geen openbare lichamen zoals wij die nu op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius willen vormgeven. De regering wil de nieuwe status van deze eilanden wel vastleggen in het Statuut, maar dat lijkt mij niet voldoende. Als het parlement dat accepteert, lijkt het Statuut een hogere status te krijgen dan de Grondwet. Waarom ziet de staatssecretaris niet dat je niet op deze manier met de Grondwet kunt omgaan? Waarom doet de staatssecretaris niet gewoon een voorstel om deze vorm van een openbaar lichaam met het benoemen van de eilanden op te nemen in de Grondwet?

Ik heb nog één algemene opmerking, omdat de regering in de strijd tegen de verengelsing van onze taal nog steeds van plan is om het Nederlands op te nemen in de Grondwet. Het Nederlands is echter niet onze enige rijkstaal. Er is natuurlijk ook het Fries, dat dan eveneens in de Grondwet zou moeten worden opgenomen. Als Bonaire een onderdeel van Nederland wordt, lijkt het mij dat wij nog een officiële taal moeten opnemen, namelijk het Papiaments. Ook die taal moet dan in de Grondwet. Als Saba en Statia onderdeel worden van Nederland, wordt het nog interessanter, want op die eilanden is ook Engels een officiële taal. Krijgen wij dan straks de situatie dat wij in de strijd tegen de verengelsing van onze taal dat zelfde Engels officieel als taal moeten vastleggen in de Grondwet?

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Remkes. Het gaat nu alleen om de algemene opmerkingen. Ik begrijp zijn zucht.

De heerRemkes(VVD)

Ja, het is maar wat je belangrijk vindt.

Voorzitter. Ik realiseer mij vooraf twee dingen, allereerst dat deze discussie door de parlementaire betrokkenheid bij de slotverklaring van oktober en november 2006 niet geheel vrijblijvend meer is. Het gaat nu over de uitwerking. Daar liggen natuurlijk nadere keuzes aan ten grondslag. Er moet dus niet gedaan worden alsof dit een soort automatisch spoorboekje is en dat steun aan de slotverklaring ook instemming met deze wetgeving betekent.

Mijn tweede algemene opmerking is dat ik mij realiseer dat er sprake is van een unieke staatkundige hervorming en van een ingewikkelde wetgevingstechnische operatie. Daar heb ik dus wel begrip voor. Tegelijkertijd maak ik mij, een beetje in het verlengde van de opmerking van collega Van Raak, zorgen over de ingewikkeldheid als ik naar het totale wetgevingsproces en het wetgevingspakket kijk. Ook na vaststelling kan die ingewikkeldheid hier en daar zeker consequenties hebben. Dit heeft ook niet zozeer betrekking op wetgeving waarvoor BZK in de eerste plaats verantwoordelijk is. Bijvoorbeeld bij het fiscale pakket is de overzichtelijkheid op dit ogenblik ver te zoeken. Naar mijn opvatting is aan het begin van het proces ook sprake geweest van heel rare en niet weloverwogen keuzes. Ik kom daar bij de bespreking van de aanpassingswet zelf op terug.

Dan de constitutie. Ik heb ter voorbereiding van dit debat een aantal daarop betrekking hebbende passages nagelezen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik heel veel doelredeneringen tegenkom en dat ik eigenlijk nergens een overtuigende constitutionele toetsing tegenkom. Dat vind ik in dit proces een ernstig gemis. Collega Leerdam heeft daar al een opmerking over gemaakt. Dat betreft de stukken van de regering, maar ook de adviezen van de Raad van State. Ik kan mij ook niet geheel aan de indruk onttrekken dat zich hier wreekt dat de Raad van State in een eerdere fase voorlichting heeft uitgebracht en nu moet adviseren. In een aantal opzichten wringt dat.

Dat brengt bij mij tegelijkertijd een vraag naar voren. Bij de begrotingsbehandeling is een motie aangenomen over aanpassing van de Grondwet in deze kabinetsperiode. Wij hebben nog geen reactie van de staatssecretaris gekregen over de uitvoering. Als die reactie maandag komt, ben ik erg nieuwsgierig naar het resultaat, maar ik geef nu al aan – op dat punt was de motie ook helder – dat de situatie met op enkele punten grondwettelijke mist wat mij betreft zo kort mogelijk dient te duren.

In de stukken wordt verder ook nogal wat twijfel gezaaid, bijvoorbeeld over het tijdelijke karakter van de WolBES, want er komt bijvoorbeeld de passage in voor dat de WolBES bij de evaluatie vermoedelijk kan blijven bestaan. Waar slaat dat "vermoedelijk" op? Dat is mij gewoon niet duidelijk. In de stukken staat dus niet klip-en-klaar wat er gebeurt als op basis van de evaluatie blijkt dat deze structuur in stand blijft. Dat geldt ook voor passages over het tijdelijke karakter en de verreikendheid van de evaluatie. Misschien kan de staatssecretaris daar nader op ingaan. Zoals ik het nu lees, valt onder de evaluatie bijvoorbeeld niet dat er ook nog voor een totaal andere staatkundige structuur kan worden gekozen. Ik wil op dat punt eigenlijk wel duidelijkheid. Wat zijn dan de opties en wat is dan de marsroute?

Collega Van Bochove gaf al aan dat het Statuut natuurlijk conditioneel is voor dit hele proces. Dat moeten wij nog behandelen, maar wat de VVD-fractie betreft zijn ook de wetsvoorstellen over de rechtshandhaving conditioneel. Dan heb ik het met name over het Openbaar Ministerie en over het wetsvoorstel inzake de politie. Ik heb begrepen dat er in december nog gepraat is over het politiekorps. De resultaten daarvan hebben wij nog niet gezien, maar ik ben niet echt gerustgesteld door de berichtgeving daarover. Het wordt een draak. Er komt één politiekorps – als ik het nu goed begrijp met een sterkte van ongeveer 150 of 160 mensen – voor drie eilanden die op 900 kilometer afstand van elkaar liggen. Dat is echt een draak in een situatie waarin de grootst mogelijke aandacht aan de politiezorg moet worden besteed, ook in de relatie met de integriteit van het openbaar bestuur. De voorbeelden zijn al genoemd. Wat het onderzoek naar Bonaire betreft: de staatssecretaris heeft er gelijk in dat het in deze situatie vooral via de gouverneur en het Openbaar Ministerie moet gaan. Als het onderzoektechnisch nodig is om bijvoorbeeld bijstand door de Rijksrecherche aan te bieden, moet de staatssecretaris dat vooral niet laten.

Dan het punt van artikel 134, de grondwettelijke basis. Het hilarische wil dat ik in het blad SC van 23 december een interview met de staatssecretaris tegenkwam waarin de vlag nog uitgestoken werd. Dat interview ging over het proces. Een dag eerder had zij de Kamer een brief gestuurd waarin stond dat de zaak voorlopig werd stopgezet, in ieder geval in een aantal opzichten. Ik snap natuurlijk wel hoe dat gekomen is, maar ik wil hier toch even nader bij stilstaan. De VVD-fractie heeft de keuze voor artikel 134 van de Grondwet als basis van deze operatie gesteund. Daar blijven wij achter staan. Wat mij betreft, heeft de staatssecretaris dus gelijk met de straffe benadering. Ik denk ook dat in deze fase een andere bestuurlijke keuze totaal niet kan. Daarom moeten wij vooral doorgaan met dit wetgevingsproces. Als ik de stukken die ons van verschillende kanten bereiken, goed begrijp, kiest een deel van Bonaire onder het motto van "vrije associatie" echter in feite voor de beleidslijnen die in de toekomstverkenning van 1993 zijn gekozen. De indruk wordt gewekt dat er toen bestuurlijke overeenstemming bestond. Ik haal tegelijkertijd uit die stukken dat daar toen geen overeenstemming over bestond, omdat Bonaire toen koos voor de status van land. Nederland heeft daar volgens mij nooit ja tegen gezegd. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris even inhoudelijk zou stilstaan bij die "derdewegoptie".

Ik wil in dit verband een tweede punt maken. Ik heb net aangegeven hoe ik er principieel in zit, maar er zal wel een referendum komen. Daar gaan wij maar even van uit, want dat wordt met grote stelligheid beweerd. Ik begrijp best dat de staatssecretaris nu niet wil reageren op allerlei als-dan-situaties. In ieder geval moet in het achterhoofd zitten dat er een probleem is, als de meerderheid van de bevolking nee zegt tegen deze wijze van uitwerking. Ik ben het overigens met collega Van Bochove eens dat beide andere eilanden hier niet de dupe van mogen worden. Ik denk wel dat dat signaal dan volkenrechtelijk een probleem oplevert en dat de wetgever dan voor Bonaire in ieder geval niet ongestoord zijn gang kan gaan. Volgens mij hebben wij dan een probleem. Wij kunnen wel doen alsof die situatie niet zal ontstaan, maar ik vind dat wij er niet helemaal aan voorbij kunnen gaan.

Ik kom bij mijn laatste wat meer algemene opmerking. Ik vind het een ernstig gemis dat de financiële plaat ontbreekt. Ergens in de stukken wordt gezegd dat de kosten voor BZK gewoon uit hoofdstuk IV kunnen worden gedekt; in de schriftelijke voorbereiding is er expliciet naar gevraagd. Bij de andere departementen is het gewoon onderdeel van de begroting en niet apart zichtbaar. Dat begint een beetje te lijken op de discussie over de kosten van het Koninklijk Huis. Ik realiseer mij natuurlijk dat je dat tot in lengte van jaren kunt doen. Maar ik vind dat de Kamer zeker bij de start moet weten wat het globaal kost en dat zij ook inzicht moet hebben in de potentiële fiscale opbrengsten. Dat moet zij in een helder overzicht tegen elkaar kunnen wegen. Dat geldt niet alleen voor de opbrengsten van de rijksbelastingen, maar wat mij betreft ook voor het lokale belastinggebied in relatie tot de gemeentefondsen. Die discussie hoort daarvan onderdeel te zijn. Ik vind dat die integrale financiële plaat zichtbaar moet zijn voordat de zaak plenair wordt afgehandeld. Ik durf dat op die manier te zeggen, omdat het niet de eerste keer is dat ik deze opmerking maak. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris al belangrijke stappen heeft gezet om dat inzicht te kunnen geven, want de Kamer moet weten wat de consequenties zijn.

Daarmee heb ik een opmerking gemaakt over de plenaire afhandeling, want die staat in het schema ingetekend in week zoveel. Wat mij betreft zijn het verloop van dit wetgevingsproces en de informatieverstrekking conditioneel voor de verdere afwikkeling. Ik wil nog opgemerkt hebben dat 10-10-2010 wat mij betreft niet heilig is. Binnen dat soort uitgangspunten zal de VVD-fractie alle medewerking verlenen om zo vlot mogelijk te accorderen, maar wel in alle zorgvuldigheid.

Helemaal tot slot. Wij hebben de halfjaarlijkse voortgangsrapportage gekregen van de rijksvertegenwoordiger. Op sommige plekken zou je in die rapportage kunnen lezen dat er al wordt vooruitgelopen op wetgeving. Ik snap het dilemma, maar ik vind dat dit niet kan. De wetgever moet in volle vrijheid kunnen besluiten. Gaarne krijg ik een bevestiging van de staatssecretaris op dat punt.

De heerVan Raak(SP)

Ik was erg verbaasd dat de plenaire afronding stond ingepland. Ik wil amendementen indienen. Daarvoor moeten ook andere wetten worden besproken en heb ik informatie nodig die ik nu nog niet heb, vooral op fiscaal gebied. Is de heer Remkes het met mij eens dat wij deze 30 wetten eerst in wetgevingsoverleggen moeten behandelen voordat wij ze in het geheel plenair kunnen afronden?

De heerRemkes(VVD)

Dat lijkt mij problematisch. Ik ben het wel met collega Van Raak eens dat er een momentum gekozen moet worden – dat kan volgens mij wetstechnisch langs verschillende wegen – waarop wij als wetgever een laatste oordeel kunnen geven en een laatste stem kunnen laten horen voordat deze wetten definitief van kracht worden. Volgens mij kan dat via een soort algemene bepaling. Misschien kan de staatssecretaris er maandag op ingaan hoe zij dat procesmatig ziet.

De heerVan Bochove(CDA)

Versta ik de heer Remkes goed dat wij ook aan de mensen op de eilanden het inzicht moeten geven dat er voortgang is in het proces; voortgang die ook in deze Staten-Generaal vraagt dat er nog een andere Kamer naar deze stukken kijkt? Dat betekent dat wij duidelijkheid moeten geven dat er met voortgang aan wordt gewerkt. Aan de andere kant suggereert hij eigenlijk dat wij in een soort slotwetje met een, twee of drie artikelen vastleggen: nu zijn wij overall tot de conclusie gekomen dat deze wetten van kracht kunnen worden. Moet ik hem zo verstaan?

De heerRemkes(VVD)

In die richting wel, omdat ik mij inderdaad realiseer dat de Eerste Kamer ook nog de nodige werkzaamheden zal moeten verrichten en ik in de werkwijze die collega Van Raak suggereert wel een probleem zie. Daarom heb ik voor mijzelf gezocht naar een mogelijkheid om beide mogelijkheden toch in een bepaalde route te combineren, zodat de overzijde aan de slag kan en wij toch nog een soort laatste mogelijkheid houden om ja of nee te zeggen.

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat de fractie van de PVV het met geen van deze voorstellen eens is. Wij hebben een heel ander traject voor ogen. Al drie jaar lang proberen wij dat zichtbaar te maken; het moge u bekend zijn. Wat ons betreft, is er één traject met aan het einde totale onafhankelijkheid voor de eilanden. Ik zal u uitleggen waarom.

Ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse bevolking het wat dat betreft met de PVV eens is. De Nederlandse bevolking wil niet betalen met Nederlands belastinggeld aan die corrupte politici die er op hun eigen eilanden – schitterende eilanden, erg rijke eilanden, zeker in het Caribisch gebied – gewoon een janboel van maken. Zelfverrijking, corruptie; ik praat er al bijna drie jaar over. Nu hebben wij het weer over Bonaire en het verbaast mij allemaal niks meer; het is daar aan de orde van de dag. De Nederlandse belastingbetaler is het werkelijk helemaal spuugzat wat dit betreft. Dat de Nederlandse regering zich laat leiden door referenda die gehouden zijn op de eilanden, is op zichzelf netjes. Maar het is wel heel zuur dat de Nederlandse belastingbetaler zich over dit traject nog niet heeft kunnen uitspreken. De rondetafelconferentie was in oktober, november 2006. Dat is voor de verkiezingen geweest. Het is geen item geweest tijdens de verkiezingen, want wij weten allemaal hoe dat gaat bij verkiezingen. Er zijn een, twee, drie belangrijke items en daar wordt over gesproken, maar niet over de Antillen. Het ware mooi geweest als wij dat wel hadden kunnen doen. Maar uiteindelijk zijn wel die Nederlandse belastingbetalers er de dupe van dat wij met honderden miljoenen euro's per jaar die eilanden in stand houden. Dat is eigenlijk het voornaamste punt van de PVV.

Tot deze week maakte ik mij daar heel veel zorgen over, totdat de commissie-Davids kwam. Mijn fractievoorzitter zei het treffend: het kabinet staat gelukkig nu met een been in het graf en het is een kwestie van maanden. Ik maak mij dus niet meer zo druk. Bij de volgende verkiezingen zal wat wij nu hier beslissen een item worden en dan zult u zien dat het Nederlandse volk daar echt anders over denkt. Een heleboel mensen achter deze tafel denken niet datgene wat het Nederlandse volk hiervan vindt.

Ik wil een algemene opmerking maken over het gebeuren rondom Bonaire. Het kan toch niet zo zijn dat wij hier praten over wetgeving voor drie heel kleine eilandjes met stapels wetgeving – mevrouw Van Gent heeft een hele grote stapel liggen; volgens mij is dat allemaal de wetgeving waar wij het hier over hebben – en dat wij dat er doorheen moeten jassen. Deze datum is namelijk zo gepland, omdat wij gisteren eigenlijk een referendum zouden hebben op Bonaire. Dat bleek later niet door te gaan; het zou weer een paar maanden uitgesteld zijn. Maar daarom moest het wetgevingsoverleg vandaag plaatsvinden. De druk zit er dus behoorlijk achter om dit er doorheen te jassen, dames en heren. Maar het kan toch niet zo zijn dat wij hier in de Staten-Generaal wetgeving gaan behandelen voor drie kleine eilandjes waaruit blijkt dat een van die drie, namelijk het grootste eiland, nu bestuurlijk gezien ontzettend moeilijk gaat doen, terwijl dat moeilijk doen mogelijk juist komt door een facet van corruptie. Nogmaals, het verbaast mij niet. Maar als dat het geval is ...

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman, uw collega Remkes heeft een vraag aan u.

De heerRemkes(VVD)

Vindt collega Brinkman eigenlijk ook niet dat deze opmerking een zware belediging is in de richting van de Kamer en van zijn collega's in een situatie waarin de fractie van de PVV nauwelijks aan de schriftelijke voorbereiding heeft deelgenomen?

De heerBrinkman(PVV)

Mijnheer Remkes, als u die twee zinnetjes over onze zienswijze nog wilt horen na drie jaar, dan wil ik ze nog wel een keer uitspreken. De PVV is een voorstander van totale onafhankelijkheid van al die eilanden. Al die leuke verhaaltjes van u dat wij moeten kijken naar een constructie van mogelijk een gemenebest of iets dergelijks; u van de VVD probeert alleen maar een klein beetje van de standpunten van de PVV af te snoepen. Dat weten wij allemaal. U bent het laatste halfjaar ineens zogenaamd kritisch geworden over het hele functioneren van de eilanden. Waarom? Omdat u ziet dat u daar electoraal een behoorlijk punt hebt laten liggen. Nu probeert u op die manier een klein stukje van die electorale winst van de PVV af te nemen. Ik hoef geen verslagen ...

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman, wij zijn bezig met een wetgevingsoverleg, niet met een politieke discussie.

De heerBrinkman(PVV)

Dat klopt, maar wij zijn ook politici. De uitlating van de heer Remkes is duidelijk een politieke vraag en ik geef er gewoon een politiek antwoord op. Ik hoef mijn schriftelijk verslag niet in te dienen, want iedereen die hier zit weet hoe de PVV over deze wetgeving denkt. Dat is dus niet nodig, mijnheer Remkes. Dat u zoveel verslagen moet indienen om al uw electorale winst nog een beetje bij de PVV weg te halen, snap ik. Dat is uw goed recht. Maar ga mij nu niet zeggen dat ik een schriftelijk verslag moet indienen over iets wat al drie jaar lang hartstikke helder en duidelijk is. Ik ben niet voor niks uit uw commissie gezet en ik word niet voor niks in de Staten van de Antillen ...

De heerRemkes(VVD)

U zit hier toch?

De heerBrinkman(PVV)

U was er niet bij. O, u was er trouwens wel bij. U hebt er ook aan meegewerkt. Wij weten allemaal hoe het de afgelopen jaren gelopen is.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman, dit was een antwoord op een vraag. De heer Remkes heeft een vervolgvraag.

De heerRemkes(VVD)

Het probleem is dat dit geen antwoord was op mijn vraag, want ik heb geen vraag gesteld over de inhoudelijke opvattingen van de PVV. Ik heb alleen aan collega Brinkman gevraagd of de term "er doorheen jassen", gegeven de voorgeschiedenis van dit wetgevingsproces in de Kamer, niet een zware belediging is in de richting van de Kamer zelf en in de richting van zijn collega's in de situatie dat ik van collega Brinkman over de wetgeving zelf tot dusver geen enkele constructieve vraag of opmerking heb gehoord. Ik vind het de verantwoordelijkheid van iedere fractie om ook een poging te doen, ook al ben je tegen wetgeving, om wetgeving toch nog een beetje beter te maken.

De heerBrinkman(PVV)

Als u "het er doorheen jassen" als een belediging beschouwt, dan is dat maar zo. U weet donders goed dat ik in er in de procedurevergaderingen keer op keer voor heb geijverd om de boel uit te stellen. Dat is mijn strategie: ik wil de boel traineren. Als mijnheer Abraham ontzettend moeilijk loopt te doen, krijgt hij van mij alle steun. Als het 0,5 mln. kost? Mij best, ga je gang. Als je een misdrijf hebt gepleegd, ga je vanzelf de lik wel in. Het zal mij verder een zorg zijn. Ik wil alleen maar uitstellen, want ik wil naar die stembus en ik wil het Nederlandse volk laten spreken. Als u dat als een belediging beschouwt, dan moet u dat zelf weten. U weet wat mijn inzet in die procedurevergaderingen geweest is. Ik heb gezegd dat het niet zo kan zijn dat wij totaal uit elkaar gereten wetgeving gaan behandelen. Dat zijn wij nu wél aan het doen. Ik snap dat de VVD het wat dat betreft heel erg moeilijk heeft, want zij heeft natuurlijk haar historie in diverse kabinetten. Ik begrijp dat allemaal. Ik begrijp dat u via een gemenebestconstructie nog een beetje kritisch probeert te blijven. Ook dat snap ik, mijnheer Remkes, maar ga nou niet zeggen dat ik hiermee het parlement beledig. U kent onze opstelling, die altijd hetzelfde is geweest.

De heerRemkes(VVD)

Volgens mij heeft de gemenebestdiscussie met dit complex aan wetsvoorstellen helemaal niks te maken. Ik heb juist aangegeven dat de VVD-fractie nog steeds de keuze voor artikel 134 Grondwet als basis van deze wetgeving accepteert. Alle opmerkingen van collega Brinkman in dit opzicht zijn dus totaal uit de lucht gegrepen.

De heerVan Bochove(CDA)

De heer Brinkman verwijst naar komende verkiezingen waarbij de PVV een duidelijke keuze zal voorleggen over dit onderwerp. Zal hij dan ook aan de kiezer voorleggen de mening van de PVV dat Nederland geen deel meer neemt aan internationale afspraken, regelgeving en verdragen?

De heerBrinkman(PVV)

Dat is natuurlijk klinkklare flauwekul. Daar waar wij gebonden zijn aan internationale verdragen die mogelijk een verplichting voor de eilanden tegengaan om uiteindelijk onafhankelijk te worden, zullen wij die verdragen moeten wijzigen. Gelooft u mij, dat is niet uniek in de wereld. Dat doen andere landen ook. Dat doet Amerika, dat doet Groot-Brittannië, dat doen de Fransen. Dat is dus helemaal niet zo vreemd. Dus ga nou niet denken dat wij ons stellen boven de internationale wetgeving. Dat zullen wij niet doen. Het is een complexe materie. Het is al complex als wij alleen al naar de nationale wetgeving kijken. Er wordt zelfs gesuggereerd dat het Statuut een hogere waarde krijgt dan de Grondwet. Dat krijgt het niet, maar de indruk wordt gewekt. Kortom, het is een heel moeilijke juridische weg. Onze weg is de volgende. Wij spreken een traject af waarin de eilanden uiteindelijk totaal onafhankelijk worden. Als die weg door internationale verdragen wordt tegengehouden, dan zullen wij de onderhandelingen moeten openen om die verdragen te wijzigen of op te zeggen.

De heerVan Bochove(CDA)

Als het bijvoorbeeld om internationale VN-verdragen gaat over de autonomie van landen en dergelijke, dan wens ik de heer Brinkman veel sterkte. Hoe lang wil hij nog vasthouden aan het in stand houden van het Koninkrijk in deze vorm? Dit gaat namelijk schier eindeloos duren. Voeren wij over twintig, dertig jaar nog dit soort discussies?

De heerBrinkman(PVV)

Met Aruba hebben wij in 1985 een heel goede afspraak gemaakt. Wij hebben een eindetraject afgesproken. Door een slappe houding van de Nederlandse regering zijn de jaartallen die daarvoor stonden, van tafel geveegd. Maar waarom zouden wij de onderhandelingen niet heropenen om ook voor de andere eilanden zulk soort zaken af te spreken? Uiteindelijk komt men altijd weer bij ons terug om geld. Wij hebben niet de illusie dat de eilanden over tien jaar geen schulden meer hebben. Op een bepaald moment is het quid pro quo: dan zal er weer met Nederland onderhandeld moeten worden. Wij zullen dan zeggen: natuurlijk zijn wij weer bereid om u uit de brand te helpen. Althans, dat zal het CDA zeggen. Hopelijk zal er dan ook een PVV-stem te horen zijn die zegt: maar nu staat er wel echt iets tegenover.

De voorzitter:

Ik sluit deze discussie. Wij gaan weer door met het wetgevingsoverleg.

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. Het kan niet zo zijn dat het grootste eiland van de BES-eilanden, Bonaire, door corruptie een totale bestuurskoerswijziging heeft ondergaan. Wij zitten hier wetgeving af te spreken waarvan wij niet weten of zij ondersteund wordt door de bevolking van Bonaire en waarmee wij een mogelijk ongrondwettelijk bestuur in het zadel dreigen te houden. Dat kan niet zo zijn. Wij hebben de Antillianen de spijkers en het hout voor het paard van Troje gegeven en daarmee trekken wij dat paard zelf ons eigen land binnen. Dat zouden wij niet moeten doen. Ik ben van mening dat wij eerst helderheid moeten hebben over de manier waarop die zaak op Bonaire is gespeeld. Is er inderdaad sprake van corruptie? Als dat het geval is, dan moet Nederland het bestuur overnemen op Bonaire. De mensen die zich daaraan bezondigd hebben, zullen moeten worden aangehouden en vervolgd. Nederland moet nieuwe verkiezingen uitschrijven en moet nette, eerlijke bestuurders aanstellen. Er zullen een referendum en nieuwe verkiezingen op Bonaire moeten komen. Pas daarna kunnen wij verder met wetgeving. Dat zou de enig juiste en correcte weg zijn. Dat dit kabinet dit niet doet en het vervolgens weer op een onderzoek afschuift en doorgaat met deze wetgeving, geeft alleen maar het belang aan van dit kabinet om deze drie eilanden binnenboord te houden. Als deze eilanden straks een openbaar lichaam binnen Nederland worden, wordt het traject dat de PVV voor ogen heeft een stuk moeilijker. Dat is de achterliggende gedachte. Wij zijn mordicus tegen een verdere behandeling. Ik hoop dat de staatssecretaris de vragen van collega Van Raak maandag gaat beantwoorden. Ik ben erg benieuwd wat zij daarover te vertellen heeft.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. Vandaag wordt er voor de BES-eilanden geschiedenis geschreven. Juristen vergelijken dit transitieproces al met de onafhankelijkheidsverklaring van Suriname in 1975 en de status aparte van Aruba in 1986. Dit moment bekrachtigt de stevige onderlinge banden tussen de BES-eilanden en Nederland. Zeker na de vorige spreker wil ik die echt benadrukken. Daarbij past geen collectief chagrijn of het traditionele gooi- en smijtwerk dat wij bij eerdere commissievergaderingen hebben gezien. Wij moeten onszelf natuurlijk ook wel een beetje serieus blijven nemen in dit proces.

In de afgelopen periode hebben wij ons door een indrukwekkende stapel wetgevingsstukken gewerkt. Ik wil hier mijn waardering uitspreken voor alle betrokken ambtenaren, de bewindslieden, ook die van vorige kabinetten, en de griffie, die er ook het nodige werk aan heeft gehad. Dat de mensen daarvoor persoonlijke offers hebben gebracht en misschien net iets te vaak naar de Antillen hebben moeten reizen, laat ik onbesproken.

In het hele proces staat één belang voorop en dat is het belang van de burger. De staatkundige verhoudingen dienen in essentie geen ander doel dan het tot stand brengen van goed bestuur. Transparantie, integriteit en controleerbaarheid staan centraal. De BES-burger moet kunnen zien waarvoor wij het doen. Dat is hard nodig, want in de afgelopen jaren hebben wij al heel wat humanitaire en ecologische ellende de revue zien passeren. Denk aan de koraalriffen rond Bonaire die verziekt werden door rioollozingen en aan het vliegveld van Bonaire, waar de veiligheid niet optimaal gegarandeerd was. Sociale zekerheid, gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid dienen door de overheid op een hoog niveau gebracht te worden. De burgers moeten dat aan den lijve kunnen ervaren. Bij een van de wetsvoorstellen hebben wij daar expliciet naar gevraagd.

In de afgelopen jaren heb ik er vaker op gehamerd dat publieksvoorlichting over de effecten van het transitieproces van groot belang is. Volgens mij is er niets mis met het beoordelingsvermogen van BES-burgers. Als zij zien dat het transitieproces leidt tot beter openbaar bestuur, gezonde financiële verhoudingen en een verbetering van de kwaliteit van leven, dan zijn alle spookverhalen over neokolonialisme snel van tafel. Nu moeten wij gezamenlijk de kans grijpen om een fundamentele breuk met het verleden te creëren. Vorig week stelde ik vragen over de mogelijke corruptie bij de val van het bestuurscollege van Bonaire. Die vragen zijn inmiddels beantwoord. Het lijkt de GroenLinks-fractie duidelijk dat dit tot op de bodem moet worden uitgezocht, ook om lessen te kunnen trekken voor de toekomst. Ik zou het heel goed begrijpen als er een corruptieonderzoek komt, een onderzoek naar de integriteit van het bestuur. Zeker nu de heer Abraham op Bonaire heeft aangegeven dat hij zich daarbij wel iets kan voorstellen, lijkt mij dat een logische volgende stap na het onderzoek van de gouverneur. Wellicht kan de staatssecretaris daarop ingaan voor maandagochtend negen uur. Geen enkele burger ziet zich vertegenwoordigd in konkelend bestuur en zeker niet in corrupt bestuur.

De situatie op Bonaire is best zorgelijk, ook als het gaat om het opnieuw onderhandelen over het financieel toezicht. De GroenLinks-fractie is daar niet blij mee. Het is op zichzelf begrijpelijk dat de staatssecretaris heeft gedaan wat zij heeft gedaan om ook de bestuurders op Bonaire tot rede te brengen. Als het gaat om de investeringen in het vliegveld van Bonaire, dan ziet de GroenLinks-fractie dat als powerplay. De aanpassingen worden nu stopgezet, terwijl het vliegveld de levensader van het eiland is. Wij hebben er allemaal belang bij dat er geen onveilige situaties ontstaan.

Wij zijn er nog lang niet. Ik krijg de indruk dat gestreefd is naar alomvattendheid. Desalniettemin kan ik mij voorstellen dat dit complexe transitieproces gaandeweg nieuwe, nog niet doordachte kwesties oproept. Ook kan ik mij voorstellen dat er hoofdpijnpunten bestaan. Denk aan het erkennen en sluiten van het homohuwelijk op de BES-eilanden. Denk aan euthanasie en abortus. Laat één ding helder zijn. Als het gaat om gelijke behandeling van burgers binnen het Koninkrijk, als het gaat om het homohuwelijk, als het gaat om de positie van de vrouw, als het gaat om abortus en euthanasie, dan valt daar wat ons betreft niet mee te marchanderen. Er is een motie-Van Gent/Remkes over het homohuwelijk aangenomen. Die motie was natuurlijk niet overbodig, gezien de commotie die daarover is uitgebroken. De heer Remkes en ik zullen via amendementen aandacht vragen voor deze kwesties. Voor ethische kwesties binnen het Koninkrijk gaat de fractie van GroenLinks uit van het adagium "gelijke monniken, gelijke kappen". Met dit soort fundamentele zaken voor de GroenLinks-fractie maar ook voor de burgers binnen het Koninkrijk valt wat ons betreft niet te marchanderen, laat staan dat wij termen als "ontwrichtende werking" accepteren. Wij hebben het vaker gezegd: democratie is niet voor bange mensen. Wij moeten ons niet als angsthazen gedragen op deze thema's. Dat zou ik heel slecht vinden. Ik ben het zelf ook zeker niet van plan.

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. Ik stel graag een verhelderende vraag aan collega Van Gent. Krijgt dat amendement dezelfde strekking als de gewijzigde motie-Van Gent/Remkes/Leerdam of krijgt het de strekking van de eerdere, toch wel heldhaftige motie-Remkes/Van Gent?

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

De amendementen zijn inmiddels ingediend. Het komt erop neer dat het zo snel mogelijk geregeld wordt. Soms moet je een kleine tussenfase inlassen. Laat ik u dat nu leren, mijnheer Brinkman. Ik heb natuurlijk gelijk en ik ben blij dat de heer Brinkman dat bevestigt door mij daarin te steunen. Ik wil echter ook graag gelijk krijgen. Om die reden vond ik het nodig om de motie te formuleren op de wijze waarop die uiteindelijk geformuleerd is. Ik blijf natuurlijk op de warme steun van de heer Brinkman in dezen rekenen. Het amendement is net uitgedeeld dus ik zou zeggen tegen de heer Brinkman: bekijkt u het even. En dat bedoel ik niet zo negatief als het klinkt.

De heerBrinkman(PVV)

Ik weet hoe het af en toe uit uw mond komt. Natuurlijk houdt u mijn steun. Ik maakte mijn opmerking in relatie tot uw opmerking over "moedige politici". Ik zal het amendement bekijken en dan zien wij wat wij ermee gaan doen.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Dat is op zich goed nieuws. Ik was gebleven bij de hoofdpijndossiers. Ik vraag de staatssecretaris om enig inzicht te geven in de potentiële struikelblokken in dit proces. Er worden bovendien nogal wat regelingen in het vooruitzicht gesteld. Ik denk bijvoorbeeld aan de nieuwe milieuwet voor de BES-eilanden. Die kan vanzelfsprekend op mijn Caribische warme belangstelling rekenen. Een paar jaar geleden vroeg ik om een milieubeleidsplan, samen met de heer Van Bochove. Ik ben blij dat hierdoor serieuze aandacht is ontstaan voor de adembenemende maar ook kwetsbare natuur op de Nederlandse Antillen.

Het transitieproces vraagt ook in de komende jaren onze aandacht. Ik vraag mij in dat verband af of het niet verstandig is om het gehele transitieproces als een groot project te benoemen. Die gedachte is mij door het hoofd gegaan. Me dunkt dat het aan de voorwaarden in de procedureregeling grote projecten voldoet. Het geeft ons de kans om de vinger aan de pols te houden, maar ik realiseer mij ook dat zo'n stap veel van de staatssecretaris vergt. In elk geval voel ik een grote behoefte om regelmatig de voortgang van dit proces aan de hand van tussentijdse evaluaties te bespreken. Ik ben niet op zoek naar overbodige bureaucratie, maar wel naar een goede systematiek van de vinger aan de pols houden. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris op dit punt.

De ingeslagen weg is de goede en daarop moet dan ook worden voortgegaan. Het kan niet vaak genoeg benadrukt worden dat de schuldsanering uiteindelijk een gezonde startpositie betekent voor alle Antilliaanse eilanden en een toezichtinstrumentarium om die gezonde financiële positie te behouden. Dat vergt vasthoudendheid en consequent handelen, maar ook het nodige lef. Dit is niets voor bange mensen. Een weg terug is er volgens GroenLinks niet, laat staan dat wij dat zouden moeten willen. Van meet af aan is uitgegaan van een staatkundige verhouding waarbij Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba zich uitspraken voor een gezamenlijke toekomst. In meer of mindere mate krijgen de afzonderlijke eilanden autonomie. Voor de BES-eilanden is die autonomie wat beperkter dan voor Curaçao, Sint-Maarten en Aruba. Hoe het ook zij, wij zijn allen verbonden in het nieuwe koninkrijksverband. Dat zal bij tijd en wijlen van beide kanten knellen. Het neemt echter niet weg dat er een gezamenlijk commitment moet worden gevoeld om ten behoeve van de burger te voorzien in goed bestuur dat het waard is om een "democratische rechtsstaat" genoemd te worden. Dat is niet gemakkelijk maar wel noodzakelijk.

De voorzitter:

Dank u mevrouw Van Gent. Ik heet mevrouw Ortega welkom in deze vergadering. Zij heeft mij laten weten dat zij haar opmerkingen maakt bij de behandeling van de individuele wetsvoorstellen. Ik schors de vergadering tot 13.15 uur voor de lunchpauze. Daarna beginnen wij met de behandeling van de verschillende wetsvoorstellen. Ik vraag u om daarbij goed na te gaan of uw inbreng betrekking heeft op het wetsvoorstel dat aan de orde is. Dat is voor het wetgevingsproces van groot belang.

De vergadering wordt van 12.41 uur tot 13.20 uur geschorst.

Het wetsvoorstel Regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31954).

De voorzitter:

Welkom bij het tweede deel van dit wetgevingsoverleg waarbij wij ons allereerst richten op het wetsvoorstel Regels met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31954). Dit wetsvoorstel wordt ook wel "WolBES" genoemd, maar dat vind ik geen mooie naam. Het woord is aan de heer Van Bochove van de CDA-fractie.

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. Ik zal wat korte statements maken over dit wetsvoorstel omdat daarin verschillende items staan. De samenhang in mijn verhaal is soms dus wat minder. Met dit wetsvoorstel worden de structuur en werkwijze van de organen van de nieuwe openbare lichamen geregeld. De Raad van State en andere hebben daar al het nodige over gezegd. Ik heb kennis genomen van de reactie op de vragen over de LGO-status van de openbare lichamen. Wij hadden daarover vragen gesteld. De opvatting van de regering om hiermee afwachtend om te gaan en de eerste vijf jaar geen beslissing te nemen ter zake – dat betekent in feite: de situatie in stand laten – heeft de instemming van de CDA-fractie. De regering kiest ervoor om met de Gemeentewet als leidraad de inrichting van het bestuur inhoud te geven. Daar waar regels strakker zijn, motiveert de regering dit door het ontbreken van noodzakelijke bestuurscultuur. Zo is nog nooit een jaarrekening vastgesteld en zijn aangenomen begrotingen meer een legitimatie om geld uit te geven op kasbasis dan een leidraad voor het financieel functioneren van het eilandsbestuur. Tegelijkertijd moet er toch op andere terreinen ruimte zijn voor enige vrijheid.

In het verslag is de CDA-fractie ingegaan op het bestuursmodel BES. Daarbij is geconstateerd dat er veel te veel sprake is van een keurslijf; de verplichting tot een burgerjaarverslag, de onverkorte invoering van het dualisme. De hele speeltuin van BZK moet worden toegepast. Waarom wordt er niet wat meer ruimte geboden? Gedeputeerden kunnen nu al voor een deel van buiten komen. Waarom wordt deze werkwijze niet gehandhaafd? Het burgerjaarverslag wordt in Nederland binnenkort facultatief of afgeschaft. Waarom wordt het hier dan nog ingevoerd? Waarom eerst in Nederland komen tot een formele wetswijziging waarbij de regering nu stelt bereid te zijn om de Gemeentewet en de WolBES ter zake tegelijkertijd te wijzigen? De regering gaat in de nota naar aanleiding van het verslag in op deze kritische noten. Het antwoord komt wat krampachtig over. Waarom niet op bovengenoemde punten ruimte laten en desnoods na evaluatie over vijf jaar zo nodig de touwtjes aanhalen?

De CDA-fractie heeft met belangstelling kennis genomen van de reactie van vragen van de VVD-fractie over de asielaanvragen op de BES-eilanden en het zich vervolgens vestigen in het Europese deel van Nederland. De regering stelt dat als gevolg van de Wet toelating en uitzetting BES, toelating op basis van die wet geen recht op vestiging in het Europees deel van Nederland met zich meebrengt. De CDA-fractie heeft twijfel op dit punt. Kan de staatssecretaris duidelijk maken dat de deur niet heel gemakkelijk op een kier wordt gezet? Ligt er een duidelijke blokkade? Dit is overigens de eerste stap. Als betrokkenen zich uiteindelijk definitief mogen vestigen, dan is op termijn toch ook naturalisatie mogelijk? Daarmee is uiteindelijk vestiging in het Europese deel van Nederland mogelijk. Ik hoor graag een volledige reactie op dit punt.

De CDA-fractie kan op basis van de reactie van de regering instemmen met het niet in de wet opnemen van een horizonbepaling. Daarbij gaat de CDA-fractie ervan uit dat het wel degelijk mogelijk is dat deze wet op basis van de al meerdere malen genoemde evaluatie vervangen kan worden door nieuwe wetgeving om op die manier toe te kunnen groeien naar volledige toepassing van de hier bestaande wetgeving op de BES-eilanden. Graag hoor ik een bevestigende reactie van de staatssecretaris op dit punt.

De mogelijkheid om bij eilandsverordening functies aan te wijzen die combineerbaar zijn met een politiek ambt wil de regering in stand houden. Er zijn twee voorwaarden aan verbonden. Volgens de nota naar aanleiding van het verslag betreft het functies die niet zodanige bevoegdheden of verantwoordelijkheden met zich meebrengen dat voor belangenverstrengeling moet worden gevreesd. Tegelijkertijd verwijst de regering naar de geringe bevolkingsomvang en het beperkte aantal banen waarvan het merendeel bij de overheid is. Is in dit geval nog wel aan te geven om welke functies het gaat? Iedere combinatie is in dit geval toch kwetsbaar? Kortom, is deze keuze wel verstandig? Ik hoor graag in dit wetgevingsoverleg – ik heb kennis genomen van de voorstellen van de heer Remkes op dit punt – een nadere invulling. Bovendien krijg ik graag de toezegging van de staatssecretaris dat zij op dit punt de vinger aan de pols houdt. Deze zin spreek ik uit met de premisse van de uitkomst van de inbreng van de heer Remkes. Vindt er op welke manier dan ook controle plaats op combinatiefuncties en mogelijke belangenverstrengeling? Is het wel verstandig om te wachten op de evaluatie na vijf jaar? Het kan volgens mij niet.

De CDA-fractie stemt in met de voornemens met betrekking tot de rechtspositie van zowel eilandsraadsleden als eilandgedeputeerden. Goede nota is genomen van de toezegging dat de Kamer te zijner tijd wordt geïnformeerd over de besluiten ter zake via AMvB's. De voorgenomen verkiezingen van leden van de Eerste Kamer door leden van de eilandsraad lijkt in meerdere opzichten een struikelblok. Het is ook wel een "wangedrocht" genoemd. De gekozen constructies, zoals neergelegd in artikel Ya 22 van de Wijziging van de Kieswet staat op gespannen voet met artikel 55 van de Grondwet. In het openbaar lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders is dat in 1955 opgelost door de inwoners geen stemrecht te geven voor de Eerste Kamer. Ik heb dat aan den lijve ervaren. Hoewel de Tweede Kamer destijds aandrong op een spoedige oplossing van dit probleem duurde het tot 1985 voordat een provinciale structuur werd vastgesteld. Het onthouden van kiesrecht voor de Eerste Kamer is geen optie, aldus de regering. Tegelijkertijd is sprake van een bijzondere situatie. Voor de eilandsraden staat de Gemeentewet terecht model. In het Europese deel van Nederland hebben gemeenteraden geen stemrecht voor de leden van de Eerste Kamer. Hoe ziet de regering de strijdigheid van artikel Ya 22 van de Wijziging van de Kieswet met de Grondwet?

In september 2006 betoogde de Raad van State dat ingezetenen van de drie eilanden het kiesrecht voor het Nederlands parlement moeten kunnen uitoefenen, onder verwijzing naar artikel 3 eerste protocol EVRM. De Kiesraad sluit zich bij deze opvatting aan. De Raad van State geeft aan dat artikel 55 niet de enige relevante Grondwetsbepaling is; artikel 4 en artikel 53.1 dienen in de beschouwing te worden betrokken. De regering onderstreept dit, maar dat is niet overtuigend. Artikel 55 is toch het leidende artikel ter zake? Het komt er samenvattend toch gewoon op neer dat verkiezing van de Eerste Kamer pas mogelijk is na aanpassing van de Grondwet die wij binnenkort overigens waarschijnlijk tegemoet kunnen zien? De CDA-fractie hoort van de staatssecretaris in dit wetgevingsoverleg graag nog eens een precieze uiteenzetting van de reden waarom vooralsnog en bij hoge uitzondering op basis van de Grondwet, verder reikend dan artikel 55, niet ontkomen kan worden aan kiesrecht voor de Eerste Kamer. Aanpassing van de Grondwet lijkt mijn fractie noodzakelijk.

Met het voorgaande is een tweede aandachtspunt aan de orde. Dat betreft het actief kiesrecht voor de leden van de eilandsraad voor niet-Nederlanders. Op Bonaire heeft 82% van de ingeschreven inwoners de Nederlandse nationaliteit, op Sint-Eustatius 60% en op Saba 56%. Een relatief groot aantal inwoners heeft het recht om voor de eilandsraad te stemmen, namelijk niet-Nederlanders die vijf jaar in Nederland ingezetene zijn zoals ook bij de gemeenteraadsverkiezingen gebruikelijk is. Hiermee ontstaat, in tegenstelling tot het Europese deel van Nederland, indirect kiesrecht voor de leden van de Eerste Kamer voor een groep niet-Nederlanders. De regering stelt dat dit gezien de bijzondere omstandigheden geaccepteerd moet worden. De CDA-fractie heeft geen adequaat antwoord gevonden op de vraag: op welke wijze kan uitgesloten worden dat de niet-Nederlanders onder de kiesgerechtigden voor de eilandsraden direct of indirect invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer?

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. Ik had deze discussie ook willen voeren maar dan bij de Kieswet.

De heerVan Bochove(CDA)

Ik kom er in dat verband nog op terug want dan trek ik de vraagstelling nog wat breder.

De heerVan Raak(SP)

Oké. Ik stel dan nu de volgende vraag. Ik zie het probleem ook. Ik heb daar ook grote bezwaren tegen omdat het wetstechnisch zo niet kan. De eerste vraag aan de staatssecretaris is dan ook waarom het zo rommelig moet. Kan de heer Van Bochove ook zeggen wat volgens hem de oplossing moet zijn?

De heerVan Bochove(CDA)

Ik kom daar bij de behandeling van het volgende wetsvoorstel concreet op terug, mogelijk met oplossingen. Ik weet het niet helemaal precies. Uit internationale verdragen en dergelijke blijkt dat men het recht heeft om aan verkiezingen van de Eerste en Tweede Kamer deel te nemen. Tegelijkertijd is sprake van een knelpunt. Wellicht moet ervoor worden gekozen dat op de BES-eilanden een bepaalde groep mensen niet in aanmerking komt om te stemmen voor de eilandsraadsverkiezingen. De vraag is of je in dat verband zo ver moet gaan dat je afwijkt van wat in Nederland volgens de Gemeentewet in de gemeenten wel geldt. Ik vind dat een ernstig dilemma.

De heerVan Raak(SP)

Ik zie datzelfde dilemma. Enerzijds wil ik niet-Nederlanders graag stemrecht geven voor de eilandsraad. Anderzijds kan het niet zo zijn dat niet-Nederlanders een deel van de Staten-Generaal kiezen. Dat kan gewoon niet. De SP-fractie neigt er daarom toe om dezelfde keuze te maken. Als de staatssecretaris ons dwingt om uit deze twee kwaden te kiezen, dan kiezen wij er maar voor om niet-Nederlanders geen stemrecht te geven op de eilanden. Overigens meen ik dat de heer Remkes op dit punt een amendement heeft ingediend. Ik neig ertoe om dat amendement te steunen. Steunt de CDA-fractie dat amendement ook?

De heerVan Bochove(CDA)

Ik heb in mijn inbreng al gezegd dat ik kennis heb genomen van het amendement dat de heer Remkes op dit punt heeft ingediend. Ik wil mij op dit ogenblik niet uitspreken over steun of geen steun voor dit amendement. Uit mijn inbreng kan worden afgeleid dat ik op dit punt een aantal grote vraagtekens zet. Ik hoor echter eerst graag nog eens wat de visie van de regering op dit punt precies is. Dat hoor ik graag van de staatssecretaris in het debat.

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. In dit wetsvoorstel wordt de instelling en de inrichting van de openbare lichamen geregeld in de lijn van de Nederlandse gemeenten. Vanwege de kleinschaligheid van de eilanden en de geringe bevolkingsomvang worden maatregelen voorgesteld voor de samenstelling van het bestuur. Zo worden strengere eisen gesteld rond bloedverwantschappen dan in Nederlandse gemeentebesturen. Ook worden er meer eisen gesteld ter voorkoming van vermenging van zakelijke en privébelangen. De fractie van de PvdA kan zich vinden in deze maatregelen. Vanwege de ontbrekende bestuurscultuur lijkt het inderdaad verstandig dat de teugels wat worden aangehaald.

De regering wijst er echter terecht op dat je hiermee niet direct veranderingen in de politieke cultuur teweegbrengt. Mijn fractie begrijpt dat er daarom in het kader van deze wet trainingen zullen worden gegeven in de duale bestuurspraktijk. Dat kan uiteraard nooit kwaad. Hoe verhouden deze trainingen zich tot het eerder aangekondigde programma Institutionele Versterking en Bestuurskracht? In welke mate vormen de trainingen een aanvulling op dit programma? Op welke wijze wordt gemonitord of dit daadwerkelijk leidt tot een meer transparante politieke cultuur?

De fractie van de PvdA begrijpt van de regering dat zij de mogelijkheid wil handhaven om functies te creëren die gecombineerd kunnen worden met het politieke ambt. De kans dat dit leidt tot belangenverstrengeling is klein, aldus de regering. De fractie van de PvdA wijst er echter op dat de bevolkingsomvang op de BES-eilanden klein is en dat er, meer dan in Nederland, sprake is van een cultuur die wordt gekenmerkt door cliëntelisme en vriendjespolitiek. Wil de regering de komende periode niet het zekere voor het onzekere nemen door combifuncties aan banden te leggen? Zo niet, waarom wil zij dat dan niet?

Tijdens de schriftelijke ronde heeft de fractie van de PvdA, evenals andere fracties, vragen gesteld over de aanvankelijke keuze van de regering om nu nog geen grondwetswijziging voor te stellen voor het verankeren van de openbare lichamen in ons staatsbestel. In de beantwoording van deze vragen heeft de regering de Kamer er herhaaldelijk op gewezen dat de grondwetswijziging volgens de regering pas plaats moet vinden na de evaluatie over vijf jaar van de nieuwe verhoudingen. De fractie van de PvdA vindt dat dit wringt, juist omdat de regering zelf heeft benadrukt dat het bestaande artikel 134 van de Grondwet niet als permanente basis voor de openbare lichamen kan dienen. Een grondwetswijziging is volgens de regering nu nog niet zinvol, omdat pas na de evaluatie duidelijk zal worden waar het echt heen zou moeten gaan met de BES-eilanden. Enerzijds zou de staatkundige positie van de eilanden niet in de Grondwet worden geregeld, maar anderzijds moet de evaluatie over vijf jaar er niet toe leiden dat het feit dat de drie eilanden onderdeel uitmaken van het Nederlandse staatsbestel, weer ter discussie wordt gesteld. Dit staat op pagina 7 van de nota naar aanleiding van het verslag. Ook een horizonbepaling is door de regering van de hand gewezen, omdat niet valt uit te sluiten dat de WolBES na de evaluatie in stand blijft. Het hoeft echter ook weer niet een eindmodel te zijn. De PvdA pleit voor een passende juridische en staatkundige oplossing, omdat wij het de BES-eilanden niet kunnen aandoen om de komende periode slechts als experimenteerfase te beschouwen. Mijn fractie vraagt daarom wat de stand van zaken is van de uitvoering van de motie-Remkes c.s. (32123-IV, nr. 12). Deze motie is door de fractie van de PvdA gesteund. Op welke termijn verwacht de regering de Grondwet te wijzigen? Kan men al meer inzicht geven in de inhoud van de wijziging?

Het uitgangspunt dat de bestaande Antilliaanse wetgeving aanvankelijk moet blijven gelden voor de BES-eilanden, is voor de overgangsfase wat de fractie van de PvdA betreft begrijpelijk. Op enig moment moet echter duidelijk worden of de eilanden echt een integraal onderdeel van Nederland worden, of dat er toch verschillen zijn en moeten blijven met het Europese deel van Nederland. De voorliggende wetsvoorstellen laten op dit punt ruimte voor interpretatie. Eerst moet ervaring worden opgedaan en moet er worden geëvalueerd, en dan zien we wel weer. Dat lijkt mijn fractie wat te ongewis. De PvdA wil in ieder geval een gewenst einddoel nastreven, namelijk dat de BES-eilanden zo veel mogelijk onderdeel van Nederland worden, inclusief de daarbij behorende Nederlandse wet- en regelgeving. Wat dat betreft is er geen haast, maar het kan niet de bedoeling zijn dat over zo'n tien jaar op de BES-eilanden nog een heel andere wetgevingssystematiek geldt dan in Nederland. Ik hoor hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Een belangrijk gevolg van de nieuwe verhoudingen zal zijn dat er binnen Nederland twee verschillende rechtsregimes van kracht zullen zijn, zowel wat betreft formele wetgeving, als wat betreft de lagere regelgeving en het van toepassing zijn van tal van internationale verdragen. Kan de regering inzicht geven in de consequenties hiervan voor burgers in het Europese deel van Nederland en vice versa? Wat zijn de consequenties voor de reizende staatsburger tussen deze delen van het land Nederland? Wanneer zal welk rechtsregime precies voor hem of haar van toepassing zijn? Wat is de visie van de regering hierop?

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. In het deel van mijn betoog met algemene opmerkingen heb ik al het een en ander opgemerkt over een aantal grondwetswijzigingen die er naar het oordeel van de SP-fractie moeten komen. Ik heb ook enkele opmerkingen gemaakt over de verhouding tussen het Statuut en de Grondwet. Die opmerkingen zal ik nu dus niet weer maken.

De staatssecretaris zegt terecht dat de eilanden bestuurlijk voor een grote uitdaging staan. Er komt nogal wat op ze af. Waarom heeft zij dan het onzalige idee om juist op deze kleine eilanden het dualisme in te voeren? Deze eilanden zijn kleiner dan de kleinste gemeente in Nederland, op de gemeente Rozendaal na. Ik hoor van mijn buurman dat ook Schiermonnikoog kleiner is. Daar hadden wij het dualisme ook nooit moeten invoeren. Het dualisme is er om de herkenbaarheid te vergroten. Met herkenbaarheid hebben ze op de eilanden helemaal geen probleem. Als er iets daar goed gaat, is het wel de herkenbaarheid van het bestuur. De staatssecretaris wil zo weinig mogelijk onnodig overhoop gooien. Laat zij dat dus ook niet doen. Waarom moet het koekoeksei van Elzinga ook nog op deze eilanden in de Caraïben worden gelegd?

De SP-fractie is wel gelukkig met de figuur van de rijksvertegenwoordiger, die de oren en de ogen wordt van de staatssecretaris. Via hem kan de minister ook aanwijzingen geven. Waarom is de rechtspositie van de rijksvertegenwoordiger echter vergelijkbaar met die van de commissaris van de Koningin? Hij heeft toch de verantwoordelijkheid over veel minder mensen?

Wel gelukkig zijn wij ook met de strenge regels die belangenverstrengeling en vriendjespolitiek onmogelijk moeten maken. Het is goed dat de staatssecretaris hierbij nadrukkelijk ook wijst op de familiebanden en daarvoor regels opstelt. Ik complimenteer haar daarmee. Er wordt een muur gebouwd. Waarom dan toch de mogelijkheid scheppen voor de eilandsraad om sommige ambtenaren de mogelijkheid te geven om een politieke functie of een politiek ambt te vervullen? Daarmee schieten wij gaten in de muren die wij net hebben opgetrokken.

Op Sint-Maarten bleken oud-bestuurders na vertrek bijzonder riante vergoedingen te krijgen. Ik wil graag weten of zulke riante, illegale en opmerkelijke vergoedingen ook op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius voor oud-politici zijn voorzien. Ik wil graag dat de staatssecretaris dat eens nakijkt, wellicht in het kader van de staat van het bestuur op Bonaire. Gaat wat op Sint-Maarten zo mis gaat, op de BES-eilanden ook zo mis? Er ligt wel een zee tussen Sint-Maarten en deze eilanden, maar misschien houdt die niet al het slechte tegen.

De staatssecretaris heeft besloten de huidige regelingen voor politici op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te handhaven. Zij weet dat wij tegen de verhoging van de AOW-leeftijd zijn, maar dat juist politici op de eilanden met 60 jaar met pensioen kunnen, is misschien te veel van het goede. De staatssecretaris zegt dat wij bij het heffen van belasting rekening moeten houden met de lagere inkomens op de eilanden, maar de vergoeding voor politici blijft even hoog als die in Nederland. Dat is wel erg vreemd. De eilandsraadsleden van Sint-Eustatius komen daar zelfs ver boven uit. Waarom moeten politici op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius relatief hoge vergoedingen hebben en waarom moeten zij zo vroeg met pensioen? Krijgen oud-politici op deze eilanden ook een sollicitatieplicht? Ik verwijs naar de motie van Jan Marijnissen.

Klopt het dat een groot deel van de schulden van de eilanden bestaat uit in het verleden niet-geïnde pensioenpremies? Volgens mij bestaat een groot deel van de schuld die wij moeten saneren uit pensioenpremies. Ik zie al mensen knikken. Dat zijn pensioenpremies van politici en ambtenaren die deze niet hebben betaald. De staatssecretaris meent naar ik hoop toch niet serieus dat wij Nederlanders gaan vragen om de tekorten aan te vullen omdat politici en ambtenaren op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius hun pensioenpremies niet hebben betaald? Dat is toch niet de vraag die de staatssecretaris voorlegt? Dat moeten die politici en ambtenaren toch gewoon zelf doen? Dat zijn geen mensen met financiële problemen, dat zijn mensen die hun premies niet hebben afgedragen. De SP wil hier volledige helderheid over hebben.

De heerRemkes(VVD)

Nee, dat is de overheid.

De heerVan Raak(SP)

De overheid, sorry. Het is heel terecht dat de heer Remkes mij nu corrigeert.

Dat moet wel op de goede plek gebeuren. Hierover moet openheid en helderheid zijn voordat wij kunnen instemmen met bijvoorbeeld een nieuw pensioenfonds voor politici en ambtenaren op de eilanden.

De SP vindt het ten slotte jammer dat geen duidelijke keuze wordt gemaakt voor de Nationale ombudsman. Nu blijft in het midden of de eilanden een eigen ombudsman krijgen of dat de bewoners zich moeten melden bij de Nationale ombudsman. Waarom maakt de staatssecretaris geen keuze? De voorkeur van de SP gaat uit naar de Nationale ombudsman.

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. Mijn opmerkingen die raken aan de Kieswet, zal ik bij het volgende blokje maken. Op het punt van de asielaanvragen sluit ik mij nadrukkelijk aan bij de vraag van collega Van Bochove. Ook mij is immers opgevallen dat daarover met een zekere stelligheid opvattingen gedebiteerd worden, terwijl daar in juridisch opzicht nog wel het een en ander aan is af te doen.

Wij kunnen ons op zich vinden in de keuze voor het dualisme op de eilanden, ook al had dat voor de VVD-fractie niet de hoogste prioriteit. Wij nemen waar dat in de West de bestuurscultuur sowieso nogal monistisch is. Het is van betekenis om die bestuurscultuur toch wat open te breken. Daarmee heb ik direct gezegd dat dit niet alleen een formele kant heeft maar ook een bestuursculturele kant. Dat geldt overigens ook voor andere elementen in de bestuurscultuur daar, bijvoorbeeld op het punt van de integriteit. De discussie is ook nog wel wat breder te trekken. Schiermonnikoog werd zojuist even genoemd. Sommige dingen die hier kenmerkend zijn voor kleinschaligheid van bestuur, tref je natuurlijk ook daar aan. In die zin zijn er inderdaad bepaalde parallellen.

Ik ben benieuwd naar de globale beoogde omvang van de overheden daar. Die vraag is bij mij opgeroepen door de voortgangsrapportage van de rijksvertegenwoordiger, want daarin staat bijvoorbeeld dat de kwartiermakers vanaf het transitiemoment worden omgezet in departementale eenheden. Daarnaast gaan 260 ambtenaren van het land naar de eilanden; die schijnen nog niet aangewezen te zijn, met alle onzekerheden van dien. Ik ben geïnteresseerd in de globale omvang van de overheden daarin. Die vraag is bij mij opgekomen naar aanleiding van de voortgangsrapportage van de rijksvertegenwoordiger. Daarin stond bijvoorbeeld dat vanaf het transitiemoment de kwartiermakers worden omgezet in departementale eenheden en dat daarnaast 260 ambtenaren van het land naar de eilanden gaan. Die ambtenaren zijn nog niet aangewezen, met alle onzekerheden van dien. Wat gaat er in vredesnaam gebeuren met de bestaande apparaten? Er schijnt ook een kwartiermakerbestuur te komen. Wat is daarvan de toegevoegde waarde? Ik heb de indruk dat het misschien een beetje te veel van het goede kan zijn.

Voorzitter. Ik signaleer dat de gedragscode voor raadsleden en gedeputeerden wel aardig is, maar ook vrijblijvend. Er wordt namelijk niets geregeld over de naleving en dat is wel wenselijk.

Er wordt ook niets geregeld met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen en tot het thema belangenverstrengeling. Ik kan mij goed voorstellen dat een aantal bepalingen over het tegengaan van belangenverstrengeling ook betrekking heeft op de gemeenschappelijke regelingen. Er zijn constructies te bedenken waarbij dat wel terdege relevant is. Ik heb op dat punt een amendement in voorbereiding.

Ik vind het nodig dat de rechtspositie van eilandsraadsleden en gedeputeerden naar analogie van de Nederlandse praktijk, een-op-een wordt overgenomen. Dit wordt straks geregeld in een AMvB. Ik hoop dat de staatssecretaris met een toezegging komt. Zo niet, dan overweeg ik een motie in te dienen zoals collega Van Raak ook heeft aangegeven. Hier hebben wij de zaken keurig geregeld en ik vind dat dit ook het uitgangspunt moet zijn voor de West. Bij dit soort dingen moet je geen verschil maken.

Dat brengt mij op de bepaling in het wetsvoorstel dat het aantal raadsleden in beginsel wordt bepaald, doch dat men de bevoegdheid krijgt om dat aantal te vergroten. Dat vind ik verkeerd. Het bestaande aantal raadsleden – negen, vijf en vijf – moet in de wet vastgelegd worden. Het is al een relatieve uitbreiding in verband met de dualisering. Bij de evaluatie over vijf jaar kan worden bekeken of dat aantal in de praktijk voldoet, maar wij moeten nu niet reeds de mogelijkheid geven om dat aantal te verhogen. Ook hiervoor is een amendement voorbereid.

Combinaties van ambtelijke functies en politieke ambten vind ik ongewenst. Die moeten naar analogie van Nederland worden uitgesloten. Er moeten geen schijnconstructies gemaakt worden. Dat is niet gezond. Het signaal in de wet moet volstrekt helder zijn.

De gezaghebber krijgt een vetorecht in het kader van de openbaarheid van vergaderingen. Ik vind dat daar een dubbelslot op moet. Ik realiseer mij dat dit voor Saba en Sint-Eustatius niet kan in verband met het aantal raadsleden, maar voor Bonaire kan terdege de tweederdebepaling worden toegepast. Ook hiervoor is een amendement voorbereid

Ik meen dat wij de oprichting van de Stichting BES pensioenfonds bij dit onderwerp moeten behandelen. Ik heb natuurlijk geen bezwaar tegen een apart bestuurlijk gremium, maar zet wel grote vraagtekens bij één aparte geprivatiseerde uitvoeringsorganisatie vanwege het aantal deelnemers, de schaal en het te halen beleggingsrendement. Ik vraag mij af of hier geen aansluiting gezocht kan worden bij de uitvoeringsorganisatie van het ABP. Die keuze lijkt mij zeer voor de hand te liggen. Ik zou het op prijs stellen als wij cijfermatige informatie krijgen over aantallen pensioengerechtigden, over de erfenis, de waardeoverdracht en de beoogde dekking. Het reglement ligt weliswaar voor, maar de achterliggende werkelijkheid is natuurlijk interessanter. Ik stem er wel mee in dat voor het reglement aansluiting wordt gezocht bij het Nederlandse pensioenstelsel. Ik heb nog wel een vraag over de procedure, want de voorhang loopt op 17 januari 2010 af. Betekent dit dat wij maandag 18 januari nog de volle vrijheid hebben en dat de minister nog rustig kan doorgaan met de voorbereidingen?

De voorzitter:

Even voor de verslaglegging, want er zijn opmerkingen gemaakt die niet helemaal doorkwamen. Er is gezegd dat het gestuit is. Dat wil zeggen dat er maandag nog over gesproken kan worden. Wij hoeven dat niet met de minister te doen, zij wordt waargenomen door de staatssecretaris.

De heerRemkes(VVD)

Dat kunnen wij uitstekend met deze staatssecretaris regelen.

De voorzitter:

Ik maak deze opmerking voor het verslag.

Ik meld u dat ik aan het einde van de vergadering nog even apart terugkom op de pensioenfondsen. Iedereen krijgt de gelegenheid daarover te spreken.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

De heer Remkes brengt allerlei argumenten naar voren ten aanzien van het pensioenfonds. Die zijn meer gericht op het economisch gewin. Ik ben benieuwd wat hij vindt van het feit dat er straks twee soorten rijksambtenaren zijn die echter wel werken bij hetzelfde departement.

De heerRemkes(VVD)

Dit punt heeft volgens mij betrekking op een ander thema. Collega Van Raak heeft gesproken over de grote tekorten bij APNA en de aanzuivering. De betalingsachterstanden over 2006 en 2007 waren een surprise. Het ging om 50 mln. NAf. Bijna de helft daarvan bestaat uit niet afgedragen premies. Het is natuurlijk geweldig belangrijk om eisen aan het pensioenfonds te stellen om dat soort toestanden te voorkomen. De vraag over de rechtspositie van de toekomstige ambtenaren is heel relevant. Ik hoop dat de staatssecretaris daarop zal ingaan, want daarbij kun je inderdaad vraagtekens plaatsen. Dit punt komt ook nog terug bij de politie.

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. Wij zijn niet blij als dit allemaal doorgaat, maar kunnen wel begrijpen dat er een aparte regelgeving moet zijn voor de eilanden. Hoe wordt dat geregeld? Er is gekozen voor openbare lichamen. Ik lees echter te veel voordelen en geen nadelen van de regelgeving die in Nederland bestaat.

De PVV is van mening dat de grondwettelijke en staatsrechtelijke rechten en plichten van burgers en bestuurders regelrecht overgenomen moeten worden door de drie eilanden. Het kan niet zo zijn dat voor de eilanden een soepeler regelgeving geldt. Ik denk daarbij met name aan goed bestuur. Een corrupt bestuur vinden wij een groot probleem. Ik verwijs in dit verband naar Bonaire. Ik heb al gezegd dat wij het zien als het binnenhalen van het Paard van Troje. De garanties die deze wet geeft, zijn gewoon te gering. Een gedragscode is hartstikke goed, maar waarom is deze niet afdwingbaar? Waarom is er geen controle en waarom wordt er niet ingegrepen op het moment dat het niet goed gaat? Strengere regels voor bestuur en strengere regels voor ambtenaren zijn hartstikke goed, maar wie controleert of die nageleefd worden? En wat gebeurt er als iets buiten de regels om gebeurt? Natuurlijk bestaan er mogelijkheden om in te grijpen als er geen sprake is van goed bestuur. Ik heb deze staatssecretaris echter vaak gevraagd om artikel 23 te hanteren, maar dat doet zij bijna nooit. Ik vind dat erg jammer.

Ambtenaren en politieke functies moeten absoluut gescheiden zijn. Dat is belangrijk in Nederland, maar voor de Antillen is het een voorwaarde om te kunnen functioneren. Wij kennen allemaal de problemen met het bestuur op de Antillen: nepotisme en vriendjespolitiek. Ik ben buitengewoon ontevreden over de manier waarop dit wordt geregeld.

Straks ga ik nog in op de Kieswet, het kiesrecht en het pensioenfonds.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. Dit wetsvoorstel vormt de kern van de hele wetgevingsoperatie. Ik blijf de benaming Wet openbare lichamen een beetje vreemd vinden. Deze wet heeft aanleiding gegeven tot uiteenlopende, mateloos interessante vragen. Hoe regel je precies dat de eilanden een bijzonder soort gemeente worden? Moeten zij gevat worden in een provinciaal verband? Ik kom daarop nog terug. De uiteindelijke structuur spreekt ons wel aan. Er zijn drie belangrijke organen: de eilandsraad, vergelijkbaar met de gemeenteraad; het bestuurscollege bestaande uit de eilandgedeputeerden en de gezaghebber, vergelijkbaar met het college van B&W, de gezaghebber is dan de burgemeester. Tot slot is er nog de rijksvertegenwoordiger, de commissaris van de Koningin dus, zij het dat het hem of haar ontbreekt aan een provincie.

Een belangrijk rechtskundig en politiek commentaar op dit wetsvoorstel is dat de staatkundige wijziging kan plaatsvinden met een gewone parlementaire meerderheid. Dat kan de eilanden het gevoel geven dat zij worden ingelijfd. Het zou ook een duidelijke uitspraak kunnen impliceren dat zij volgens het Nederlandse parlement welkom zijn als onderdeel van Nederland. Er is wel commentaar geleverd op de keuze voor het fenomeen openbaar lichaam. Dat zou in dit verband een inbreuk betekenen op het stelsel van territoriale decentralisatie. Nederland bestaat in die opvatting uit een uniform systeem van provincies en gemeenten. Openbare lichamen houden zich in dit systeem bezig met specifieke taken. Denk bijvoorbeeld aan de product- en bedrijfschappen.

Wij juichen het toe dat deze structuur is gekozen. Het lijkt erop dat alle functies van een normale gemeente vertaald zijn naar de Antilliaanse context. Er wordt niet alleen voorzien in rechtstreeks democratisch gelegitimeerde functies, maar bijvoorbeeld ook in functies zoals een ombudsman en een rekenkamer. Dat is voor ons belangrijk.

Adviezen van staatsrechtsgeleerden moeten altijd serieus genomen worden. Daarom is het volgens mijn fractie goed dat deze wet wordt geëvalueerd en dat definitieve keuzes worden gemaakt die worden vastgelegd in een definitieve grondwettelijke regeling. Dat biedt de BES-eilanden de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de staatsrechtelijke structuur die zij prefereren. Die invloed moet in ieder geval gegarandeerd zijn. Wij moeten ook niet vergeten dat de op de eilanden gehouden referenda gekozen zijn als uitgangspunten voor de wijzigingsvoorstellen. Ik heb er behoefte aan om dat hier vandaag te benadrukken.

De voorliggende voorstellen zijn misschien onconventioneel, maar doen volgens ons nog steeds recht aan de wensen van de bevolking. Desalniettemin roepen wij de staatssecretaris op om dit soort fundamentele commentaren mee te nemen in de uiteindelijke evaluatie. Dat lijkt ons vanzelfsprekend, maar het is goed als de staatssecretaris daarop nog even ingaat.

Over de vermeende inbreuk op het Nederlandse stelsel van territoriale decentralisatie zou ik het volgende willen opmerken. Voor de BES-eilanden is geen equivalent bedacht van het provinciale verband. GroenLinks is weliswaar voor het opheffen van de provincies, maar de provinciale taken gaan GroenLinks zeker aan het hart. Ik denk daarbij aan taken op het gebied van de ruimtelijke ordening. Worden deze taken dan behartigd door het departement van BZK? Hoe gaat dat precies?

De BES-eilanden liggen ons na aan het hart. Het enkele feit dat er geen tweederde meerderheid is voor nauwere banden met Nederland, doet niets af aan het gevoel dat Bonaire, Sint-Eustatius en Saba van harte welkom zijn en dat hun belangen er in gelijke mate toe doen. Het gaat erom dat in de komende jaren bekeken wordt op welke wijze de gekozen structuur bijdraagt aan het behartigen van de belangen van de BES-eilanden voordat er definitieve grondwettelijke keuzes gemaakt worden. Dat laatste vinden wij erg belangrijk.

Voor ons is het vrij eenvoudig dat de positie van politici en de pensioenen vergelijkbaar met Nederland geregeld moeten worden. Daarbij moet natuurlijk wel rekening worden gehouden met de op de eilanden geldende standaards. Wij zijn voor een sollicitatieplicht en wij zijn tegen een opeenstapeling van pensioenen. Een en ander moet zeer transparant geregeld worden. Sinds ik mij met dit onderwerp bezighoudt, heb ik vaak gevraagd om precieze gegevens en een adequaat inzicht. Dat leidde altijd tot zeer onduidelijke antwoorden; kortom, ik kreeg die informatie gewoon niet. Uiteindelijk is het wel gebeurd, maar in het begin was het trekken aan een dood maar rijk paard. Daar was ik niet blij mee.

Wij hebben ook geen zin om pensioen- of wachtgeldlijken te gaan financieren die wellicht nog in de kast liggen. Natuurlijk komen er allerlei juridische procedures over bestaande rechten die mensen nog kunnen claimen, maar ik wil een indringend beroep doen op de mensen op de eilanden om in dezen hun verstand te gebruiken. Het is geen vertoning als op de eilanden politici en bestuurders hun zakken vullen terwijl andere mensen nauwelijks te eten hebben. Dat is onverteerbaar en onacceptabel. Vinden daarover nog steeds goede gesprekken plaats?

De suggestie van de heer Remkes met betrekking tot het ABP vind ik zeer goed.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Vandaag behandelen wij verschillende wetten die erop gericht zijn de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als openbare lichamen in te richten. Er is veel werk verzet. Het proces gaat niet zonder slag of stoot. Ik wil in ieder geval mijn waardering uitspreken voor de beantwoording van de vragen die door mijn fractie zijn gesteld. Zo te zien heeft een aantal van onze vragen geleid tot nadere inzichten en tot wijzigingen. In de meeste gevallen komen die wijzigingen erop neer dat er nog iets nauwer dan aanvankelijk was voorzien, wordt aangesloten op de algemene regeling die model staat voor de nieuwe verhoudingen. Ik doel op de Gemeentewet. Wij waarderen dit zeer, maar ons bekruipt het gevoel dat door het feit dat de BES-eilanden onderdeel worden van het Nederlandse grondgebied er een ander soort Nederlandse burgers komt.

Wij blijven de inrichting en de positie van de BES-eilanden bijzonder vinden. Het zijn openbare lichamen, als waren het gemeenten. De Gemeentewet heeft namelijk model gestaan. De regelingen worden zo veel mogelijk daarop toegespitst. Uiteindelijk zijn het echter geen gemeenten maar openbare lichamen en is er toch een verschil in positie. Dit maakt het allemaal erg ingewikkeld. De maatstaf voor verbijzonderingen moet duidelijk worden aangegeven. Ik geef een voorbeeld: gemeenten en provincies in Nederland verschillen enorm van elkaar, maar toch is er sprake van één Gemeentewet c.q. één Provinciewet die op alle gemeenten of alle provincies van toepassing is. Slechts in enkele wetten krijgt een aantal grote steden een uitzonderingspositie.

De regelingen dienen straks te vallen onder de bepaling in de Grondwet, dat allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. De maatstaf is te meer van belang omdat het anders kan leiden tot willekeur op dit gebied en dat is grond voor ontevredenheid. De grondwetswijziging laat nog even op zich wachten. Artikel 134 van de Grondwet maakt de instelling van openbare lichamen mogelijk. Wij menen echter dat dit artikel niet bedoeld is om dit soort gemeenteachtige bepalingen mogelijk te maken. Dit leidt ook tot de moeizame constructie van eerst een wijziging van het Statuut, dan specifieke wetten en tot slot een wijziging van de Grondwet. Kan de staatssecretaris hierop een reactie geven? Kan zij garanderen dat bij een grondwetswijziging deze constructie niet indruist tegen artikel 1? Moet niet juist door deze afwijking het Statuut met een tweederde meerderheid worden aangenomen?

Het is mijn fractie niet duidelijk of er eeuwig gesproken zal worden over openbare lichamen. Is het de bedoeling om na de evaluatie te spreken over overzeese gemeenten?

In de beantwoording van onze vragen over de grondwetswijziging stelt het kabinet dat pas na de evaluatie duidelijkheid kan worden geboden over de definitieve status van de eilanden. Mijn fractie kan zich niet voorstellen dat het hier gaat om een of ander experiment. Aan welke criteria moet de WolBES getoetst worden, opdat duidelijk wordt of er wel of niet op een ander model moet worden overgegaan? Wat gebeurt er als gaandeweg de periode van vijf jaar blijkt dat het niet werkt?

Ook het antwoord van het kabinet op de vraag over de horizonbepaling begrijp ik niet. Het enige argument om het niet te doen is dat de WolBES kan vervallen zonder dat daarvoor iets anders in de plaats komt. Dat kan inderdaad problematisch zijn. Een enkele evaluatie is weinig dwingend. Ik stel voor om ten minste een horizonbepaling op te nemen voor enkele bepalingen die in de kern te maken hebben met een nu nog geldend onderscheid tussen gemeenten, provincies en openbare lichamen BES, namelijk dat deze na een X aantal jaren komen te vervallen, tenzij ... De terugvaloptie is dan dat relevante bepalingen uit de Gemeentewet of uit de Provinciewet van toepassing worden. Ik hoor graag een reactie op dit voorstel.

De heerRemkes(VVD)

Ik heb met belangstelling naar mijn collega geluisterd, maar kan zij mij een paar voorbeelden geven waarop dat van toepassing zou zijn? Op deze manier kan ik er namelijk weinig mee.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Om eerlijk te zijn, voorzitter, ik kan ook geen chocola maken van de WolBES en de daarin opgenomen bepalingen. Ik krijg het gevoel dat er op allerlei manieren geshopt wordt in de Nederlandse wetgeving. Als er sprake is van een tussenstation, moet heel duidelijk aangegeven worden welke bepalingen uit de Gemeentewet en de Provinciewet opgenomen moeten worden. Verder moet worden bepaald dat als blijkt dat bepaalde zaken niet strikt nodig zijn, deze ook komen te vervallen in de wet. Ik heb problemen met de evaluatiebepaling omdat die minder dwingend is. De staatssecretaris zal mij ervan moeten overtuigen dat een evaluatiebepaling echt nodig is en dat het opnemen van een horizonbepaling not done is.

De heerRemkes(VVD)

Met een wetsvoorstel waarvan je geen chocola kunt maken, kun je eigenlijk maar één ding doen, zo zeg ik tegen een van de coalitiepartners!

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Ik heb aangegeven dat ik geen chocola kan maken van de manier waarop de WolBES op dit moment is ingericht.

De heerVan Raak(SP)

Dat is zo mogelijk nog erger! Ik vind het heel bezwaarlijk als een van de Kamerleden er geen chocola van kan maken. Ik stel voor dat wij een paar weekjes wachten totdat zij dat wel kan.

De heerLeerdam(PvdA)

Dan wordt het pudding!

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Ik wacht de beantwoording van mijn vragen en de reactie op de door mij geuite zorgpunten af. Tegen mijn collega's Van Raak en Remkes zeg ik dat het wetsvoorstel nog ingewikkelder wordt door de verschillende amendementen. Daardoor komt er nog meer ongelijkheid.

De heerVan Raak(SP)

Ik wil de heer Remkes een beetje helpen. Zijn amendementen maken het juist een beetje duidelijker. De onduidelijkheid zit bij het kabinet. Wij gaan 30 wetten in deeltjes behandelen op een moment dat bepaalde wetten nog niet hier zijn of waarvan niet duidelijk is wat er in staat; dat in de ene wet naar de andere wordt verwezen en dat bovendien wetten nog veranderd kunnen worden als zij al zijn aangenomen. Ook is onduidelijk of de Grondwet moet worden veranderd. Ik ben het met mevrouw Ortega eens dat het wetstechnisch een wangedrocht is. De heer Remkes kan daaraan helaas niets doen, ook niet met zijn amendementen. Ik sluit mij dan ook aan bij de vraag van mevrouw Ortega, waarom de staatssecretaris ons zo'n wangedrocht heeft voorgelegd.

De voorzitter:

Als de heer Van Raak de heer Remkes in bescherming gaat nemen, begin ik mij zorgen te maken!

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Onze fractie heeft twijfels bij de introductie van het fenomeen rijksvertegenwoordiger. De huidige rijksvertegenwoordiger is benoemd om het transitieproces soepel te laten verlopen, maar nu wordt dit fenomeen onderdeel van de bestuursstructuur. Daarnaast zijn wij zeer verbaasd over het takenpakket, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van dit orgaan. Waarom is deze bestuurlijke schakel nodig? Is het tijdelijk totdat de openbare lichamen zijn ingericht en goed functioneren, of gaat het om een permanent orgaan? Blijven de openbare lichamen op zichzelf staan, of worden zij te zijner tijd ondergebracht bij een provincie? Zij vormen weliswaar niet gezamenlijk een eenheid, maar verhouden zich elk afzonderlijk tot Nederland. Of verhouden zij zich op gelijke wijze tot Nederland? Dat zou de eenheidsvorming op gang helpen. Met deze mogelijkheid wordt rekeninggehouden in wetsvoorstel 31959.

Wij hebben ook vragen bij de democratische positie van de rijksvertegenwoordiger. In beginsel is hij alleen verantwoording schuldig aan de verantwoordelijke vakministers. Ontstaat er dan geen probleem? Waarom heeft hij geen verantwoordingsplicht tegenover de gezamenlijke eilandsraden?

Ik wil nog even stilstaan bij de verhouding tussen gezaghebber en rijksvertegenwoordiger. Gelet op kleinschalige verhoudingen en de tussenpositie van de rijksvertegenwoordiger is er wel degelijk sprake van overlap en onduidelijkheid. Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen de rijksvertegenwoordiger meer te modelleren als een commissaris van de Koningin? Ook de gezaghebber gaat de eenheidsvorming tegen. Waarom niet gewoon een eilandburgemeester?

Wij willen een concreet antwoord op onze vraag over artikel 14. Wil de staatssecretaris ons voorbeelden geven van ambtenarenfuncties die onder deze uitzondering kunnen vallen? Wij hebben problemen met deze lijst.

Ik heb nog een aanvullende vraag over artikel 142. De regering stelt dat er een eigen afkondigingsblad per openbaar lichaam wordt afgegeven dat algemeen toegankelijk is. Naar onze mening biedt dit geen garantie dat de mensen goed geïnformeerd worden. Waarom is voor deze constructie gekozen? Is het mogelijk om hiernaast nog een vergelijkbare bepaling met artikel 139 van de Gemeentewet op te nemen?

Het antwoord op onze vraag over de definitie van het begrip ingrijpende beleidsvoornemens zoals bedoeld wordt in artikel 209, derde lid, kan onze goedkeuring niet wegdragen. Het per geval beoordelen waar de grens ligt, kan willekeur in de hand werken en onnodige weerstanden oproepen. Wij vragen de staatssecretaris meer transparantie te betrachten en te komen met een heldere definitie.

Ik begrijp niet waarom er een apart pensioenfonds moet komen voor rijksambtenaren van BZK die werkzaam zijn op de BES-eilanden. Is dit geen ongelijke behandeling van medewerkers in eenzelfde organisatie? Waarom kunnen de rijksambtenaren op de BES-eilanden niet onder dezelfde pensioenregeling vallen? Hoe is het trouwens gesteld met de arbeidsvoorwaarden? Is het ambtenarenrecht ook op hen van toepassing? Vallen zij onder dezelfde cao's als hun collega's die in Nederland werkzaam zijn? Onder welk pensioenfonds valt de rijksvertegenwoordiger?

De heerVan Raak(SP)

Mevrouw Ortega heeft nogal fundamentele kritiek op de inrichting van de openbare lichamen. Dat is prima, maar wat is de status van die kritiek? Haar partij maakt immers onderdeel uit van de coalitie. Moet ik dat opvatten als goede raad aan de staatssecretaris?

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik zal mijn hele betoog niet overdoen. Er is geen sprake van harde kritiek, maar ik heb slechts een aantal zorgpunten geuit. Ik heb gevraagd welke mogelijkheden er zijn om te komen tot meer eenheidsvorming en op welke wijze de dingen gerelateerd worden aan het algemene model van de Gemeentewet. Als de staatssecretaris een heel goede reactie kan geven op mijn zorgpunten, is dat wat onze fractie betreft prima. Alleen moet het wel transparant zijn. Wij moeten wel weten waarom wij dingen doen. Het lijkt – ik zeg niet dat het zo is – alsof selectief bepaalde zaken wel en bepaalde zaken niet zijn opgenomen. Wij hebben totaal geen idee op basis waarvan dat is gebeurd. Als dat transparant is, is het wat de ChristenUnie-fractie betreft oké.

De heerVan Raak(SP)

Dat ben ik helemaal eens met mevrouw Ortega. Daarom heb ik in mijn inleiding ook gezegd dat er per wet telkens keuzes worden gemaakt waarbij een beroep wordt gedaan op algemene criteria, maar dat niet wordt aangegeven waarom die keuzes worden gemaakt. Binnen dezelfde criteria zou men ook heel andere keuzes kunnen maken. Het heeft mij bijzonder verbaasd dat de keuzes van de regering niet verantwoord zijn.

Mevrouw Ortega zegt niet dat sommige dingen een beetje meer of een beetje minder moeten, maar zij wil op sommige punten een heel andere inrichting van de openbare lichamen dan de staatssecretaris voorstelt. Mevrouw Ortega zegt dat zij niet alles nog een keer wil herhalen, omdat zij alle voorbeelden al genoemd heeft. Als de staatssecretaris haar voorstellen niet overneemt, is de ChristenUnie dus niet tevreden. Betekent dit dat de fractie van de ChristenUnie dan amendementen zal indienen?

De heerBrinkman(PVV)

Ik had dezelfde vraag als de heer Van Raak, dus ik wil even het antwoord van mevrouw Ortega aanhoren. Afhankelijk van dat antwoord zal ik nog een andere vraag stellen.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik wil absoluut niet een geheel andere inrichting van de WolBES. Als ik dat zou willen, ben ik bijna een jaar te laat. Mijn fractie heeft alleen een aantal zorgpunten over deze wet. Ik heb aangegeven dat ik graag zie dat de staatssecretaris deze zorgpunten maandag bij onze fractie wegneemt.

De heerBrinkman(PVV)

Mevrouw Ortega doet voorkomen of het iets meer zijn dan zorgpunten. Zij geeft ook een aantal voorbeelden van hoe het wel zou moeten. Zij vraagt zich af waarom niet meer aansluiting gezocht is bij de functie van burgemeester en de commissaris van de Koningin. Dat is dus iets meer dan zorgpunten; dat is gewoon het invullen van de wet op basis van andere ideeën. Als de staatssecretaris daar geen duidelijk antwoord op geeft, komt mevrouw Ortega dan met amendementen? Ik kan haar zorgpunten heel goed begrijpen. Enkele opties die zij aandraagt, zijn misschien beter dan het wetsvoorstel waarover wij nu praten.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik val weer in herhaling. Het gaat om de begrippen die te maken hebben met de eenwording. Ik wacht de beantwoording op mijn vragen af. Vervolgens zal ik in mijn fractie bespreken wat wij zullen doen.

Het wetsvoorstel Regels met betrekking tot de financiële functie van de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, hun bevoegdheid tot het heffen van belastingen en hun financiële verhouding met het Rijk (Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31958).

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. Het financieel toezicht zoals dat vorm heeft gekregen in het Besluit tijdelijk functioneel toezicht BES is in het voorliggende wetsvoorstel geïncorporeerd. Dat is gebeurd naar onze tevredenheid. Toen wij de inbreng voor het verslag bij dit wetsvoorstel leverden, kenden wij de belastingwetgeving nog niet. Inmiddels is ook daarover het verslag ingediend. Wij wachten met belangstelling de reactie van het kabinet af. In dit wetgevingsoverleg beperk ik mij tot het voorliggende wetsvoorstel.

Het hebben van eigen verantwoordelijkheid van besturen in openbare lichamen voor het gezond houden van hun financiën is van grote betekenis. In dit verband merk ik op dat de CDA-fractie de opvatting van de regering steunt dat de eilandsraden autonomie behouden voor het maken van politieke keuzes bij het invullen van de financiële ruimte. De bevoegdheid tot het verlenen van een verklaring van geen bezwaar bij het benoemen en herbenoemen van vertegenwoordigers van een bestuurscollege of een privaatrechtelijke rechtspersoon in een openbaar lichaam berust op basis van een advies van de Raad van State bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uiteindelijk zal het College financieel toezicht deze bevoegdheid feitelijk uitoefenen. De CDA-fractie stemt in met deze aanpak.

In de nota naar aanleiding van het verslag geeft de regering aan dat zij eind oktober overeenstemming hoopt te bereiken over de taakverdeling tussen de Nederlandse rijksoverheid en de eilandoverheden. Op basis van die overeenstemming kan een eerste tentatieve berekening worden gemaakt van het startbedrag van de vrije uitkering voor de BES-eilanden. Daar is eerder in deze vergadering al min of meer over gesproken. Het overleg met Bonaire wordt vooralsnog niet gevoerd, maar wat is de stand van zaken met betrekking tot de andere eilanden? Is er duidelijkheid over de taakverdeling en kan er een indicatie gegeven worden van de noodzakelijke bedragen voor de vrije uitkering?

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt tamelijk vaak gevraagd waarom iets op een bepaalde manier wordt geregeld. Het valt op dat als reactie daarop steeds naar een vergelijkbare titel in de Gemeentewet en/of de Provinciewet wordt verwezen. Feitelijk is de behandeling van deze wetsvoorstellen een aardige evaluatie van de hier fungerende wetgeving. Wordt daar nog iets uit geleerd?

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. De Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba stelt regels voor de financiële huishouding van de drie openbare lichamen, bepaalt welke lokale belastingen geheven mogen worden en hoe leges geheven mogen worden, en regelt de financiële verhoudingen met de rijksoverheid. De belangrijkste bepalingen gaan over de financiële huishouding, het toezicht op de financiën van de openbare lichamen en de beperkingen die moeten waarborgen dat de openbare lichamen geen schulden aangaan of in ieder geval zomaar schulden kunnen aangaan.

Op het gebied van een gezonde financiële huishouding hebben de drie eilanden een lange weg te gaan. Dat geeft de regering ook aan. Voor de relatief kleine openbare lichamen is het geen sinecure een kwalitatief voldoende administratieve administratie in te richten en om te gaan met de zeer strikte beperkingen die deze wet stelt aan de handelruimte van de openbare lichamen. Ook Nederlandse gemeenten dienen een sluitende begroting te hebben, maar zij hebben meer ruimte om hier van jaar op jaar kleine variaties en tijdelijke tekorten in te hebben. De huidige strikte beperkingen en intensieve toezichtstructuur zijn gerechtvaardigd, gezien het leertraject dat de openbare lichamen nog zullen moeten doorlopen. De regering geeft wel aan te verwachten dat de openbare lichamen op termijn toe kunnen groeien naar een situatie zoals bij de gemeenten, met meer zelfstandigheid en een minder intensief toezicht. Dit is echter duidelijk toekomstmuziek, waarbij de tijd zal moeten leren of dit realistisch is. De openbare lichamen en hun bestuurders zullen zich op dit punt nadrukkelijk moeten bewijzen.

Vastgelegd is dat de wet na vijf jaar geëvalueerd zal worden. Op dat moment zal bekeken worden hoe de besturen van de openbare lichamen zich ontwikkeld hebben en welke aanpassingen mogelijk en wenselijk zijn aan de financiële functie van de eilanden.

Samen met de Antilliaanse vertegenwoordigers is afgesproken dat de lokale belastingen zo veel mogelijk gelijk zullen zijn aan de huidige belastingen die op de eilanden geheven worden. Dit betekent dat de kansspelbelasting en de motorrijtuigenbelasting lokale belastingen zullen blijven. Het is de vraag in hoeverre dit ook op termijn wenselijk is, maar het is niet opportuun om op dit moment van deze kant veranderingen aan te brengen in uitonderhandelde afspraken. De akkoorden zijn al broos genoeg.

De PvdA-fractie heeft wel een aantal vragen. Hoe heeft de financiële huishouding zich op deze eilanden ontwikkeld en waar zitten de zwakten nog? Welke vooruitgang is er de laatste tijd op dit punt gemaakt? Welk verwachtingsniveau leeft er op de eilanden zelf ten aanzien van de financiële zelfstandigheid die zij zullen krijgen? Wat is de visie van de regering ten aanzien van deze zelfstandigheid? De huidige belastingen blijven bestaan zodat er onder andere lokaal kansspelbelasting geheven kan worden. De regering kan echter niet aangeven hoeveel inkomsten met deze belasting gemoeid zijn. Is het wenselijk om een dergelijke gevoelige belasting lokaal te heffen en hoe zorgelijk is het dat de omvang ervan op dit moment niet bekend is?

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. De SP-fractie is blij met het strenge toezicht op de openbare financiën van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Het is een lange weg van een rommelige schoenendoos naar een sluitende begroting. Fatsoenlijke begrotingen zijn op de eilanden nooit opgesteld, jaarrekeningen nooit goedgekeurd. Tekorten werden aangevuld met leningen. Het College financieel toezicht zal de bestuurders dwingen tot openheid en verantwoording. Het is goed dat duidelijke eisen worden gesteld aan de begroting, het lenen van geld veel moeilijker wordt en het College financieel toezicht op tijd kan ingrijpen.

De eilanden krijgen een aantal lokale belastingen, om lokaal investeringen te kunnen doen. De SP-fractie heeft nog veel vragen over de zogenoemde BES-fondsen, het geld dat de eilanden vanuit Nederland krijgen. De regering zegt dat nog niet duidelijk is wat het startbedrag van de vrije uitkering in deze fondsen is. Dat snap ik niet. Hoe kan de staatssecretaris dit niet weten? Alleen al om begrotingstechnische redenen lijkt mij dit onverantwoord.

De staatssecretaris creëert een eigen belastinggebied voor de eilanden, waarbij ik aanneem dat dit voldoende is om lokaal diensten te verlenen en investeringen te doen. Dan blijft er een aantal taken over die gefinancierd moeten worden met geld uit Nederland, waarvoor geld wordt vrijgemaakt in de BES-fondsen. Het is toch niet zo dat wij wel zien hoeveel belastinggeld de eilanden ophalen en dat wij de rest netjes aanvullen via de BES-fondsen? Hoeveel heeft de regering gereserveerd voor de BES-fondsen? Het is voor het bestuur op de eilanden toch ook belangrijk om te weten op welke bedragen zij kunnen rekenen en wat zij via lokale belastingen moeten ophalen? Inzicht in de inkomsten is ook nodig om een visie te kunnen ontwikkelen op de toekomst van de sociale zekerheid, de zorg en het onderwijs. Op dit vlak is op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius nog bijzonder veel werk te verrichten. De zorg is slecht, het onderwijs deplorabel en de sociale voorzieningen zijn erg mager. Wat zijn volgens de staatssecretaris de uitgangspunten voor een goed sociaal stelsel en goede sociale voorzieningen voor de inwoners van de eilanden?

Bonaire, Saba en Sint-Eustatius moeten in 2011 een sluitende begroting hebben. Dat gaat niet lukken. Wat zijn de redenen dat deze afspraken niet zullen worden nagekomen? Toont dit aan dat het eigen belastinggebied te klein is of dat belastingen niet worden geïnd?

Welke maatregelen neemt de regering om bestuurders en ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de financiën beter op te leiden? Is de staatssecretaris bereid de Kamer jaarlijks te informeren over de financiële stand van zaken op de eilanden? Is het in dit kader ook mogelijk de bevindingen van het College financieel toezicht te ontvangen?

Deze wet kan wat de SP-fractie betreft niet los worden gezien van de Belastingwet BES, de Douane- en Accijnswet BES, de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES. Daarover wil ik later deze middag, bij de behandeling van de Aanpassingswet openbare lichamen BES, dan ook nader met de staatssecretaris spreken.

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. Er zijn grosso modo twee hoofdonderwerpen aan de orde. Het eerste hoofdonderwerp is het financieel toezicht. De staatssecretaris kiest voor een stevig stelsel. In feite is er sprake van een voortzetting van de huidige algemene maatregel van bestuur. Ik ben het daar mee eens. Zo hier en daar kom ik de suggestie tegen om op dit punt een horizonbepaling in te bouwen, maar daar ben ik tegen. Wij hebben immers nu nog niet de zekerheid dat het er over vijf jaar al allemaal prima uitziet.

Het tweede hoofdonderwerp is het lokale belastinggebied. Eerder vandaag heb ik een opmerking gemaakt over inzicht in het totale financiële plaatje. Onderdeel van die opmerking is, zo zeg ik ook in het verlengde van de opmerkingen van collega Van Raak, het opbrengstgenererend vermogen van het lokale belastinggebied als medebepalende factor voor de voeding van de BES-fondsen. Daar zal nader inzicht in moeten komen. In de nota naar aanleiding van het verslag zegt de staatssecretaris dat er over de voeding en de omvang daarvan enkele eerste tentatieve beelden zijn. Dan moet het mogelijk zijn om daar nu een veel definitievere uitspraak over te doen.

Er zitten in dit wetsvoorstel op het vlak van de lokale belastingen wel een paar vreemde eenden in de bijt. In de eerste plaats zijn dat de motorrijtuigenbelasting en de kansspelbelasting. De staatssecretaris zegt dat zij die maar zo gelaten heeft omdat wij nu eenmaal hebben afgesproken dat er weinig verandert. Dat is wat mij betreft niet overtuigend. Ik vind dat dit typische rijksbelastingen zijn. Die behoren onderdeel te zijn van de Belastingwet BES en geen onderdeel uit te maken van het nu aan de orde zijnde wetsvoorstel. Er zal dan ook een amendement worden ingediend; wellicht is dat al gebeurd.

Met betrekking tot de kansspelbelasting wil ik er nog een opmerking bij maken. De fiscale kant van de zaak is één kant van de medaille, maar er is ook nog een andere kant. Als ik denk aan het witwassen van geld en dergelijke, dan weet ik wel waar dat in overwegende mate gebeurt. Ook dit is voor mij een reden om te zeggen dat de beide belastingen, maar in ieder geval de kansspelbelasting, een rijksbelasting dienen te zijn.

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. Er zijn enkele wetten aan de orde die volgens de PVV-fractie niet nu behandeld moeten worden. Ik had overigens al gezegd dat wij voor vertraging zijn, maar dat heeft hier niets mee te maken. Wij hadden liever gezien dat de nu aan de orde zijnde wet gezamenlijk met de Belastingwet BES behandeld wordt. Het is jammer dat dit niet gebeurt, want het een heeft natuurlijk alles met het ander te maken. Dat geldt ook voor een aantal andere wetten waarover wij straks zullen praten.

De geschiedenis heeft laten zien dat een restrictief financieel toezicht vanuit Nederland op de eilanden noodzakelijk is. Dat de drie eilandgebieden nog nooit een goedgekeurde jaarrekening hebben gehad, spreekt alleen al boekdelen. De financiële huishouding moet zo snel mogelijk op orde komen. Ik ben dan ook erg ontevreden over de opmerking van het College financieel toezicht dat het niet reëel is om te verwachten dat bij het ingaan van de nieuwe staatkundige verhouding de BES-eilanden hun financiële huishouding geheel op orde zullen hebben. Ik vind dat wel reëel. Waarom zou dat niet reëel zijn? Waarom zouden wij niet, nu wij al het Cft hebben, gewoon als eis kunnen stellen dat wij in ieder geval zorgen dat de financiële huishouding op orde is voordat wij de nieuwe staatkundige verhouding ingaan? Ik hoor graag van de staatssecretaris waarom dit niet reëel is. Volgens mij is dit alleszins reëel.

De PVV-fractie heeft enkele opmerkingen over de verplichte evaluatie van de wet. Vijf jaar na het moment waarop de drie eilanden hun staatsrechtelijke positie binnen het Nederlandse staatsbestel verkrijgen, zal een evaluatie worden gehouden. Ik vind vijf jaar veel te lang. Waarom niet een evaluatie na twee of drie jaar? Wij zijn tenslotte al een tijdje bezig met deze eilanden. Ik vind het belangrijk om vanaf de invoering uiterlijk na drie jaar al een evaluatie te houden.

Wat moet er specifiek worden geëvalueerd en welke toetsingskaders worden daarvoor aangehouden? Welke maatregelen worden genomen als blijkt dat de wet niet voor adequaat en effectief toezicht zorgt? Graag ontvangen wij op dit punt een reactie van de staatssecretaris. Ik moet in dit verband denken aan enkele vragen die wij het Cft ooit gesteld hebben aangaande openstaande belastingaanslagen. Daar wist men mij geen antwoord op te geven. Nu gebeurt dat hopelijk wel. Daar gaan wij het nu maar even over hebben.

Het is algemeen bekend – collega Van Raak sprak er ook al over – dat er sprake is van openstaande belastingaanslagen. Dat is namelijk wisselgeld voor corruptie; dat weten wij. Wij moeten dat zichtbaar maken. Mede om die reden maak ik mij zo druk over de uitlating van het Cft dat het niet reëel zou zijn om die zaak op orde te hebben, want dat is nu juist een zaak die wij op orde moeten hebben op het moment dat wij daar instappen.

Ik hoop dat wij zo snel mogelijk meer weten over het startbedrag. Ik wil weten waarom wij dat bedrag nu nog niet weten en waarom de staatssecretaris dit bedrag niet bekendmaakt. Het kan toch niet zo zijn dat eerst gekeken wordt hoeveel de lokale belastingen zullen opleveren en dat vervolgens het startbedrag wordt bepaald. Het startbedrag moet bepaald worden – dat mag wat mij betreft een heel laag startbedrag zijn, liefst zo laag mogelijk – en daarna is het aan de eilanden om de hoogte van hun lokale belastingen te bepalen.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. De financiën hebben in het proces van wijziging van de staatkundige verhoudingen altijd een doorslaggevende rol gespeeld. De op de Antillen drukkende schuldenlast is immers voor ons een heel belangrijke reden geweest voor de staatkundige herziening. Dit wetsvoorstel voorziet in de instelling van een college financieel toezicht. In heldere bewoordingen wordt uiteengezet onder welke voorwaarden de BES-eilanden financiële beslissingen kunnen nemen en begrotingen kunnen opstellen, en op welke wijze die uiteindelijk worden gecontroleerd.

Er wordt voor gekozen het financiële toezicht zoals dat nu bestaat te continueren. Dat lijkt mij een heel verstandige keuze, want het huidige College financieel toezicht heeft zich in de afgelopen periode bewezen. De enige substantiële wijziging betreft de goedkeuring. Die wordt niet langer door het College financieel toezicht, maar door de minister gegeven. Ook dat lijkt mij op zichzelf een verstandige keuze, want daarmee wordt, zoals in de memorie van toelichting wordt gesteld, het democratisch gehalte verhoogd. Toch ontstaat bij ons de vraag of het financieel en bestuurlijk toezicht op deze nieuwe openbare lichamen vergelijkbaar is met "normale" gemeenten. Het gebeurt immers niet vaak dat de minister zelf zich bemoeit met lokale financiële aangelegenheden ...

De heerRemkes(VVD)

Wel als zij er een rommeltje van maken.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Het gebeurt immers niet vaak dat de minister zelf zich bemoeit met lokale financiële aangelegenheden, behalve als men er lokaal een rommeltje van maakt, en dat de rijksvertegenwoordiger zich bemoeit met de lokale bestuurlijke aangelegenheden. Daarnaast zijn departementale aanwijzingen mogelijk. Ik geef toe dat delegatie aan het College financieel toezicht mogelijk is, maar het blijft zwaar.

In de schriftelijke procedure zijn veel vragen gesteld over de belastingheffing. Duidelijk is dat de BES-eilanden beschikken over ruimere mogelijkheden tot belastingheffing dan gewone gemeenten. Hoe wordt voorkomen dat de lokale belastingdruk zal afwijken van die in vergelijkbare Nederlandse gemeenten? En hoe wordt bewerkstelligd dat lucratieve inkomsten op een goede manier verdeeld worden? Als bepaalde belastingen veel inkomsten opleveren, moeten die gedeeld worden. Wij zijn net als de heer Van Raak tegen belastingparadijzen, maar ook van het omgekeerde – een belastingvagevuur – zijn wij geen voorstander. Ik wil daar helderheid over hebben. Hoe verhouden de ruimere mogelijkheden tot belastingheffing zich tot de inkomsten en de uitgaven en welke financiële afspraken zijn er op dit punt gemaakt? Dat gokje – laat ik het maar zo zeggen – is mij nog niet helemaal helder.

De heerBrinkman(PVV)

Is mevrouw Van Gent bang dat er te veel belasting wordt geheven op de eilanden?

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Het is de vraag bij wie de belasting wordt geheven. Er wonen daar niet alleen maar rijke pensionado's en mensen die maar raak gokken, maar ook gewone mensen. Ik doel dan op de lage middeninkomens. Wat betekent het voor deze mensen als er ruimte is in de lokale belastingheffing? Ik mag toch hopen dat degenen met de hoogste inkomens ook het meeste moeten betalen. Zo redeneren wij in Nederland ook, dus wij maken geen uitzondering voor de BES-eilanden.

De heerVan Raak(SP)

Mevrouw Van Gent sprak over een belastingvagevuur. Ik zie dat niet op die manier. Wel ben ik het eens met de GroenLinks-fractie dat er inzicht moet komen in de koopkrachteffecten. De SP-fractie heeft al een paar keer gevraagd wat de koopkrachteffecten zijn van het nieuwe fiscale stelsel. Ik neem aan dat ook mevrouw Van Gent dit wil weten. Ik ben erg benieuwd naar die effecten. Ik zie echter niet dat de kansspelbelasting de lagere inkomens heel erg zal benadelen. Ik wil daarom afstand nemen van de term "belastingvagevuur", maar ...

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heerVan Raak(SP)

... ik ben het wel erg met mevrouw Van Gent eens dat er inzicht moet komen in de koopkrachteffecten.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

De heer Van Raak is in zijn eigen termijn iets vergeten en dat brengt hij via mijn betoog nog even voor het voetlicht. Ik gun de heer Van Raak dit trucje, want dat pas ik zelf ook wel eens toe. Onze fractie is gewoon voor een fikse belasting op kansspelen. Het mag niet zo zijn dat de eilanden op dit vlak wel incasseren, maar dat de bevolking daar niet in deelt. Verder ben ik het met de heer Van Raak eens. Hij was overigens niet de enige die deze zaak al eerder heeft aangekaart, maar laten wij daar niet over kissebissen.

De term "vagevuur" was een woordspeling en bedoeld voor de lagere inkomens. De mensen mogen niet uitgezogen worden. Dat is mijn punt.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Er is voor gekozen om zo snel mogelijk te komen met een vaste structuur voor het financieel toezicht op de BES-eilanden. Dat juichen wij toe. Wij begrijpen dat ook, gezien de financiële huishouding van de eilanden. Ook hier echter is geen sprake van een horizonbepaling, maar wel van een evaluatiebepaling. Wij moeten ernaar streven dat het financiële toezicht verminderd kan worden op het moment waarop aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Met deze wet blijft het toezicht in stand tot aan de evaluatie over vijf jaar. Daarmee wordt de prikkel weggehaald om zo snel mogelijk zaken goed te regelen. Op welke manier wil de staatssecretaris stimuleren dat de financiële huishouding van de eilanden heel snel volwassen wordt?

Ook bij deze wet wordt enerzijds geharmoniseerd naar het model van gemeente en provincie – ik wijs op de persoonlijke aansprakelijkheid voor uitgaven – maar wordt anderzijds daarvan afgeweken, bijvoorbeeld met betrekking tot het verantwoordingsmodel en de toezichtslijn. Ook op dit punt wil de fractie van de ChristenUnie graag weten waarom wel voor het een, maar niet voor het ander wordt gekozen.

Graag ontvangen wij nog een antwoord op onze vraag of het denkbaar is dat de minister van BZK één keer per jaar rapporteert aan de Staten-Generaal, conform bijvoorbeeld de systematiek voor het toezicht op de provincies. Het bevreemdt mijn fractie dat de regering wil wachten met de invoering van het principe van Sisa tot na de evaluatie. Met het oog op meer eenvormigheid dringen wij er bij de staatssecretaris op aan om nu al een invoeringstraject hiervoor af te spreken. Graag ontvangen wij op dit punt een reactie.

De beantwoording van mijn vraag ter zake van artikel 21 vind ik onvoldoende. Als het echt zo is dat de beoordeling van de besluiten tot wijziging minder tijd vergt, kan naar de mening van de ChristenUnie-fractie de maximale termijn ingekort worden tot vier weken. Tijdens mijn werkbezoek op de Antillen heb ik een paar keer de gevolgen gezien van het te lang duren van de beoordeling van besluiten. Is de staatssecretaris bereid om een verkorting van de maximale periode te overwegen?

De voorzitter:

Ik sluit hiermee de behandeling van het wetsvoorstel op stuk nr. 31958 en open de discussie over de Kieswet (31956). Ik maak u erop attent dat u allen in uw algemene bijdrage hierover al opmerkingen hebt gemaakt. Ik verzoek u die niet te herhalen.

Het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (31956).

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. In oktober 2006 is in de Slotverklaring van de miniconferentie over de toekomstige staatkundige positie van de BES-eilanden afgesproken dat het kiesrecht voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement zal worden vastgelegd. Ook is vastgelegd dat er een regeling komt voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. In het voorgaande is daarover al het nodige gezegd.

De Raad van State gaat in zijn advies uitgebreid in op artikel 55 van de Grondwet. Dit artikel bepaalt dat de leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de provinciale staten. Omdat de eilanden niet provinciaal worden ingedeeld, bepaalt het voorliggende wetsvoorstel dat de leden van de eilandsraad de leden van de Eerste Kamer kiezen. Waarom is hier geen uitzondering gemaakt voor die eilandsraadsleden die niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit? De CDA-fractie vraagt het kabinet zijn standpunt op dit punt aan te passen en de niet-Nederlandse eilandsraadsleden uit te zonderen van deelname aan deze verkiezingen. Ik heb op dat punt een amendement in voorbereiding. Ik hoor graag de reactie van het kabinet, in het bijzonder ten aanzien van mogelijke juridische implicaties. Op dat punt is het mij nog niet duidelijk in hoeverre wij een en ander op basis van wet- en regelgeving op andere terreinen kunnen afdwingen.

De heerVan Raak(SP)

Ik vind de poging om uit dit dilemma te komen goed. De heer Van Bochove zegt dat de eilandsraadsleden die geen Nederlander zijn, niet moeten meestemmen voor de Eerste Kamer. Het gaat er echter om dat heel veel niet-Nederlanders stemrecht hebben en leden van de eilandsraad kiezen. Via die eilandsraadsleden oefenen die niet-Nederlanders invloed uit op de samenstelling van de Eerste Kamer en daarmee van de Staten-Generaal. Dat probleem wordt hiermee niet opgelost.

De heerVan Bochove(CDA)

Dat erken ik. Over dat onderdeel hebben wij echter zojuist uitvoerig gesproken. Op verzoek van de voorzitter herhaal ik dat allemaal niet meer. Natuurlijk is dit element gekoppeld aan wat ik in het vorige deel heb gezegd. Daarover is geen twijfel. Ik ga op dit onderdeel echter een stapje verder. Als je het eerste probleem oplost, hoef je het tweede niet op te lossen. Het heeft ook te maken met de Grondwet, gelijkstelling, EVRM en dergelijke. Je moet dat in samenhang zien. Dat is lastig, zo heb ik bij de voorbereiding van dit debat ervaren. De staatssecretaris, die over een ruim ambtelijk apparaat beschikt, kan ons waarschijnlijk maandagochtend meer juridisch onderbouwde duidelijkheid geven.

Omdat de provinciale bevoegdheden deels door de eilanden worden uitgeoefend, is het mogelijk dat de eilandsraadsleden voor de verkiezing van de Eerste Kamer worden gelijkgesteld met de leden van de provinciale staten, zo staat in de toelichting. Vastleggen op termijn in de Grondwet wordt wenselijk geacht. Ik mag ervan uitgaan dat in de komende grondwetswijziging dit punt zal zijn geregeld.

Uitgebreid wordt door het kabinet ingegaan op het stemmen bij volmacht. De CDA-fractie is niet gelukkig met de gekozen constructie, vooral voor de verkiezingen van de eilandsraad. De bestaande volmachtregeling is op de eilanden afgeschaft na een aantal fraudegevallen. Het kabinet stelt in zijn reactie enerzijds dat het de zienswijze van de CDA-fractie op hoofdlijnen deelt. Anderzijds heeft het kabinet op uitdrukkelijk verzoek van de vertegenwoordigers van de eilanden toch gekozen voor het systeem van schriftelijke volmachtverlening. Volmachtstemmen na een schriftelijke aanvraag daartoe kent ten opzichte van de onderhandse volmachtverlening een extra controlemoment, dat bij de gezaghebber ligt.

De Raad van State geeft aan de afwijkende regeling voor eilandsraadsverkiezingen aanvaardbaar te achten. De CDA-fractie kan, ook na ampele overweging, de zienswijze van de Raad van State en het kabinet nauwelijks volgen. Juist daar waar sprake is van een nieuwe start, waar sprake is van verbetering van de bestuurskracht en waar het toezicht volgens nieuwe maatstaven is georganiseerd, gaan wij oude gebruiken in stand houden. Kan de staatssecretaris de CDA-fractie alsnog overtuigen dat deze door het kabinet gemaakte keuze absoluut noodzakelijk is en dat op die manier een amendement dat ik heb voorbereid, onaanvaardbaar is?

Dezelfde gevoelens leven bij de CDA-fractie met betrekking tot het verzoek van het bestuurscollege van Bonaire over de toegevoegde nadere voorwaarde. Een kiezer die zijn stem bij volmacht wil uitbrengen, zal moeten aantonen niet in staat te zijn in persoon te verschijnen. De CDA-fractie meent dat deze extra voorwaarde een stap te ver is en stelt vast dat het kabinet hierop in de nota naar aanleiding van het verslag geen reactie geeft. De CDA-fractie kan zich niet voorstellen dat het kabinet zijn zienswijze niet deelt. Is het kabinet bereid dit punt alsnog te schrappen of moet de CDA-fractie ter zake een amendement indienen?

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. De PvdA-fractie heeft in het kader van de wijziging van de Kieswet onder meer gewezen op de praktische implementatie. Op de BES-eilanden wordt nu in navolging van Nederland een identificatieplicht ingevoerd. Het kabinet stelt dat dit geen problemen moet opleveren, omdat er op de eilanden momenteel op grond van de landsverordening een identificatieplicht en draagplicht geldt. De PvdA-fractie vraagt zich af of dit niet een te formalistische redenering is. Een dergelijke plicht bestaat in Nederland ook, maar toch heeft de PvdA-fractie veel signalen ontvangen dat de identificatieplicht bij de Europese verkiezingen problemen opleverde. Hoe hard zou de identificatieplicht in de praktijk moeten worden gehandhaafd? Als voorbeeld noem ik het geval van een kleine gemeenschap waar het hoofd van het stembureau iemand kent, maar waarbij deze persoon niet mag stemmen omdat hij zijn legitimatie kwijt is en niet op tijd een nieuwe legitimatie kon aanvragen. Hoe kan worden tegemoetgekomen aan het probleem dat voornamelijk ouderen hebben? Zij hebben vaak een verlopen identificatiekaart, omdat een nieuwe kaart duur is en zij die eigenlijk niet nodig hebben.

De heerRemkes(VVD)

U bent op de verkeerde weg!

De heerLeerdam(PvdA)

Kortom: zijn er manieren om een strenge regel in gevallen waar dit billijk is, soepel te handhaven? Dat doen wij namelijk in Nederland ook.

De heerVan Raak(SP)

Ik vind dit niet wijs van de PvdA-fractie. Van de bestuurders van de eilanden horen wij dat stemmen bij volmacht moet worden beperkt, omdat het zeer fraudegevoelig is. Nu zegt de PvdA-fractie dat wij een beetje ruim moeten omgaan met de identificatie, omdat de mensen bij het stembureau iedereen kennen en heus wel weten hoe het zit. Dat is de deur wagenwijd openzetten voor fraude en het is precies de verkeerde manier om het te regelen. Ik zou graag willen dat de PvdA-fractie hierover nog eens goed nadenkt. Niet alleen ik vind dit een slecht voorstel, maar volgens mij vinden de bestuurders op de eilanden dat ook.

De heerBrinkman(PVV)

De heer Leerdam kan dit toch in alle serieusheid niet menen? Dit is precies een van de zaken waaruit op Sint-Maarten bleek dat het hopeloos verkeerd ging met stemmen. Heeft de PvdA-fractie hierover wel goed nagedacht? Ik neem aan dat de heer Leerdam deze stelling terugtrekt. Het is immers noodzaak om hier strakke regels te maken en te zorgen dat die daar worden ingevoerd.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Het lijkt mij ook niet verstandig. Ik begrijp de argumentatie van de heer Leerdam dat iedereen elkaar kent, maar dan kunnen de leden van het stembureau misschien ook weten waarop iemand stemt. Als iemand zich meldt, zeggen zij in dat geval misschien: sorry, ik ken u niet. Ik bedoel het als voorbeeld. Dat moeten wij niet hebben. Dan is men overgeleverd aan de willekeur van de leden van het stembureau en dat is iets wat wij te allen tijde moeten zien te voorkomen. Is de heer Leerdam dat met mij eens?

De heerLeerdam(PvdA)

Dat ben ik absoluut met mevrouw Van Gent eens. Nu kent men een identiteitsbewijs. Op de Antillen en Aruba noemt men dat een sedula. Soms is die sedula verstreken, maar omdat er een foto en een geboortedatum op staan en omdat men de mensen kent, staat men de mensen toe om met de oude sedula te gaan stemmen. Daar gaat het ons om. Het is niet zo dat mensen naar de stembus kunnen gaan zonder enige vorm van identiteitsbewijs.

De PvdA-fractie heeft voorts gevraagd of bij het maken van het wetsvoorstel voldoende rekening is gehouden met het belang van de gebruikers op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, nu voor hen een ingrijpende verandering van het kiesstelsel wordt ingevoerd. Het kabinet antwoordt daarop dat dit het geval is, maar dat tevens rekening moet worden gehouden met het vele malen grotere aantal gebruikers van de Kieswet in het Europese deel van Nederland. Waar komt die spanning vandaan? Een duidelijke en leesbare Kieswet van de BES-eilanden is immers niet strijdig met het belang van de Nederlandse gebruikers van de Kieswet.

Hoe staat het met de circulaire waarmee het verkiezingsproces voor de BES-eilanden wordt verduidelijkt? Is deze inmiddels in ontwikkeling?

Tot slot het probleem van kiezersbeïnvloeding. Het kabinet kiest een praktische oplossing voor een principieel probleem. Het stelt dat er waarschijnlijk een zeer geringe beïnvloeding zal plaatsvinden. Waarop is dit vermoeden gebaseerd? Is het kabinet bereid om bij de eerstvolgende verkiezingen die onder de nieuwe constructie plaatsvinden, een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de vraag in hoeverre dit probleem zich in de praktijk voordoet? Hiermee wordt in ieder geval tegemoetgekomen aan de zeer grote principiële bezwaren van de Raad van State op dit punt.

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. Het is altijd fijn om nieuwe kiezers te kunnen verwelkomen. Ruim 20.000 Caribische kiezers mogen straks mede ons parlement kleur geven. Er gaat ook veel veranderen voor de verkiezing van de eilandsraadsleden. De SP-fractie steunt het voorstel om voor deze verkiezingen de mogelijkheid tot stemmen bij volmacht te beperken, omdat dit in het verleden fraudegevoelig bleek. Diezelfde beperkingen zullen echter niet gelden voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom de fraudegevoeligheid voor deze verkiezingen er niet zou zijn?

Wat de verkiezingen betreft, kunnen wij nog veel leren van onze vrienden. Op de Antillen worden de kleuren en symbolen van de partijen op het kiesbiljet gezet. Ik vind dat heel aantrekkelijk. Wil de staatssecretaris overwegen om dat ook in Nederland te doen?

Ondanks al deze hulde is de SP-fractie toch niet tevreden met de huidige voorstellen. Dat geldt vooral voor de verkiezing van de Eerste Kamer. Wij hebben twee bezwaren. Ten eerste is het voorstel van de staatssecretaris in strijd met de Grondwet. De Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de provinciale staten. Bonaire, Saba en Statia vallen niet onder een provincie. Daarom wil de staatssecretaris de leden van de eilandsraad de mogelijkheid geven van een gewogen stem. Ik snap die overweging wel, maar dat neemt niet weg dat het niet strookt met de Grondwet. Is de staatssecretaris alsnog bereid om dit in de Grondwet te regelen en een voorstel in te dienen?

Het tweede probleem is dat ook niet-Nederlanders op Bonaire, Saba en Statia kunnen stemmen voor de eilandsraad. Als de leden van de eilandsraad vervolgens de Eerste Kamer kiezen, bepalen deze niet-Nederlanders mede de samenstelling van onze senaat. Daarmee krijgt een groep niet-Nederlanders feitelijk een stemrecht in Nederland. Dat dit een relatief kleine groep is, doet daaraan niets af. Het is een relatief zeer grote groep op de totale bevolking van Bonaire, Saba en Statia.

Wat is de oplossing voor dit probleem? Als de staatssecretaris ons voor de keuze stelt, moet de SP-fractie de overweging maken om niet in te stemmen met stemrecht voor niet-Nederlanders voor de eilandsraad. Als wij moeten kiezen tussen het invloed hebben van niet-Nederlanders op de Staten-Generaal en kunnen stemmen voor de eilandsraad, zouden wij de optie voor de eilandsraad laten vervallen. Eigenlijk wil ik echter door de staatssecretaris niet voor die keuze worden gesteld. Ik hoop dat zij iets anders bedenkt.

Dan kom ik bij het tijdverschil bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement op Bonaire, Saba en Statia. Kunnen de stembureaus niet om 15.00 uur sluiten? Voor de Europese verkiezingen is dat op Aruba, Curaçao en Sint-Maarten nu ook al het geval. Dat kan volgens mij worden geregeld. Doordat Bonaire, Saba en Statia een kieskring worden, moeten politieke partijen ook hier een kieslijst indienen, maar om allerlei onnodige administratieve rompslomp te voorkomen, zou dat veel beter via een verlengd loket in Nederland kunnen.

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. Ik heb twee wat meer technische opmerkingen. Ik sluit mij nadrukkelijk aan bij de vraag die collega Van Bochove stelde over de toegevoegde eis van het in persoon aanwezig zijn. In de tweede plaats – en op dat punt is naar ik meen al een amendement ingediend – moet de identificatie bij de inlevering van lijsten wat straffer worden geregeld. Het moet dus geen kan-bepaling zijn, maar een dwingende voorschriftbepaling.

Dan kom ik bij het kiesrecht voor de Eerste Kamer. Dat is niet grondwettelijk, ik kan het niet anders interpreteren. Dat is een van de redenen geweest waarom wij hebben gezegd dat de procedure tot herziening van de Grondwet nog deze periode moet worden opgestart. Het was ook de belangrijkste basis voor de motie. Dan duurt de ongrondwettelijke situatie in ieder geval zo kort mogelijk. Enkele dagen geleden is mij onder de aandacht gebracht dat wij in Nederland een precedent kennen in de vorm van de IJsselmeerpolders van vroeger. Wellicht kan de staatssecretaris in de behandeling aanstaande maandag nadrukkelijk stilstaan bij de relatie tussen het buiten haken plaatsen en artikel 4 van de Grondwet. Wij kunnen dit niet los beoordelen van het voorstel om niet-Nederlanders die langer dan vijf jaar legaal in openbare lichamen verblijven, kiesrecht toe te kennen. In Nederland is immers altijd vanwege invloed op het buitenlands beleid en daarmee samenhangende argumenten gezegd: geen toekenning van kiesrecht bij de verkiezingen van de provinciale staten. Dat is altijd een nadrukkelijke keuze van de Kamer geweest. Het gaat niet om grote aantallen, maar de deur wordt ten principale op een kier gezet. Wij blijven vasthouden aan het nationaliteitsbeginsel bij nationale verkiezingen. Ook al is de sloot smal, wij moeten er niet overheen willen springen.

Ik heb mij met een aantal collega's gebogen over de vraag hoe dit probleem kan worden opgelost. Ik ben in afwachting van een reactie van de staatssecretaris op dat eerste punt, maar vooralsnog kom ik uit bij de onvermijdelijke keuze dat je dan het kiesrecht voor niet-Nederlanders moet schrappen. Er ligt volgens mij inmiddels een amendement en ik zou bereid zijn om dat in te trekken en om dat samen met enkele collega's te doen. Die bereidheid is er. Dat geldt voor collega Van Bochove en collega Van Raak. Ik zit daar niet geforceerd in, maar daar ligt wel de principiële grens. Ik beluister dat dit bij die collega's ook het geval is en het zal bij collega Brinkman waarschijnlijk niet anders liggen. Ik heb de heer Leerdam op dit punt overigens in het debat gemist. Misschien kan hij er straks nog iets over zeggen, want ik ben zeer geïnteresseerd in de opvatting van de PvdA-fractie op dit punt.

Ergens in de nota naar aanleiding van het verslag staat dat in relatie tot die vijf jaar een verblijf op de BES-eilanden of in Nederland meetelt. Als je echter verblijft op Sint-Maarten, Curaçao of Aruba telt dat niet mee. Ik kan daarvoor geen logische verklaring vinden, maar misschien kan de staatssecretaris dat raadsel oplossen.

De heerBrinkman(PVV)

Ik sluit aan op de laatste woorden van collega Remkes. Ik wil in herinnering brengen dat zowel Sint-Maarten als Aruba bezig is om illegalen te legaliseren. Met deze woorden geeft de heer Remkes deze legalen binnen vijf jaar ook nog eens stemrecht voor de Eerste Kamer. Wij waren toch tegen een generaal pardon?

De heerRemkes(VVD)

Dat is een van de redenen waarom ik de vraag stel. Als dat de redengeving van de staatssecretaris is, leg ik mij daar graag bij neer.

De heerBrinkman(PVV)

Dat vreselijke generaal pardon van drie jaar geleden in dit land gebeurt nu tweeërlei op de eilanden, met nog veel grotere gevolgen dan hier in Nederland hebben gespeeld. Het gaat namelijk om veel grotere aantallen illegalen, die met een soort generaal pardon uiteindelijk na vijf jaar zelfs een Nederlands paspoort kunnen aanvragen. Daar zijn wij natuurlijk tegen. Wij maken ons daarover veel zorgen. Ik wil weten of het kabinet er wel eens over nadenkt hoe de verschuiving van de illegalen zou kunnen plaatsvinden. Dit is allemaal nog geen wet.

Het is vreselijk, er is een ongelooflijke ramp gebeurd in het Caribisch gebied, op Haïti. Ik verwacht nu al dat die ramp duizenden vluchtelingen gaat opleveren. Als zij weten dat zij na vijf jaar mogelijk bij een generaal pardon op Sint-Maarten of misschien Bonaire in de toekomst legaal als niet-ingezetene in Nederland kunnen verblijven, houd ik mijn hart vast. Ik maak hiertegen bezwaar en zal elk amendement dat hierover wordt ingediend, steunen. Ik verzoek de staatssecretaris over deze ongrondwettelijke en onverstandige regeling heel goed na te denken en te komen met alternatieven.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. Dit wetsvoorstel regelt het kiesrecht van de bewoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het is niet meer dan logisch dat de BES-bewoners kiesrecht krijgen voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement. De representatie van de BES-stem in de Eerste Kamer is bij gebrek aan een provinciaal bestuur op het eerste gezicht problematisch. Nu wordt er gekozen voor het stelsel dat de leden van de drie eilandsraden hun stem voor de Eerste Kamer uitbrengen. Met de Kiesraad valt te stellen dat dit spanning oplevert. Ik zeg er echter vervolgens Gronings nuchter achteraan: dat is nu eenmaal niet anders. Het wringt wel enigszins, maar soms moet je een beetje pragmatisch zijn. Kan de staatssecretaris een toelichting geven hoe een en ander zich in percentages verhoudt en wat de precieze invloed is van deze drie eilandsraden op de samenstelling van de Eerste Kamer? Ik heb zo goed mogelijk getracht om alles door te worstelen, maar dat staat niet helemaal duidelijk op mijn netvlies.

Ten aanzien van de nationaliteit bij nationale verkiezingen heeft de GroenLinks-fractie een wat ruimere opvatting dan de fracties die eerder aan het woord zijn geweest. Het wordt nu een opgeblazen punt dat mensen de Nederlandse nationaliteit moeten hebben, omdat het gaat om nationale verkiezingen. Eigenlijk willen wij ook de Eerste Kamer afschaffen – ik durf het bijna niet te zeggen – maar zo ver is het nog niet. Hetzelfde geldt voor de provincies. De GroenLinks-fractie is er voorstander van dat hetzelfde systeem wordt gehanteerd als bij de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen voor de provinciale staten. Ik zit dus niet te wachten op zo'n amendement. Laten wij dit punt niet opblazen en tot een prestigezaak maken. Ik vind het een eerste piepkleine stap naar een eventuele verandering die binnen het koninkrijk Nederland zou kunnen plaatsvinden. Daarom zijn wij bereid het voorstel te aanvaarden, hoewel het spanning oplevert en enigszins wringt.

De recente Europese verkiezingen op de Antillen lieten een veelvoud aan problemen zien. Wij kregen daarover veel signalen. Het ging bijvoorbeeld om verdwenen stembiljetten en mogelijk frauduleuze handelingen, waarbij stemgerechtigden hun stem werd afgetroggeld. Ik heb daarover schriftelijke vragen gesteld en toen bleek dat alles niet precies kon worden bewezen. Het geruchtencircuit was echter groot en die geruchten kwamen niet zo maar uit de lucht vallen. Dat is een zorgelijk iets.

In de memorie van toelichting worden specifieke problemen aangesneden, zoals analfabetisme en kiesrecht. Ik vind het een uitstekend idee om kleuren en symbolen op te nemen op stembiljetten. Ik zou het zelfs toejuichen om dat door te vertalen naar Nederland, zoals de heer Van Raak al opperde. Nederland kampt immers zelf ook nog met diezelfde problemen. Het zou wellicht de zaak ook wat kunnen opfleuren. Dat kan nooit kwaad.

Een circulaire zal het gehele BES-verkiezingsproces uitputtend behandelen. Die circulaire wachten wij dan ook af. De GroenLinks-fractie verwacht wel dat de Kamer in de gelegenheid wordt gesteld hierover een oordeel te vellen. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Democratie is een groot goed en het is toe te juichen dat met deze Kieswet wordt geprobeerd om kiesrecht met betrekking tot de verkiezingen voor de Tweede Kamer en het Europese Parlement zo goed mogelijk in te kaderen.

De ChristenUnie-fractie kan zich vinden in het gestelde over de verkiezingen voor de Eerste Kamer. Ik pleit de hele dag al voor meer eenvormigheid. Ik ben echter ook in afwachting van de antwoorden van de staatssecretaris hierop. Hoe ziet zij dit punt in deze transitieperiode?

Daarnaast ben ik het ook eens met het gestelde over de volmacht. Op dit moment wordt er niet bij volmacht gestemd op de Antillen. Ik vraag mij wel af waarom wij het niet doen op de manier zoals het nu in Nederland gebeurt.

De heerVan Raak(SP)

Mevrouw Van Gent zei het zojuist ook en mevrouw Ortega doet dat nu weer. Zij vinden dat het zo praktisch mogelijk moet worden opgelost. Ik vind dat wegkijken. Wij mogen de Grondwet niet overtreden. Die is er niet voor niets. Dat zijn de spelregels. Als wij ons aan de Grondwet houden – en dat moeten wij – dan is wat het kabinet voorstelt niet mogelijk. Het kan niet zo zijn dat mensen die niet-Nederlander zijn, stemrecht hebben voor een deel van de Staten-Generaal. Ik wil graag dat niet-Nederlanders ook kunnen stemmen voor de eilandsraden. Het kan echter niet zo zijn dat wij er gemakkelijk aan voorbij gaan en het maar een beetje laten schieten, ook al past het niet bij de Grondwet. Wij zijn Kamerleden en moeten het goed regelen. Daarom moet het worden geregeld in de Grondwet en moet er een verandering van de Grondwet komen of een andere oplossing. Het is onacceptabel om de Grondwet op deze manier onrecht aan te doen.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik merk dat de heer Van Raak elke interruptie gebruikt om zijn verhaal weer te houden ...

De heerVan Raak(SP)

Daar maak ik bezwaar tegen.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik heb op geen enkele manier dit hele gebeuren gechargeerd. Ik heb gezegd dat ik in afwachting ben van de beantwoording van vragen die bijvoorbeeld zijn gesteld door collega Van Bochove. De ChristenUnie-fractie gaat prat op onze Grondwet. Ik betoog de hele middag al dat wij geen dingen moeten doen die indruisen tegen de Grondwet.

Het kabinet stelt dat er interdepartementaal voor is gekozen om voor bedragen als waarborgsommen, die wettelijk zijn vastgelegd, de een-staat-tot-eenverhouding aan te houden. Wordt deze verhouding tot in lengte van dagen aangehouden of kan er na evaluatie worden gekozen voor een andere berekeningsformule?

De voorzitter:

Wij gaan over tot de behandeling van de invoeringswet.

Het wetsvoorstel Invoering van de regelgeving met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31957).

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. In het overgangsakkoord van 12 februari 2007 is vastgelegd dat de drie eilanden openbare lichamen zullen worden. Dat vraagt om een omvangrijk proces van wetgeving en dat blijkt ook vandaag. Het voorliggende wetsvoorstel geeft algemene regels over het recht dat van toepassing wordt in de openbare lichamen. De CDA-fractie gaat ervan uit dat het kabinet, zoals het ook zelf aangeeft, al het mogelijke heeft gedaan om met het totale pakket van aangekondigde wet- en regelgeving een compleet en deugdelijk wetgevingspakket tot stand te brengen.

De CDA-fractie heeft er kennis van genomen dat in het wetsvoorstel een aantal bepalingen is opgenomen, op grond waarvan mogelijke omissies en onvolkomenheden tijdig kunnen worden verholpen. In een uitgebreid proces als dit zal dat ongetwijfeld voorkomen.

De motie-Jurgens, waarin delegatiebepalingen die de mogelijkheid bieden om van de wet af te wijken onconstitutioneel en niet toelaatbaar worden geacht, is door het kabinet overgenomen. Echter, in strijd daarmee bevat dit wetsvoorstel bepalingen op grond waarvan de bijlagen en de tot wet of algemene maatregel van bestuur omgevormde Antilliaanse regelingen bij ministeriële regeling kunnen worden gewijzigd. Het kabinet geeft dit ook toe. De CDA-fractie ziet dit als een noodmaatregel en vraagt de staatssecretaris dit te bevestigen.

De CDA-fractie vraagt van de staatssecretaris de toezegging dat van deze mogelijkheid maximaal een jaar gebruik gemaakt zal worden. De CDA-fractie acht het daarbij noodzakelijk dat de staatssecretaris in dit overleg tevens toezegt dat iedere eventuele ministeriële regeling ter goedkeuring aan de Staten-Generaal wordt voorgelegd.

De onderstandsregeling wordt vooralsnog buiten de formele wetgever om vastgesteld. De regering deelt de opvatting van de Kamer dat een wettelijke grondslag voor het recht op onderstand gewenst is, zoals blijkt uit de nota naar aanleiding van het verslag. De wetgever hoeft het onderwerp niet zelf te regelen, maar mag dat opdragen of overlaten aan een ander orgaan. De bestaande situatie is dat op geen van de BES-eilanden een schriftelijke regeling voor onderstand is vastgesteld. De uitvoeringspraktijken van de onderstandsverlening verschillen in vele opzichten van die in Nederland. Tussen de eilanden onderling bestaan ook aanmerkelijke verschillen. Het kabinet wil vooralsnog aansluiten bij de huidige praktijk op de eilanden en kiest voor een traject dat groeit naar een situatie die voldoet aan wat thans in het Europese deel van Nederland gebruikelijk is. Kan het kabinet dit nogmaals bevestigen?

De regering kiest voor regulering via een AMvB en zegt toe de onderstandsregeling ter inzage aan te bieden aan het parlement, voorafgaande aan verzending aan de Raad van State. De CDA-fractie ziet dit als een verzwakking van de positie van de medewetgever en vraagt de regering alle betreffende AMvB's met voorrang aan de Kamer voor te leggen.

De CDA-fractie steunt het kabinet in zijn opvatting dat het recht op onderstand beperkt moet worden tot Nederlanders en vreemdelingen die langer dan vijf jaar rechtmatig woonachtig zijn op de BES-eilanden. Hoe verloopt het overleg met de eilandbestuurders en wat is de stand van zaken? Dat overleg zou worden gevoerd, zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is gemeld. Is amendering van dit wetsvoorstel noodzakelijk of komt het kabinet met wijzigingsvoorstellen?

Ik richt mij nu op het vaststellen van de Nederlands-Antilliaanse regelgeving. Er wordt vastgesteld dat er een verschil is tussen de cd-rom met wetgeving en de werkelijke tekst van het Burgerlijk Wetboek. Ik vraag de staatssecretaris welke van de twee nu wordt toegepast op de BES-eilanden.

Ten aanzien van het Besluit van 15 september 2009 over de vaststelling van de geconsolideerde teksten van de Nederlands-Antilliaanse regelingen, die op de BES-eilanden als wet gelden, stelt de CDA-fractie vast dat de bijgevoegde cd-rom geen juiste weergave geeft van de Nederlands-Antilliaanse regelingen, zoals deze golden op 15 december 2008. Als voorbeeld noem ik het ontbreken van een regeling voor de onverdeelde boedels en een regeling voor timeshare. Ik kan het wetboek dat geldt op de Antillen wel noemen, maar ik wil u die regelingen liever overhandigen. Gelden nu de geconsolideerde teksten van de Nederlands-Antilliaanse regelingen van 15 december of de tekst van de cd-rom? Via de voorzitter zal ik de staatssecretaris een weerslag van beide overhandigen.

Gisteren stuurde het ministerie een toelichting op het feitelijk functioneren van de geconsolideerde en te formaliseren wetgeving van de Nederlandse Antillen die op de BES-eilanden van toepassing is. Ik citeer: "Om absolute zekerheid te hebben over de precieze inhoud van de Nederlands-Antilliaanse regelingen waarnaar in de invoeringswet BES wordt verwezen en waarin door de aanpassingswet BES wijzigingen worden aangebracht, zijn de geconsolideerde teksten geformaliseerd." Gezien de hierboven aangetoonde omissie wordt niet de formele wetgeving geformaliseerd, maar slechts de wetgeving die op de cd-rom staat. Kan de staatssecretaris dit naar aanleiding van mijn betoog bevestigen? Welke praktische problemen ontstaan er nu?

De heerLeerdam(PvdA)

De PvdA-fractie heeft vragen gesteld over de stand van zaken van het nieuwe Antilliaanse Wetboek van Strafrecht. Uit het antwoord blijkt dat dit nog in voorbereiding is. De Staten van de Nederlandse Antillen zullen zich er binnenkort over buigen.

Gezien de wetgeving die wij nu bespreken en nog gaan bespreken, vraagt de PvdA-fractie zich af of het wel verstandig is dat de Nederlandse Antillen met nieuwe wetgeving komen, die naar wij aannemen niet meer voor de BES-eilanden zal gelden. Als het nieuwe Wetboek van Strafrecht nog voor oktober 2010 wordt aangenomen, moeten wij dan opnieuw nota's van wijziging tegemoet zien voor de invoerings- of aanpassingswetten? Deze vraag geldt voor alle wetgeving waar op de Nederlandse Antillen nog aan wordt gewerkt.

Mijn fractie begrijpt dat de IBES-lijst niet zal worden aangevuld met inadequate onafhankelijke landsverordeningen, of die nu lang of kort voor de transitiedatum zijn gemaakt. De Nederlandse wetgever maakt zelf uit welke wetten op die lijst komen te staan, maar het is niet duidelijk op grond van welke criteria nieuwe wetten op die lijst kunnen komen. Wat is de definitie van inadequate of niet-relevante regelgeving, zoals is vermeld in de nota naar aanleiding van het verslag, op pagina 11?

De Nederlandse wetgever heeft geen formele instrumenten om de Nederlandse Antillen om terughoudendheid te vragen wat betreft de nieuwe regelgeving. Het lijkt de PvdA-fractie echter onwenselijk om de IBES-lijst nog substantieel te gaan wijzigen.

Er wordt voorgesteld via een bijlage bij het wetsvoorstel, die de Kamer is aangeleverd in de vorm van een cd-rom, een waslijst van bestaande geconsolideerde regelgeving van de Nederlandse Antillen tot onze nationale wetgeving te gaan verheffen. De PvdA-fractie vindt dit op gespannen voet staan met onze wettelijke zorgvuldigheidseisen voor het tot stand komen van nieuwe nationale wetgeving, die uiteindelijk ook verankerd ligt in onze Grondwet. Wij kunnen mede daarom de afronding van deze wetgeving niet los zien van de gewenste aanpassing van onze Grondwet en/of het Statuut op deze punten.

De heerRemkes(VVD)

Betekent dit naar het oordeel van de heer Leerdam dat er ook niet over het Statuut kan worden gestemd?

De heerLeerdam(PvdA)

Het is wel iets wat wij genoteerd hebben en waar wij onze zorg over uitspreken. Wij stellen de vraag aan de staatssecretaris zodat zij daar direct op kan reageren. Als het zo is, dan heeft dat consequenties, maar het betekent niet dat wij er niet over kunnen stemmen.

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. Wij voeren heel veel wetten in om in de praktijk zo weinig mogelijk te veranderen. Over de kwaliteit van de wetgeving heb ik eerder opmerkingen gemaakt. De SP is zeer verbaasd dat het kabinet na aanvaarding van wetten door het parlement, in een vangnetregeling die wetten alsnog wil kunnen veranderen via ministeriële regelingen en algemene maatregelen van bestuur.

Het verzoek om de IBES-lijst na aanvaarding van de wetten alsnog aan te passen en aan te vullen, vind ik zeer vreemd. Ik vraag de staatssecretaris zich te verplaatsen in de positie van Kamerlid. Ik weet dat zij dat kan. Een Kamerlid kan nooit zijn rol van medewetgever en controleur van het kabinet op zo'n manier laten uithollen. De staatssecretaris overvraagt mij. Kan zij zich inleven in haar oude rol als Kamerlid? Zou zij als Kamerlid hiermee ingestemd hebben? Ik ben benieuwd.

De volgende zin in de nota van de staatssecretaris verontrust mij zeer. Ik citeer: "De regering kan thans niet aangeven in welke gevallen gebruik zal worden gemaakt van de bijzondere mogelijkheid die het wetsvoorstel biedt om bij ministeriële regeling regelgeving van hoger niveau te wijzigen." Wil de staatssecretaris daar op een zaterdagmiddag tijdens de boodschappen eens over nadenken? Dit mag een regering toch niet van een parlement vragen en een parlement mag dat toch ook nooit accepteren?

Belangrijke sociale regelingen zoals de onderstand en de zorgverzekering moeten nog worden geregeld. Deze zaken worden in Nederland bij wet geregeld. Wil het kabinet deze zaken op de BES-eilanden regelen bij algemene maatregelen van bestuur? Hoe beziet het in dat geval de controlefunctie van de Kamer? Wij willen hierover debatteren, naar het voorstel van de CDA-fractie.

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. In al deze wetsvoorstellen komt heel vaak de verwijzing voor naar het slotakkoord en naar het feit dat de Nederlands-Antilliaanse wetgeving voorlopig van kracht blijft. Daar heb ik in een aantal opzichten wel begrip voor. Soms is dit nodig uit het oogpunt van implementatie en soms is het verstandig uit het oogpunt van gewenning en overgang. Nu blijft een en ander totaal onbepaald.

Hoe geleidelijk is geleidelijk? Wat is het spoorboekje van de staatssecretaris? Wat is de stip op de horizon? Wij weten nu niet hoe laat wij langs welke stations komen en wat het eindstation is. Deze behandeling moet daar meer duidelijkheid over scheppen.

Het moet ook duidelijk worden welke Nederlandse regelgeving niet van toepassing zal zijn. Hier zal nog over worden gesproken binnen de afwijkingsgronden die in het Statuut staan geformuleerd. In deze behandeling moeten er stevige stappen vooruit worden gezet.

De bouwregelgeving is wel duidelijk. Vanwege de klimatologische omstandigheden regelen wij het daar niet op dezelfde wijze als hier in Nederland. Bij de sociale zekerheid en de volksgezondheid doen wij dat ook niet. Het kabinet laat op dat punt wel vragen open. Ik ben overigens van mening dat dit in de Caribische context fatsoenlijk moet worden geregeld. Wij zijn het met elkaar eens dat er geen aanzuigende werking van uit mag gaan. De regelingen voor de sociale zekerheid en de volksgezondheid zullen structureel blijven afwijken van de Nederlandse regelgeving. Ik vraag de staatssecretaris dit te bevestigen.

Ik heb nog enkele principiële vragen die raken aan artikel 1 van de Grondwet. In de stukken wordt geprobeerd, duidelijk te maken dat de afwijkingsgronden in het Statuut voldoende legitiem zijn om artikel 1 in te vullen. Ik stel voor een externe jurist hiernaar te laten kijken. De Kamer mag in de toekomst niet voor onaangename verrassingen komen te staan. Ik ben wel enigszins geholpen door de stukken te beschouwen, maar ik acht het belangrijk dat ook de staatssecretaris of een parlementaire advocaat hiernaar kijkt. De wijze waarop dat gebeurt, is niet zo belangrijk.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Gaat de heer Remkes ervan uit dat deze eilanden altijd een bijzondere positie blijven houden in het Nederlandse staatsbestel?

De heerRemkes(VVD)

Daar ga ik in zekere mate van uit. Mevrouw Ortega moet twee zaken niet door elkaar halen, namelijk de positie van de eilanden in de bestuurlijke context en de regelgeving die voor de burgers van kracht is. In deze discussie gaat het om het laatste. De bestuurlijke vormgeving op grond van de WolBES mag zich in de toekomst rustig in de richting van de Nederlandse gemeenten ontwikkelen. De aanzuigende werking moet echter worden voorkomen. Ik verwacht niet dat de sociale zekerheid in het Caribische gebied zich de komende jaren en jaren zal ontwikkelen richting Nederland. Het gevaar van een aanzuigende werking blijft altijd bestaan.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik begrijp het nog steeds niet zo goed. Ik ben het met de heer Remkes eens dat de sociale zekerheid en de volksgezondheid altijd zijn gekoppeld aan de levensstandaard. Om te spreken van een aanzuigende werking in het Caribisch gebied vind ik te kort door de bocht. Op het moment dat deze eilanden onderdeel gaan uitmaken van Nederlands grondgebied, moet er rekening mee worden gehouden dat de levensstandaard omhoog gaat, maar dat moeten wij wel willen zien. De heer Remkes nuanceert het nu al door over de komende jaren en jaren te spreken, maar geeft wel duidelijk aan dat er sprake is van een structurele afwijking. Op het moment dat blijkt dat er op de eilanden sprake is van dezelfde levensstandaard als in Nederland, kunnen en willen wij dan overgaan tot meer eenvormigheid?

De heerRemkes(VVD)

Als ik spreek over jaren en jaren bedoel ik daar inderdaad iets structureels mee. Tegelijkertijd probeer ik te zeggen dat ik bereid ben om over dertig jaar te bezien hoe de verhoudingen dan liggen. Ik ben buitengewoon soepel van geest en ben bovendien van plan mijn parlementaire bestaan nog enigszins te rekken. Het komt allemaal wel goed.

De eilanden zelf hebben ook geen belang bij een aanzuigende werking. Het zou de bevolkingssamenstelling totaal kunnen destabiliseren. Het is een gemeenschappelijk belang, dat te voorkomen. Wij kunnen afspreken dat wij eenmaal in de vijf jaar van de verantwoordelijke bewindslieden een overzicht van de sociale zekerheid en van de volksgezondheid krijgen. Dat is het punt niet; ik probeer altijd te blijven nadenken.

Als ik het goed begrijp, voorziet de regelgeving voor de zorg in een eenmalige voorrang. Bij de sociale zekerheid zie ik de omineuze zin staan, die de heer Van Bochove ook al citeerde: "Ter inzage aan het parlement voorafgaande aan het verzenden aan de Raad van State." Zoiets ben ik niet vaak tegengekomen. Als motivatie wordt in de nota naar aanleiding van het verslag gezegd dat er een spanningsveld met de parlementaire termijnen kan ontstaan. Onder dat motto kan ik iedere greep naar de macht legitimeren. Ik ben hier volstrekt helder in: dit kan niet. De sociale zekerheid en de volksgezondheid zijn zulke belangrijke terreinen van overheidszorg, dat daar sprake behoort te zijn van parlementaire betrokkenheid. Er moet worden voorzien in een stevige voorhangbepaling. Er zal een amendement worden ingediend, want ik ben totaal ongevoelig voor dit soort redeneringen.

De bepaling om per ministeriële regeling wetgeving te kunnen aanpassen, is tamelijk uniek. Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Van Bochove. Ik zie het probleem en zeg niet dat ik in alle toonaarden tegen ben. Zo de deur openzetten, gaat mij echter wel wat te ver.

Twee onderwerpen uit de fiscaliteit zijn toegevoegd aan de IBES-lijst. Wij zijn begonnen met de kwaliteit van de wetgeving. Op de Belastingwet BES was nogal wat commentaar mogelijk en daarom moest er een noodverband worden aangebracht. Tijdens de volgende ronde zal ik mijn inhoudelijke opmerkingen hierover maken.

Voor de overheidsdienaren blijven de landsverordeningen op het gebied van pensioen gelden. Het is mij niet duidelijk hoe dit in de toekomst wordt geregeld. Ik ben het spoor bijster geraakt. Kan de staatssecretaris een inhoudelijke verduidelijking geven?

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. Ik houd het kort, want ik heb bij het volgende blokje meer spreektijd nodig. Ik sluit mij aan bij de leden die opmerkingen hebben gemaakt over de uit deze invoeringswet ontstane AMvB's en ministeriële regelingen. Het is absoluut ontoelaatbaar dat deze niet in de Tweede Kamer worden behandeld en niet, op welke wijze dan ook, geamendeerd kunnen worden. Wij willen daar graag een regeling voor treffen en duidelijke afspraken maken.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. Dit wetsvoorstel regelt het voor de openbare lichamen toepasselijke recht en, voor zover dit mogelijk is, ook het algemeen overgangsrecht. Er is een veelheid aan landsverordeningen, landsbesluiten, ministeriële regelingen, eilandsverordeningen en wat dies meer zij omgezet naar de voor de openbare lichamen geldende Nederlandse regelgeving, tenzij daartegen grondwettelijke bezwaren bestaan. De verordeningen zouden sowieso door de staatkundige wijziging overbodig kunnen worden.

Bestaande regelingen kunnen vanuit rechtsstatelijk oogpunt – waarmee wij ook te maken hebben – en vanuit de gedachte van rechtsbescherming niet zonder meer terzijde worden geschoven, hoewel wij soms popelen om dat wel te doen. Dat moeten wij ook niet willen. Formeel moet op de BES-eilanden de Nederlandse regelgeving gelden, omdat zij simpelweg, zij het in bijzondere mate, toch onder Nederland vallen. Dat klinkt simpeler dan het is en de wetgevingsstukken dwingen respect af voor het werk van alle betrokken ambtenaren.

Rechtsstatelijk is het natuurlijk een buitengewoon precaire proces om Antilliaans-Nederlandse regelgeving tegen het licht te houden en, nog kwetsbaarder, te besluiten om deze bestaande regels al dan niet over te nemen. Wat niet meer van toepassing of verouderd is, hoeft niet meer te worden omgezet.

Terecht is de vraag gesteld hoe moet worden omgegaan met controversiële regelingen, zoals de pensioenlandsverordening, die de heer Remkes al heeft aangehaald.

Het is duidelijk dat de gehele operatie geen sinecure is en dat de komende jaren in het teken zullen blijven staan van concrete aanpassingen van het wetgevingscomplex. Het lijkt mij goed dat de Kamer hiervan halfjaarlijks een follow-up ontvangt. Gaat dat ook gebeuren? Het gaat in veel gevallen immers om kwesties die er voor de BES-burgers rechtstreeks toe doen en dat zijn kwesties die de GroenLinks-fractie altijd van belang acht.

Ik begrijp dat wij wel het stelsel, maar niet de hoogte van de bedragen van de onderstand en de zorgverzekering rechtstreeks kunnen overbrengen naar de BES-eilanden en dat deze bedragen in de context van de eilanden moeten worden bekeken. Ik ben wel van mening dat wij daar een fatsoenlijke standaard gaan invoeren en dat wij niet moeten komen met armoedige bedragen. Mensen moeten kunnen wel degelijk kunnen leven van de onderstand en er moeten ook goede regelingen zijn, zoals de zorgverzekering. Dat is nu vaak niet het geval, als er al iets is geregeld. Mensen hebben rechten, maar volgens de GroenLinks-fractie behoren daar ook plichten bij. De onderstand moet bijvoorbeeld worden gekoppeld aan werkgelegenheidsprojecten of aan de sociale vormingsplicht, of wat daarvan over is. Dat zijn belangrijke zaken. De beste sociale zekerheid is voor veel mensen het verwerven van een eigen inkomen en dan het liefst door arbeid. Die koppeling zouden wij op een goede manier moeten maken.

Wij willen in ieder geval dat de huidige wantoestanden op het gebied van armoede, die op dit moment wel degelijk in ons Koninkrijk plaatsvinden, worden bedongen met deze operatie. Als dat niet lukt, is de operatie geslaagd, maar de patiënt overleden. Daar is de GroenLinks-fractie geen voorstander van.

Ik maak mij wel de nodige zorgen over de vraag hoe een en ander er precies uit gaat zien. Ik heb wel begrepen dat minister Donner op de BES-eilanden is geweest en dat hij een soort principeafspraken over de sociale zekerheid heeft gemaakt, die nader moeten worden uitgewerkt. Ik hoop wel dat de staatssecretaris heeft begrepen dat dit zeer belangrijk is. Tegenover het ophouden van je hand, staan wel degelijk dezelfde plichten die ook in Nederland gelden.

De onderstand, de zorgverzekering en de staat van de gezondheidszorg op de eilanden zijn zaken waarmee wij de bewoners van de BES-eilanden kunnen overtuigen dat staatkundige vernieuwing de enige juiste weg is voor de toekomst.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Het is erg bijzonder is dat er in een groot aantal gevallen een Nederlandse wet bestaat met als pendant een BES-wet. Wij kennen zelfs een BW met daarnaast een BES-BW. Dat kan wel, maar in de breedte is het strijdig met het feit dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is. De vraag is dan of dit in alle gevallen wel zo nodig is, want het levert in beginsel twee keer zo veel regels op. Ik geef een voorbeeld: wat is de zin van een aparte Deurwaarderswet in plaats van een integratie van de BES-situatie in de Nederlandse Deurwaarderswet? Ik verneem graag van de staatssecretaris op grond van welke criteria de ene keer wel de Nederlandse wetgeving is gehanteerd en de andere keer niet.

Het kabinet zal niet wettelijk vastleggen wat de hoogte of duur van de te verlenen onderstand moet zijn bij de BES-eilanden. Het kabinet wil zo veel mogelijk aansluiten bij de bestaande situatie op de eilanden en vervolgens een groeitraject inzetten. Ik begrijp de relatie niet zo goed met het ontstaan van een onstabiele situatie. Wat bedoelt de staatssecretaris daarmee precies? Hoe lang gaat het ingroeitraject duren? Er wordt geen enkele streefdatum of minimumnorm genoemd. Wanneer wil het kabinet de regels rond onderstand geregeld hebben? Mijn fractie vindt dat er ten minste een streefdatum moet worden genoemd voor het einde van de periode van vijf jaar. Er dient in ieder geval een minimumnorm vastgesteld te worden. Is het kabinet hiertoe bereid? Daarnaast wil ik van de staatssecretaris weten of zij kan toezeggen dat er periodiek rapporten zullen verschijnen over de sociale zekerheid en de volksgezondheid op de eilanden.

Geen van de BES-eilanden heeft een schriftelijke regeling voor onderstand vastgesteld. Aansluiten bij de bestaande situatie op de eilanden impliceert dat er niets wordt geregeld en dat strookt niet met de Grondwet. Het kabinet voldoet wellicht aan de Grondwet door een en ander via een AMvB te regelen, maar wat als die AMvB leeg blijft en zaken niet concreet worden ingevuld? Voldoen wij dan nog steeds aan de Grondwet?

De voorzitter:

Hiermee sluit ik de discussie over de invoeringswet.

De vergadering wordt van 15.45 uur tot 16.00 uur geschorst.

Het wetsvoorstel Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) (31959).

De heerVan Bochove(CDA)

Ik heb een aantal opmerkingen. Mevrouw Van Gent stelde vast dat het hier om 479 pagina's gaat en ik vind dit dan ook een van de meest uitgebreide voorstellen. Gezien het aantal toe te passen wetten is dit een van de moeilijkste wetsvoorstellen om te becommentariëren. Dat blijkt ook uit de nota van wijziging en het daaruit voortvloeiende nader verslag. Toch zal ik mij beperken in mijn inbreng op dit punt, omdat heel veel van onze opmerkingen door het kabinet zijn beantwoord en aan de orde zijn geweest.

Een van de vragen van de CDA-fractie richt zich op de wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten: op welke termijn zal naar verwachting worden voldaan aan de eisen van de Nederlandse Grondwet en van het EVRM? Er wordt gesteld dat dit nu niet het geval is.

Het kabinet verwijst naar een van de op de Nederlandse Antillen gestarte trajecten om te komen tot een landsverordening Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen. Het is niet duidelijk op welke termijn deze landsverordening daadwerkelijk tot stand zal worden gebracht. Dat wekt de suggestie dat Nederland ter zake niets doet en dat het kabinet lijdzaam toeziet tot men in de Nederlandse Antillen een besluit neemt. Klopt dit? Wil men te zijner tijd de door de Raad van State vast te stellen verordening overnemen? Past dit in het door Nederland voorgestane beleid? Wat gebeurt er als men niet tot een landsverordening komt? Is er op dat punt voorzien in een noodplan? Kortom, op dit punt schept het kabinet mist in plaats van duidelijkheid.

De sedula, de lokale identiteitskaart, wordt voor gebruik op de eilanden gehandhaafd. Het kabinet gaat ervan uit dat op Sint-Eustatius en Saba een modernere versie in creditcardmodel wordt geïntroduceerd. Reizen naar het buitenland is met deze kaart niet mogelijk. Met instemming stelt de CDA-fractie vast dat op termijn overgegaan wordt naar de Nederlandse systematiek en de Nederlandse identiteitskaart. Mag gezien de toegezegde inventarisatie verwacht worden dat de Nederlandse identiteitskaart uiterlijk 1 januari 2012 is ingevoerd?

Met instemming stelt de CDA-fractie vast dat het kabinet heeft besloten de Wet recht van vergadering BES van de lijst te halen. Via de nota van wijziging is deze wet alsnog geschrapt. Het op de BES-eilanden van toepassing verklaren van de Wet openbare manifestaties is in onze optiek een juiste beslissing.

De Raad van State is van opvatting dat de tijdelijke voortzetting van de bestaande Nederlands-Antilliaanse landsverordeningen op de inkomstenbelasting en loonbelasting niet leidt tot onoverkomelijke bezwaren. In de nota naar aanleiding van het nader verslag wordt uitgebreid ingegaan op de vraag of het complexe en omvangrijke Nederlandse fiscale stelsel direct op de BES-eilanden moet worden ingevoerd. Op basis van een belangrijk aantal argumenten is de conclusie dat het huidige Nederlandse fiscale stelsel geen goed startpunt is. De CDA-fractie volgt deze zienswijze van het kabinet. De nota van wijziging bij dit wetsvoorstel vloeit feitelijk voort uit het advies van de Raad van State ten aanzien van de belastingwet BES. De Raad van State acht een overgangsvoorziening nodig voor de periode tussen transitiedatum en het aannemen van de belastingwet BES. Daarbij moet de conclusie zijn dat deze overgangsvoorziening komt te vervallen bij de inwerkingtreding van de belastingwet BES.

Met verbazing stelt de CDA-fractie vast dat de tambú-bijeenkomsten niet onder de Wet openbare manifestaties vallen. Wil de staatssecretaris toezeggen dat op dit punt soepel met het vergunningsstelsel wordt omgegaan?

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. De PvdA-fractie begrijpt dat een groot deel van de afwijkingen in de regelgeving ten aanzien van de BES-eilanden van tijdelijke aard is en heeft bij herhaling gevraagd naar de termijn waarop en het tempo waarin deze afwijkingen worden opgeheven. Het kabinet heeft aangegeven dat op dit moment nog niet is voorzien op welke termijn de afwijkingen in de regelgeving opgeheven zullen worden. Er bestaat ook geen planning voor de geleidelijke vervanging van de op de BES-eilanden geldende Nederlands-Antilliaanse regelgeving. Mijn fractie wijst het kabinet in dit kader op de motie-Van Gent c.s. (32123-IV, nr. 21) die in december 2009 door de Kamer is aangenomen. Daarin wordt het kabinet verzocht om op korte termijn aan te geven wanneer de nationale wetgeving op het terrein van het burgerlijk huwelijk, inclusief de openstelling voor personen van hetzelfde geslacht, op de BES-eilanden toepasbaar gemaakt zal worden binnen het gehele wetgevingsproces. Het kabinet wordt eveneens gevraagd, de logica en samenhang aan te geven wat betreft de volgordelijkheid van de verschillende wetten. Deze motie verzoekt het kabinet dus niet alleen om aan te geven wanneer het homohuwelijk op de BES-eilanden ingevoerd wordt, maar ook om aan te geven hoe de invoering van het homohuwelijk wordt ingepast binnen het gehele wetgevingsproces. Wat de PvdA-fractie betreft, is het wenselijk dat het kabinet op de proppen komt met een inhoudelijk onderbouwde planning met daarin opgenomen de volgorde waarin de Nederlandse regelgeving op de BES-eilanden toepasbaar wordt gemaakt.

Het kabinet heeft te kennen gegeven dat een dergelijke planning nog niet is gemaakt omdat men zorgvuldig wil bekijken welke wetgeving wanneer wordt ingevoerd. Volgens de PvdA-fractie sluit het een het ander hierbij niet uit. Integendeel: wanneer je vooraf een planning hebt voor de invoering van de wetgeving, kun je zorgvuldig handelen. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris daarom of zij helderheid kan verschaffen over de uitvoering van de motie-Van Gent c.s. Wil zij de kansen aangeven? Wanneer komt het kabinet met een inhoudelijk onderbouwde planning voor de invoering van de wetgeving op de BES-eilanden?

De heerBrinkman(PVV)

De heer Leerdam is er de oorzaak van dat de collega's Remkes en Van Gent hun motie hebben gewijzigd. In den beginne werd gevraagd of het kabinet kon verzekeren dat binnen die nieuwe staatkundige verhouding personen van hetzelfde geslacht konden huwen. Nu staat er "te bevorderen" en dat is een stuk zwakker. Waarom heeft de heer Leerdam de eerste motie niet gesteund? Die formulering was immers veel sterker.

De heerLeerdam(PvdA)

De eerste motie was onmogelijk omdat wij helemaal geen wetgeving kunnen opleggen. De staatssecretaris heeft meerdere malen aangegeven dat zij het proces in gang zou zetten en zij heeft toegezegd dat zij dit traject in goede banen zal leiden. Het enige wat ik nu vraag is wat ongeveer de planning is binnen de periode voor de evaluatie en hoe de staatssecretaris ervoor zal zorg dragen dat dit op een goede manier landt.

De heerBrinkman(PVV)

Als de BES-eilanden aangeven dat zij graag bij Nederland te willen horen, hoort daar wat tegenover te staan. In de onderhandelingsfase is het dan heel simpel en eenvoudig: als u dat wilt, is dat prima, maar dan moet u ook het homohuwelijk accepteren. Of is het voor de PvdA-fractie alleen maar geven en nooit eens een keer iets terugvragen? Het kan toch niet waar zijn dat de heer Leerdam ons voorhoudt dat de Antillianen dit kunnen weigeren? Dit is iets waar mensen ongelofelijk voor hebben gestreden. Zij hebben dat eindelijk voor elkaar gekregen en dat zou in de Antillen ineens niet mogen? Dat is te gek voor woorden!

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Ik heb een vraag aan de heer Leerdam. Is hij het eens met termen als "ontwrichtende werking" en "overbodige motie", die de heer Van Bochove hanteerde? Is hij met mij van mening dat het homohuwelijk zo spoedig mogelijk moet worden ingevoerd? Daaraan gekoppeld vraag ik of de heer Leerdam het amendement-Van Gent/Remkes steunt.

De heerRemkes(VVD)

De heer Leerdam zei dat wij geen wetgeving kunnen opleggen. Dat lijkt mij een geweldig misverstand: we zitten er op dit moment middenin. Wij bepalen een groot aantal dingen en de vraag is of de politieke wil bij de fractie van de heer Leerdam bestaat om dat nu gewoon wettelijk te regelen. Dat is de kernvraag. Vluchten kan niet meer. Als dat wel gebeurt, zal de PvdA-fractie moeten uitleggen waarom het hier wel op een fatsoenlijke manier is geregeld en waarom de PvdA niet de politieke verantwoordelijkheid neemt om het daar te regelen.

De heerLeerdam(PvdA)

Ik ben het niet eens met de ontwrichtende werking. Dat is helder, want anders hadden wij de motie in eerste instantie helemaal niet gesteund. Het is niet de eerste keer dat wij over dit punt spreken. Mevrouw Van Gent, de heer Brinkman en de heer Remkes weten net zo goed als ik dat de staatssecretaris meerdere malen heeft aangegeven welk traject zij voor ogen heeft en hoe dat traject zal verlopen. Dat geeft mij het vertrouwen dat deze staatssecretaris ervoor zorg zal dragen dat het goed gaat landen. In antwoord op de interruptie van de heer Brinkman: het gaat niet om weigeren, het gaat er niet om alleen maar iets te vragen. Het homohuwelijk is een groot goed, het is een belangrijk punt op de agenda. Wij weten dat het op Aruba en de Antillen gevoeliger ligt. Tegelijkertijd weten wij ook dat wij vanwege het Statuut niet zomaar wetgeving kunnen opleggen.

De heerRemkes(VVD)

Waar staat in het Statuut dat het in dit wetgevingstraject niet kan? Op grond van welke bepaling in het Statuut is dat onmogelijk?

De heerBrinkman(PVV)

Zou de heer Leerdam in zijn beantwoording iets specifieker kunnen zijn? Hij heeft geen kruiwagen maar een vrachtwagen met meel in zijn mond. Hij geeft niet aan dat de staatssecretaris het over vijf jaar moet regelen, hij geeft alleen maar aan dat er over vijf jaar iets geland moet zijn.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Ik begrijp best dat deze kwestie ingewikkeld is, maar wij moeten elkaar ook niet voor de gek houden. Vindt de heer Leerdam niet dat op 10-10-10 de kogel door de kerk moet zijn wat het homohuwelijk betreft?

De heerLeerdam(PvdA)

Op dit moment niet. Ik wacht graag de beantwoording van de staatssecretaris af. Ik heb haar een paar vragen gesteld en ik hoop dat zij daarover helderheid kan verschaffen. Zoals ik de staatssecretaris de afgelopen jaren heb meegemaakt, zal zij hierop zeker ingaan.

De heerVan Gent(GroenLinks)

Welke datum denkt de heer Leerdam dan wel?

De heerLeerdam(PvdA)

Ik wacht eerst de beantwoording van de staatssecretaris af. Wij kunnen dan altijd in de tweede termijn zien wat wij doen.

De heerVan Raak(SP)

Dat kan toch niet voldoende zijn. Er is maar één Partij van de Arbeid en geen twee. Er is geen Partij van de Arbeid in Nederland en nog een andere Partij van de Arbeid op de BES-eilanden. Er kan dus maar één standpunt zijn. Ik weet dat de Partij van de Arbeid voor emancipatie heeft gestreden met de SP, GroenLinks, de VVD en de PVV. Wij moeten nog steeds vinden dat dit op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba moet gelden? Als wij dat vinden, moet dat gevolgen hebben. Wij moeten ervoor zorgen dat die eilanden het homohuwelijk overnemen als zij deel gaan uitmaken van Nederland. Wij moeten dan ook zeggen wanneer wij dat willen.

De heerLeerdam(PvdA)

Laat het helder zijn: als wij er helemaal niets van vonden, hadden wij de voorgelegde motie niet eens meeondertekend en zouden wij niet meestemmen.

De heerVan Raak(SP)

De staatssecretaris roept: 10-10-10. Dan is het niet te veel gevraagd om hierover voor 10-10-10 duidelijkheid te geven.

De heerLeerdam(PvdA)

De staatssecretaris heeft daarover al helderheid gegeven. Ik ga ervan uit dat de heer Van Raak de stukken heeft gelezen waarin de staatssecretaris meerdere malen helderheid heeft gegeven. Ik wil daarop nog wel specifieker ingaan en ik wacht graag de beantwoording van de staatssecretaris af. Vervolgens kijken wij wat wij in de tweede termijn doen. Wij lopen niet op de zaak vooruit.

De PvdA-fractie vraagt de staatssecretaris om in dit kader zeker aandacht te besteden aan het volgende. Mijn fractie heeft er kennis van genomen dat het Antilliaanse Wetboek van Strafrecht van kracht blijft op de BES-eilanden en dat het waarschijnlijk is dat abortus en euthanasie strafbaar blijven. Het kabinet geeft aan, geen aanleiding te zien om af te wijken van het algemene uitgangspunt om de Antilliaanse wetgeving voorlopig in stand te houden. De PvdA-fractie vindt het wenselijk dat het kabinet ook aandacht schenkt aan de onderwerpen abortus en euthanasie wanneer het zijn planning van de invoering van de regelgeving naar de Kamer stuurt.

De PvdA-fractie heeft met instemming kennis genomen dat het kabinet, in lijn met het advies van de Raad van State, in een laat stadium alsnog heeft besloten om de Wet openbare manifestaties van toepassing te verklaren op de BES-eilanden. De uitvoering van grondrechten is in heel Nederland aan dezelfde beperkingen onderhevig. Het is dan ook zaak dat de op de BES-eilanden geldende regelgeving op dit terrein zo snel mogelijk wordt vervangen door de Nederlandse wetgeving.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Het is mij niet helemaal duidelijk of de PvdA-fractie rond het homohuwelijk een andere strategie volgt dan bij abortus en euthanasie. Het betreft alle drie ethische kwesties. Wat vindt de heer Leerdam ervan om die kwesties op 10-10-10 te regelen?

De heerLeerdam(PvdA)

Wij stellen hierover dezelfde vraag als wij hebben gesteld over het homohuwelijk. Daarom vragen wij in het verlengde van het homohuwelijk aan de staatssecretaris wat het traject is, hoe dit zal worden ingevoerd. Wij gaan ervan uit dat de staatssecretaris daarop naar behoren antwoord zal geven.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Dat had ik wel begrepen, maar dan heb ik mijn vraag niet helemaal goed geformuleerd. Het is ook wel handig voor de staatssecretaris dat de heer Leerdam zelf aangeeft aan welke termijn hij denkt bij deze drie ook voor de PvdA-fractie cruciale kwesties.

De heerLeerdam(PvdA)

Ik kan mij enigszins indenken dat wij binnen vijf jaar, voor de evaluatie, in ieder geval kijken of die wetgeving op een goede manier wordt geïntroduceerd. Dat kan ik mij enigszins indenken, maar ik wacht graag de antwoorden van de staatssecretaris af.

De heerBrinkman(PVV)

Ik wil het toch concreet weten, want ik heb heel veel PvdA'ers gesproken. Spreekt de heer Leerdam hier namens de PvdA-fractie?

De heerLeerdam(PvdA)

Natuurlijk spreek ik namens de PvdA-fractie.

De heerBrinkman(PVV)

Ik vraag het mij eerlijk gezegd af.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Het lijkt wel een vraag aan Balkenende.

De heerLeerdam(PvdA)

Ik ben geen premier van dit land. Ik ben Kamerlid van de PvdA.

De heerRemkes(VVD)

Maar wel van plan dat te worden?

De heerLeerdam(PvdA)

Ik ga door met mijn betoog. Ik wil de heer Remkes graag voor nader overleg op de gang uitnodigen, maar over dit punt ... Ik wil hem best de tambú leren dansen. Ik wil hem de tango leren dansen in allerlei vormen. Maar geen huwelijk, nee. Het homohuwelijk had ik in mijn stoutste dromen nog niet bedacht. Ik vervolg mijn betoog.

De regering heeft de Kamer geïnformeerd dat op de BES-eilanden de opkomstplicht gehandhaafd wordt. Krachtens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is de dienstplicht een landszaak. Binnen het Koninkrijk is de dienstplicht geregeld in de Nederlandse Kaderwet dienstplicht, de Nederlandse Antillen Dienstplichtverordening 1961 en de Arubaanse Dienstplichtverordening. In navolging van Nederland heeft ook Aruba de dienstplicht afgeschaft. De regering geeft aan dat de dienstplicht op de BES-eilanden gehandhaafd wordt vanwege de sociale functie die de dienstplicht in de praktijk op de Nederlandse Antillen zal vervullen. De PvdA-fractie vraagt of de regering nader inzicht kan geven in deze sociale functie van de dienstplicht. Vervult de dienstplicht vooral een sociale functie op Curaçao of op Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? De handhaving van de opkomstplicht op de Nederlandse Antillen hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat de opkomstplicht ook op de drie kleinste eilanden moet blijven bestaan. Kan de staatssecretaris hierop nader ingaan?

De PvdA-fractie heeft er kennis van genomen dat de pensioengerechtigde leeftijd op de BES-eilanden zal worden verhoogd naar 65 jaar. Dit is een positief gegeven, maar de regering gaf eerder aan dat de leeftijd niet zou worden verhoogd in het onderhavige wetsvoorstel. Dit omdat de pensioenregeling een integraal onderdeel zou vormen van de totale rechtspositie van ambtenaren op de Antillen en daarmee onderdeel zou zijn van het overleg met de sociale partners. Welke veranderingen staan er op dit terrein nog meer op stapel? Zijn Sint-Maarten en Curaçao voornemens om ook de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen?

Mijn fractie leest dat overheidsvoorzieningen volgens de regering niet toegankelijk zijn voor illegaal verblijvende vreemdelingen, maar de regering schrijft ook dat dit wel het geval is voor mensen die in het bezit zijn van de slecht beveiligde sedula. De PvdA-fractie merkt op dat de mogelijkheid dus bestaat dat het niet echt moeilijk is voor illegaal verblijvende vreemdelingen om toch gebruik te maken van overheidsvoorzieningen. De PvdA-fractie verwacht daarom dat zo snel mogelijk wordt overgegaan tot de invoering van de Nederlandse identiteitskaart. Kan de staatssecretaris hiervoor een datum geven?

De PvdA-fractie deelt de mening van de regering dat het niet wenselijk is om lang te wachten met het tot stand brengen van meer definitieve wetgeving op het terrein van financiële markten. De regering spreekt over een eindmodel, waarvan de voorbereiding al ter hand is genomen en waarbij sprake zal zijn van verdergaande harmonisatie en andere aanvullingen en aanscherpingen. Kan de regering meer informatie verschaffen over de aanvullingen en aanscherpingen waarover hier wordt gesproken? Wat bedoelt de regering met actuele inzichten? Wordt dit eindmodel ter goedkeuring aan de Kamer voorgelegd?

Een van de meest belangrijke en positieve aspecten van de staatkundige hervorming is naar de opvatting van de PvdA-fractie het, naar Nederlandse maatstaven, op aanvaardbaar niveau brengen van het onderwijs op de BES-eilanden. Wij begrijpen dat dit niet van de ene op de andere dag gerealiseerd zal zijn, maar benadrukken in dit kader wel dat de Onderwijsinspectie eerder heeft vastgesteld dat de kwaliteit van het onderwijs op de BES-eilanden bijzonder zorgelijk is. De urgentie van het maken van een inhaalslag is dus duidelijk. Ook omdat goed onderwijs op termijn kan bijdragen aan de andere te realiseren verbeteringen op de eilanden, op het terrein van goed bestuur en verantwoordelijk beleid. Dit schooljaar wordt via de toetsing van leerlingen de feitelijke kwaliteit van het onderwijs nader bepaald. Is dit de enige wijze waarop de regering het niveau van het onderwijs op de BES-eilanden gaat onderzoeken? Op welke wijze heeft de regering het niveau van het onderwijs tot nu toe geëvalueerd? Kan meer inzicht worden gegeven in het verbeterprogramma dat in 2009 is gestart om de eilanden in staat te stellen om in kwaliteitsverbetering te investeren? Hoe kan op de lange termijn worden bevorderd dat de mensen die in de toekomst hebben geprofiteerd van het betere onderwijs op de BES-eilanden, een carrière op de eilanden zelf zullen nastreven? Met andere woorden: wat is de visie van de regering op de braindrain die de Antillen parten speelt?

De PvdA-fractie heeft er kennis van genomen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid regelmatig de balans zal opmaken van de stand van de sociale voorzieningen en dat hij de eilandsbesturen zal raadplegen of een verdere aanpassing van sociale voorzieningen wenselijk en mogelijk is. Kan de regering aangeven welk einddoel zij nastreeft voor de sociale voorzieningen? Zijn toekomstige veranderingen hierin geheel afhankelijk van overleg dat de minister hierover zal voeren met de eilandsraden? Kan de staatssecretaris toezeggen dat de Kamer vooraf zal worden betrokken bij maatregelen om het niveau van de voorzieningen aan te passen?

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. Het opnemen van de kleine eilanden Bonaire, Saba en Statia als onderdeel van ons land heeft wettelijk gezien grote gevolgen. Binnen Nederland ontstaan twee sociale stelsels, twee juridische stelsels en twee fiscale stelsels. De verschillen die de regering maakt, zijn soms nodig om maatwerk te leveren, maar soms zijn ze de uitkomst van heel opmerkelijke politieke compromissen die ons nog veel problemen zullen bezorgen.

Wij beginnen met de kleinere. Een eigen identiteitskaart, de sedula, een eigen systeem voor basisadministratie. Waarom eigenlijk? Dit zijn toch juist zaken die je in één keer goed moet regelen? Waarom moeten hier nu verschillen worden gemaakt?

Ik ben erg tevreden over de actie die op verzoek van de SP-fractie wordt ondernomen om de asbestvervuiling te inventariseren en gebouwen en wegen te saneren. Dank daarvoor. Graag word ik van de ontwikkelingen op de hoogte gehouden. Het is goed dat op Bonaire, Saba en Statia de doodstraf wordt afgeschaft.

De eilanden moeten een in Nederland gesloten homohuwelijk accepteren, maar huwelijken tussen mensen van gelijk geslacht zijn op de eilanden niet mogelijk en ook gelden daar bijzondere regelingen voor bijvoorbeeld abortus en euthanasie. De SP-fractie respecteert dat de eilanden hier tot op heden een eigen verantwoordelijkheid hadden, maar nu zij onderdeel willen worden van Nederland, is wat de SP-fractie betreft dit verschil niet meer te rechtvaardigen. Op welke termijn gaan de eilanden op het gebied van huwelijk, abortus en euthanasie de Nederlandse regels overnemen of wanneer gaan wij die regels voorschrijven? Wat de SP-fractie betreft zo snel mogelijk.

De staatssecretaris zegt enerzijds dat zij nog geen inzicht kan geven in de koopkrachteffecten van de financiële wetten. Anderzijds stelt zij dat door de fiscale wetten de belastingdruk niet zal toenemen. Dat kan niet. Het kan niet allebei waar zijn. Als de staatssecretaris weet dat de belastingdruk niet toeneemt, kan zij ook inzicht geven in de koopkrachteffecten. Dus nogmaals, wij vroegen het al heel vaak: wat zijn de koopkrachteffecten van de nieuwe fiscale wetten voor de verschillende inkomensgroepen?

Voor de inkomstenbelasting en de loonbelasting zal een vlak systeem worden ingevoerd met minder solidariteit. De argumenten van de staatssecretaris zijn bepaald niet overtuigend. Deze belastingen zouden vlak moeten zijn omdat de uitvoering dan gemakkelijker is. Ja, een systeem van geen belastingen is nog gemakkelijker uit te voeren, maar die belastingen zijn nodig om investeringen te doen. Een ander argument voor vlakke tarieven is het draagvlak onder de bevolking. Maar ja, welk deel van de bevolking? Dat zullen vooral de rijken zijn. Ik denk dat weinig armen op Bonaire, Saba en Statia het heel erg zullen vinden dat de allerrijksten wat meer belasting moeten gaan betalen.

De inkomsten uit loon- en inkomstenbelasting worden naar schatting 4,6 mln. dollar lager. Waarom krijgen de rijken van deze regering opnieuw dit voordeel? Waarom? Als de staatssecretaris moet kiezen tussen de belangen van de bevolking van Bonaire, Saba en Statia en de belangen van het internationale bedrijfsleven, kiest zij consequent voor de rijke multinationals. Dat de eilanden in het Caribisch gebied te klein zijn om een vuist te maken tegen de agressieve lobby van het internationale bedrijfsleven, dat weten wij. Maar dat nu ook al Europese landen zich machteloos opstellen tegenover deze lobby, is toch wel even schrikken. Wij dreigen de toekomst van de inwoners van Bonaire, Saba en Statia op het spel te zetten omdat de regering geen "nee" durft te zeggen tegen bedrijven die deze eilanden uitbuiten. Bonaire en Statia zijn kolonies, ja, maar niet van Nederland, maar van internationale oliebedrijven. Bonaire, Saba en Statia moeten de komende jaren veel investeren in onderwijs, zorg en veiligheid, maar toch zie ik alleen maar meer belastingverlagingen voor de rijken, voor de buitenlanders, voor de multinationals. Het zijn de gewone mensen op de eilanden die de prijs zullen moeten betalen voor de kromme rug en de slappe knieën van onze regering. De CDA-fractie sprak eerder over de ontwrichtende werking van wetten. Dat ging over het homohuwelijk. Dat zie ik niet. Maar deze belastingwetten, deze fiscale regimes, zullen wel een ontwrichtende werking hebben.

De belastingparadijzen op Bonaire, Saba en Statia, de speciale economische zones waar internationale bedrijven nauwelijks belasting betalen, blijven gewoon bestaan. Ze krijgen alleen een andere naam: handels- en dienstenentrepots. Enkele slimme ambtenaren op het ministerie van Financiën hebben gezien dat in de speciale economische zones op Bonaire en Statia vooral internationale olieoverslagbedrijven zitten, Bopec en NuStar, en dat er ook verder vooral overslagbedrijven zijn gevestigd. Zij hebben de volgende truc bedacht: wij maken van de speciale economische zones douane-entrepots. Grote delen van Bonaire, geheel Saba en geheel Statia worden één groot douane-entrepot. In de speciale economische zones stonden alle belastingen op nul, behalve de vennootschapsbelasting. Die was 2%. In Nederland is die 25,5%. In de nieuwe douane-entrepots blijven alle belastingen op nul en wordt zelfs – jawel, het is ongelooflijk, het is ook ongehoord – die 2% vennootschapsbelasting keihard afgeschaft. Aruba en Curaçao klagen al over oneerlijke belastingconcurrentie.

Wat dacht de staatssecretaris? Dat zal mijnheer Van Raak een goed idee vinden! Ik huur een paar frisse ambtenaren van Financiën in en dan gaan wij die mijnheer Van Raak om de tuin leiden met die truc. Was dat de gedachte? Nou, ik weet niet of dat gaat lukken. Waarom weigert de staatssecretaris om multinationale bedrijven die profiteren van de eilanden, te laten meebetalen? Waar is zij bang voor? Als wij een paar procent vennootschapsbelasting vragen – in Nederland is dat 25,5% – als wij 1%, of 2% of 3% vragen, denkt zij dan echt dat die reusachtige bedrijven weg zullen gaan, dat ze die grote olieoverslagbedrijven gaan verplaatsen? Wat voor kosten komen daarbij wel niet kijken? Waar is de staatssecretaris bang voor? Waarom is Nederland te klein?

Bovendien worden wij ook nog eens door die frisse ambtenaren van Financiën ronduit bedot. De handels- en dienstenentrepots zijn veel meer dan douane-entrepots. In de wet worden talloze mogelijkheden opgenomen voor verwerking, bewerking, montage, verpakking en andersoortige behandeling. Dat is toch geen douane-entrepot? Dat is gewoon een industrieterrein. Waarin onderscheiden de handels- en dienstenentrepots zich van de speciale economische zones? Ik wil maandag om negen uur een overzicht van wat de wezenlijke verschillen zijn tussen de handels- en dienstenentrepots aan de ene kant en de speciale economische zones aan de andere kant. Ik heb ze niet gezien, behalve extra belastingverlaging. De enige belasting die wij hadden, staat nu op nul.

Er zitten ook frisse ambtenaren bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Kan straks ook een Nederlandse gemeente zeggen: dat is een goed idee, ik maak van mijn industrieterrein een handels- of een dienstenentrepot. Hoe groot is de geschatte opbrengst? Dat wil ik serieus weten omdat ik anders niet verder kan met het wetgevingsproces in verband met de amendementen. Wat is de geschatte opbrengst van 1% vennootschapsbelasting in de huidige speciale economische zones? Hoeveel procent aan deze winstbelasting zou de afgelopen tien jaar hebben volstaan om te voorkomen dat de eilanden zich hopeloos in de schulden moesten werken? Ik heb die cijfers nodig om amendementen te maken. Is de staatssecretaris in ieder geval bereid om af te zien van het onzalige voornemen om in de nieuwe handels- en dienstenentrepots de vennootschapsbelasting te verlagen van 2% naar 0%? Kunnen wij dan in ieder geval aan de wensen van Curaçao en Aruba tegemoet komen dat er een eind moet worden gemaakt aan wat zij zien als oneerlijke concurrentie?

Ten slotte: met Bonaire, Saba en Statia wordt Nederland niet alleen drie prachtige eilanden, met prachtige mensen, rijker, maar vooral ook prachtige natuur. Denk aan de koraalriffen rondom Bonaire. Het is werkelijk ongehoord, zo mooi. Nederland krijgt de verantwoordelijkheid over een van de mooiste natuurgebieden op aarde. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat die schat bij ons in goede handen is?

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. In feite gaat het bij dit wetsvoorstel ook weer over de IBES-lijst, maar dan over de vraag of die een beetje meer of minder op de Nederlandse leest kan worden geschoeid. In een aantal opzichten heb ik geen problemen met het wetsvoorstel. Als voorbeeld noem ik het aanwijzen van de Nederlandsche Bank en de AFM als financiële toezichthouders. Zeer verstandig, lijkt mij.

De heer Van Bochove heeft vanmorgen de vraag gesteld hoe het in de toekomst met nieuwe wetgeving zal gaan. Die vraag blijft relevant. Ik noem één voorbeeld. Straks ligt in de Kamer het wetsvoorstel ter behandeling voor om de AOW-leeftijd naar 67 jaar te verhogen. Gaan wij dit automatisch doorvertalen naar de BES-eilanden? In mijn opvatting zou dit wel moeten, zeg ik er maar bij. Dat lijkt mij redelijk logisch en consistent. Ik noem dit voorbeeld natuurlijk niet helemaal voor niets. Ik neem aan dat de staatssecretaris daarop zal reageren.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

De heer Remkes noemt de verhoging van de AOW-leeftijd. Die is wel verbonden aan de levensverwachting. Weet de heer Remkes wat op dit moment de gemiddelde levensverwachting is voor de mensen op de BES-eilanden?

De heerRemkes(VVD)

Die is lager. Ik hoor de argumentatie van staatssecretaris wel om dat niet te doen. Dat vormt weer een van de onderscheidende gronden uit het Statuut. Ook mijn voorkeur gaat ernaar uit om daarvoor niet de levensverwachting te nemen. Daarover zullen wij nog met elkaar overleggen.

Het venijn van dit wetsvoorstel zit wat mij betreft vooral in de aanpassingen die niet worden voorgesteld. Ik noem daarvan drie voorbeelden. Een aantal collega's heeft die ook genoemd. In de eerste plaats wordt de huwelijkswetgeving wel aangepast ter voorkoming van polygamie. Ik vind dat een geweldig voorstel. In de tweede aanpassingswet zit nu ook de verplichting om het homohuwelijk te registreren, plus de rechtsgevolgen die daaruit voortvloeien. Daarmee ben ik het eens. Maar het homohuwelijk zelf zit er niet in. De strekking van de Kamermotie, die wij kortheidshalve "Ineke, bedankt" kunnen noemen, was volstrekt helder. Wij hebben nog niet van de staatssecretaris gehoord hoe zij daarmee omgaat. Ik neem aan dat daarop aanstaande maandag een klip-en-klaar antwoord zal komen. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt wel gesteld dat de Nederlandse wetgever later zal beslissen en zorgvuldig zal analyseren wanneer dit zal gebeuren. Wat daaraan te analyseren valt, is mij nog niet helemaal duidelijk. Misschien heeft het iets te maken met de ontwrichtende werking waarover collega Van Bochove hedenochtend sprak. Die argumentatie deugt natuurlijk van geen kant. Toen de Kamer in de vorige eeuw besloot om het homohuwelijk in Nederland te introduceren, wisten wij ook dat het in sommige kringen om een gevoelig onderwerp ging. Ik heb toen niemand het argument horen hanteren dat het in Staphorst of in sommige gemeenten op de Veluwe een ontwrichtende werking zou hebben. Daarmee is het vergelijkbaar.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Het hoeft niet, het mag.

De heerRemkes(VVD)

Precies. Het hoeft niet, het mag. Het is een keuzemogelijkheid voor mensen. Dit kabinet en deze Kamer moeten geen verantwoordelijkheid willen dragen voor het feit dat het daar niet mogelijk is. De heer Leerdam heeft absoluut niet duidelijk gemaakt in verband met welk artikel uit het Statuut dit niet zou kunnen. Die vraag heeft hij niet beantwoord. Ik verzeker hem één ding: als de PvdA-fractie ook in tweede instantie niet overtuigd is van de zin van dit voorstel op dit moment, dan zullen wij zijn collega Anja Timmer op hem afsturen en dan ben ik ervan overtuigd dat de meerderheid van de PvdA-fractie het niet voor haar rekening wil nemen om binnen Nederland dit onderscheid te laten bestaan.

Iets soortgelijks geldt voor het onderwerp abortus. Abortus blijft strafbaar. Dat geldt ook voor het onderwerp euthanasie. Euthanasie blijft in het voorleggende voorstel ook strafbaar. Ik ben niet van plan om ook op die beide onderwerpen een ongelijke behandeling van burgers binnen het Koninkrijk te accepteren en op die wijze geen recht te doen, in het eerste geval aan de positie van de vrouw en in het tweede geval aan de positie van de mens. Deze drie onderwerpen zijn voor de VVD-fractie buitengewoon belangrijke toetsingspunten voor de afweging of zij uiteindelijk in het wetgevingstraject meegaat of niet.

Ik ben overigens in meer algemene zin geïnteresseerd in de vraag hoe het nu precies verder gaat met de aanpassing van het Wetboek van Strafrecht. Dat is vanmorgen ook al even aan de orde geweest. Er is op de Antillen een en ander aan de gang, maar er staan wel meer onderwerpen in die wij niet voor onze rekening moeten willen nemen.

Dat brengt mij ten slotte op een enkele opmerking over de fiscaliteit.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik vind de heer Remkes toch een beetje inconsistent in zijn betoog over die drie onderwerpen: homohuwelijk, abortus en euthanasie. Enerzijds zegt hij dat hij het voorstel niet zal tolereren in verband met ongelijke behandeling. Anderzijds hebben wij net gedebatteerd over sociale zekerheid en over de zorgverzekering. Daarbij was de heer Remkes wel een voorstander van structureel ongelijke behandeling. Ik begrijp dat gewoon niet.

De heerRemkes(VVD)

Daar kan ik een heldere toelichting op geven. Ik heb vanmorgen aangegeven dat ik vind dat er een fatsoenlijk stelsel voor de zorg en de sociale zekerheid moet komen, maar wel in de Caribische context, dus ook in de context van de geldwaarde en alles wat daarmee samenhangt. Daar moet de redengeving op aansluiten. In de afwijkingsgronden, zoals ze in het Statuut staan, kan ik daarvoor geen goede argumentatie vinden, terwijl ik die wel kan vinden voor bijvoorbeeld de sociale zekerheid. Daar zit de crux.

Dan kom ik bij het onderwerp fiscaliteit. Ik vind het allemaal tamelijk onoverzichtelijk, in de Belastingwet, in de IBES en nu dus ook in de ABES. In de nota naar aanleiding van het verslag wordt op een vraag van de VVD-fractie of het kabinet ook van opvatting is dat er sprake is van wettelijk knip- en plakwerk ontkennend geantwoord. Maar als ik die bewegingen zie, kan ik daar eerlijk gezegd geen andere kwalificatie voor bedenken. Dan wordt er vervolgens gezegd dat na verloop van tijd de tijdelijke wetgeving wordt vervangen, maar wat is tijdelijk? We praten in feite alleen over de loon- en inkomstenbelasting. Hoe streeft de regering ernaar dat er een fatsoenlijke, ook met de loon- en inkomstenbelasting, aangeklede Belastingwet BES komt? Dat is natuurlijk uiteindelijk de bedoeling.

Laat ik helder zijn, ook in de richting van collega Martijn. Om precies dezelfde reden waarom ik voorstander ben van differentiatie in de sociale zekerheid, ben ik ook een voorstander van differentiatie op fiscaal gebied. Ik ben er dus niet voor om het Nederlandse fiscale stelsel een-op-een over te nemen in deze wetgeving, gezien – en die argumentatie snijdt wat mij betreft hout – de schaal, de afstand tot Nederland, de economische Caribische context en de economische context in andere opzichten. Ik vind overigens nog wel dat het kabinet een poging zou moeten doen om een onderbouwing te geven aan de verwevenheid van de economie van Bonaire met die van Curaçao en van de economie van Sint-Eustatius en Saba met die van Sint-Maarten. Dat wordt nu wel geponeerd en ik kan me er wel iets bij voorstellen, maar ik vind dat dit wel nader moet worden geduid. De inkomenssituatie is anders en ook dat is voor mij een legitimatiegrond. Ik kan me iets voorstellen bij het uitgangspunt "eenvoud". Dat geldt ook voor een zekere verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Ik ben het niet eens met het gehanteerde uitgangspunt: "niet confronteren met een hogere belastingdruk dan thans". Dat je dit niet van het ene op het andere moment doet, snap ik. Maar er zou wel een soort groeimodel kunnen zijn. Ik vind dit uitgangspunt in ieder geval veel te wiskundig gehanteerd. Dat betekent dus dat ik nogal wat vraagtekens heb bij de voorgestelde tariefstructuur en het maximumtarief van 30,4%, want wie kan mij uitleggen dat iemand met een inkomen van $100.000 een dergelijk maximumtarief betaalt? Ik begrijp ook wel dat het niet om verschrikkelijk veel mensen gaat. Maar dan is mijn reactie: dat wil ik ook wel. Er moet dus een heldere verdedigingsgrond voor dat tariefsysteem komen en ik kom deze in de stukken niet tegen.

De heerVan Raak(SP)

Ik ben begonnen over speciale economische zones en de vennootschapsbelasting, omdat ik een totaalbeeld wil hebben van lokale belastingen, BES-fondsen en andere belastingen. Er moet eenheid zijn. Ik zie nu dat alles op nul staat, de vennootschapsbelasting bijvoorbeeld gaat van 2% naar 0%. Is de VVD het met mij eens dat dit ook niet kan, al is het maar vanuit het oogpunt van belastingconcurrentie? Er moet in ieder geval iets gebeuren.

De heerRemkes(VVD)

Bij de behandeling van de wetsvoorstellen Belastingwet BES en de Wet Douane- en Accijnswet BES zal ik daar op reageren. Maar dat is nu in wettelijke zin niet aan de orde en dus kunnen wij op dat punt niet amenderen. Het gaat nu alleen over de loon- en inkomstenbelasting. Die tariefstructuur is nu wel aan de orde, maar de andere zaken zijn niet aan de orde. Ik heb niet voor niets gevraagd om een integraal financieel plaatje. Daar horen de geraamde belastinginkomsten dus bij. Ik wil die samenhang ook kunnen beoordelen. Ik kan wel alvast zeggen dat een percentage van 2 mij ook redelijk laag voorkomt, maar daar gaan we in dat andere wetstraject bij stilstaan. Ik wil, in navolging van collega Van Raak, enige nadere duiding van de koopkrachteffecten. Ik wil graag een vergelijkend overzicht van wat het voorstel is in tarieftermen, hoe het nu geregeld is en hoe de situatie in Nederland is, zodat we die weging kunnen maken. Vervolgens wil ik weten wat het opbrengstgenererende vermogen van het totale fiscale stelsel is, ook in zijn verschillende onderdelen. Ik vind dat hier zicht op moet zijn, voordat de zaak plenair wordt afgehandeld.

De heerVan Raak(SP)

Daar ben ik heel blij mee. Ik ben het er ook zeer mee eens. De reden dat ik er over begin, is dat er maar één zak geld is. Het probleem is dat we dit allemaal in verschillende wetjes moeten bespreken, waardoor het totaaloverzicht ontbreekt. We gaan het hebben over dat totaaloverzicht. Ik ben heel blij dat de VVD zegt dat 2% vennootschapsbelasting redelijk laag is, want nu wordt het 0%. Ik ben blij dat de VVD dit onaanvaardbaar vindt. Als ik de VVD op dit gebied aan mijn kant heb, heb ik voor de rest ook volledig vertrouwen.

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. In zijn algemeenheid wil de PVV haar zorg uiten over de tijdelijke afwijkingen die steeds worden genoemd. Mijn fractie vraagt zich af of de verschillende overgangsfasen en de tijdelijke afwijkende regelingen de effectiviteit en de mate van betrouwbaar bestuur niet aantasten. De PVV staat dan ook niet achter het uitgangspunt van dit kabinet dat bij de integratie van de BES aanvankelijk de bestaande Nederlands-Antilliaanse regelgeving zo veel mogelijk blijft gelden en dat deze geleidelijk wordt vervangen door Nederlandse wetgeving. Er wordt volgens ons te veel de nadruk gelegd op de overgangsfase, terwijl de noodzakelijke wijzigingen veel adequater en concreter moeten worden doorgedrukt.

Het moge duidelijk zijn dat de PVV vindt dat de nieuwe openbare lichamen zich volledig, in ieder geval wat betreft de grondwettelijke rechten zoals het homohuwelijk, euthanasie en abortus, moeten conformeren aan de bestaande Nederlandse wetgeving. De andere opties moeten totaal worden uitgebannen.

Ik heb een aantal opmerkingen, om te beginnen over de wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De toetreding van de BES-eilanden brengt mee dat de verantwoordelijkheid van Nederland voor de nationale veiligheid zich ook gaat uitstrekken tot deze drie landen. De AIVD en MIVD worden dus aldaar de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Met name de taak van de AIVD is hier van belang, aangezien hij al onderzoekstaken in de civiele sector verricht. Mijn fractie vraagt zich af wanneer de nieuwe openbare lichamen volledig voldoen aan deze wet, aangezien inlichtingen en veiligheid van cruciaal belang zijn voor Nederland. Is de inwerkingstelling van deze wet adequaat geregeld bij de officiële incorporatie van de eilanden in het Nederlandse staatsbestel? Welke voorzieningen dienen te worden gerealiseerd om veilig te kunnen communiceren tussen het hoofdkantoor in Zoetermeer en de nieuwe vestigingen op de eilanden?

Daarnaast heb ik een opmerking over de Wet identiteitskaarten BES. De PVV maakt zich zorgen over de identiteitskaart op de Antillen, de zogenoemde sedula. Deze heeft een laag beveiligingsniveau en zal na de transitie voorlopig blijven bestaan. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het relatief lage beveiligingsniveau van de sedula wordt ingeperkt door de relatief beperkte toepassing ervan. Deze opmerking neemt echter de zorg van mijn fractie op dat gebied niet weg, en de "methode-Leerdam" al helemaal niet. De PVV wil graag weten welke gevolgen deze primitieve identiteitskaart heeft voor Nederland, aangezien deze kaart in de praktijk momenteel als reisdocument geldt binnen de Nederlandse Antillen en er ook in toekomstige situaties wordt gestreefd naar afspraken tussen de BES-eilanden aan de ene kant en Curaçao, Sint-Maarten en Aruba aan de andere kant over de geldigheid van de sedula als reisdocument. Ik moet eigenlijk zeggen: officieus reisdocument. Wij vragen ons af in welke mate de inwoners en ook legale vluchtelingen van de andere eilanden met dat identiteitskaartje naar de BES-eilanden en dus naar Nederland kunnen komen. De staatssecretaris heeft gezegd dat de sedula nu geen enkele geldigheid in Nederland of bij de toelating tot Nederland heeft en dat dit ook zo blijft. Betekent dit dus dat inwoners van andere eilanden met hun sedula geen toegang meer krijgen tot de BES-eilanden? Ik zou op dit punt graag een meer specifieke reactie van de staatssecretaris krijgen.

In 2010 wordt een inventarisatie uitgevoerd van de gevolgen van het op termijn overgaan naar de Nederlandse identiteitskaart. Tenzij uit de inventarisatie blijkt dat er valide argumenten zijn tegen een overgang naar de Nederlandse systematiek, zullen deze maatregelen dus worden doorgevoerd. Kan de staatssecretaris voorbeelden noemen van valide tegenargumenten? De PVV pleit voor een afschaffing van de sedula en voor een gelijkschakeling van de regels op dit gebied tussen Nederland en de openbare lichamen.

Dan kom ik bij de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES. De PVV merkt op dat alle Nederlandse huwelijken en geregistreerde partnerschappen, dus ook verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht, in de basisadministratie van de BES-eilanden komen te staan. Hoe verhoudt deze mogelijkheid zich tot de weigering van de BES-eilanden op dit moment om het homohuwelijk toe te staan? Waarom kiest de regering er niet voor om het huwelijksrecht in overeenstemming te brengen? Hoe is dat geregeld voor gehuwde homo's die naar de BES-eilanden gaan verhuizen?

De PVV heeft kennisgenomen van de wijziging van de rol van de Koninklijke Marechaussee op de BES-eilanden. Zij is bevoegd bijstand te verlenen aan de politie op de openbare lichamen. De PVV vraagt zich af op welke wijze zij een rol gaan spelen in de controle op de vreemdelingenwetgeving op de eilanden. Er zijn rapporten die daar voor de nabije toekomst schrikbarende gevolgen van zien. Hoeveel marechaussees worden er gestationeerd op de eilanden?

De PVV benadrukt dat overal in Nederland dezelfde belastingwetgeving moet gelden, dus alle belastingwetgeving. Wij vragen ons af in welke mate de fiscale stelselwijzigingen op de BES-eilanden gevolgen zullen hebben voor de belastingregelingen in Nederland. Ik sluit mij aan bij de woorden van die leden die vinden dat we dit allemaal integraal hadden moeten afregelen, in één pakket, want we hebben nu geen overzicht. Welke argumentatie heeft het kabinet voor deze afzonderlijke discriminatoire regeling binnen Nederland? Uniformiteit is wat ons betreft juist noodzakelijk. Als de eilanden als openbaar lichaam onderdeel willen uitmaken van Nederland, dienen zij aan dezelfde fiscale voorwaarden te voldoen.

Dan kom ik bij artikel 8.17: wijziging Wetboek van Strafrecht. De PVV vindt het een vreemde zaak dat het Nederlandse Wetboek van Strafrecht niet van toepassing zou zijn in de openbare lichamen en vraagt zich af in hoeverre dit leidt tot rechtsongelijkheid binnen Nederland. Het "ne bis in idem" zal ook gelden binnen de nieuwe staatkundige relatie tussen Nederland en de openbare lichamen. Dit hangt samen met artikel 40 van het Statuut, op grond waarvan vonnissen in het gehele Koninkrijk kunnen worden uitgevoerd. Beslissingen die zijn ingegeven door een rechter in Nederland of op de BES-eilanden worden daarbij gelijkgesteld. Binnen Nederland zullen vonnissen gewezen in het Europese deel of in de openbare lichamen als gevolg overal executabel zijn. Dit betekent dus dat vonnissen die op de BES-eilanden worden uitgesproken, ook gelden voor het Europese deel, terwijl er twee verschillende wetboeken van strafrecht actief zijn. Kan de staatssecretaris aangeven wat hier specifiek de gevolgen van kunnen zijn en waarom er voor deze systematiek is gekozen?

Vervolgens kom ik bij artikel 8.18: wijziging van het Wetboek van Strafvordering. De PVV ziet een grote discrepantie tussen het feit dat dit kabinet het grote belang van een volledige herziening van het Caribische strafrecht onderschrijft en het feit dat het kabinet het bestaande wetboek op de Antillen als uitgangspunt neemt voor het ontwerpwetboek. Op welke termijn kan in de openbare lichamen een nieuw wetboek van strafrecht worden geïntroduceerd? De PVV is blij dat het kabinet werk maakt van de aanpassing van het Caribische strafrecht naar internationaal geaccepteerde maatstaven. De PVV is zeker van mening dat de doodstraf zo snel mogelijk moet worden afgeschaft en is ook blij dat dit gaat gebeuren. Dit proces naar een internationaal geaccepteerde rechtsorde kan volgens ons wel worden versneld. Tegelijkertijd is de PVV niet blij met het feit dat bij de aanpassing van het wetboek enkele relevante punten ongemoeid zijn gelaten. Aspecten zoals abortus en euthanasie moeten zo snel mogelijk adequaat op de Nederlandse wetgeving worden afgestemd. Het is wat ons betreft buigen of barsten voor de BES-eilanden, ook met betrekking tot deze, in de woorden van de staatssecretaris, culturele en levensbeschouwelijke factoren. Op welke termijn worden zaken als euthanasie en abortus op de BES-eilanden gelijkgeschakeld aan de Nederlandse regelgeving? Gaat dit überhaupt wel ooit gebeuren? Waarom kan de staatssecretaris daar wel "ja" op zeggen en een garantie geven, maar waarom kan ze niet een termijn geven?

Het kabinet geeft aan dat bij de inwerkingtreding van het stelsel van minimumstraffen op de Nederlandse Antillen aarzelingen bestaan over de eisen, en over het opleggen van de in de wet vastgestelde minimumstraffen. Daarnaast dreigen telkens executieproblemen, waarbij het achterwege blijven van executie als uitermate onbevredigend moet worden beschouwd. Deze omstandigheden hebben mede geleid tot intrekking van het voorstel. De minimale straffen vervallen dus. De PVV vindt dit een schande en vraagt het kabinet voet bij stuk te houden en zich niet te laten piepelen door die eilanden. De in de Nederlandse wet vastgestelde minimumstraffen moeten gewoon worden doorgevoerd. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris.

De PVV betwijfelt of met het nieuwe ontwerpwetboek adequaat kan worden opgetreden tegen corruptie op de eilanden. Ik zie graag een duidelijke en uitvoerige uitweiding van de staatssecretaris over dit onderwerp voor de nabije toekomst.

Dan kom ik bij de vreemdelingenwetgeving. Nederland en de eilanden hebben afspraken gemaakt over vreemdelingen die tijdelijk werken op de eilanden. Zo komen de arbeidsmigranten de eerste vijf jaar niet in aanmerking voor een uitkering. Ook zouden werkgevers die een tijdelijke werkvergunning krijgen voor een werknemer van buitenaf, verplicht moeten worden om tegelijkertijd een lokale kracht op te leiden. Op die manier wordt volgens de minister van SZW voorkomen dat de volgende keer weer iemand van buitenaf gevraagd moet worden terwijl een eilandbewoner geen werk heeft. De PVV vraagt zich af op welke wijze bovenstaande afspraken – het lijken mij goede afspraken – worden nageleefd. Mijn fractie is blij dat de Wet arbeid vreemdelingen onder directe verantwoordelijkheid van de Nederlandse minister wordt uitgevoerd en dat dit inhoudt dat de minister bevoegdheid heeft om tewerkstellingsvergunningen te verlenen, te verlengen en in te trekken. De PVV vraagt zich af welke specifieke voorwaarden worden vastgelegd om te voorkomen dat deze vreemdelingen in groten getale naar het Europese deel van Nederland afreizen.

De PVV maakt zich zorgen over de opmerkingen van de staatssecretaris over het niet toepassen van het koppelingsbeginsel. In hoeverre kan zij voorkomen dat vreemdelingen die niet rechtmatig verblijven, automatisch recht hebben op uitkeringen, voorzieningen en verstrekkingen, mede aangezien een verstrekking uit het bevolkingsregister op de eilanden nu nog niet ontwikkeld is en de sedula ook aan legale vluchtelingen wordt verstrekt.

Dan kom ik bij artikel 8.31: wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES. De PVV vindt het buitengewoon vreemd dat in het wetboek zoals dit voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zal komen te gelden het procesrecht zoveel mogelijk wordt omschreven als eenvormig en geldend voor alle landen en gebieden van jurisdictie van het gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten en van de BES-eilanden. De PVV vindt namelijk dat deze nieuwe openbare lichamen zich moeten houden aan het Nederlandse procesrecht, mede omdat de wetgeving van de BES-eilanden steeds meer op de Nederlandse wetgeving moet gaan lijken in de toekomst.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. Je kunt wel merken aan de bijdragen dat deze wetstekst 479 pagina's heeft. Dat is natuurlijk nogal wat, en het is logisch dat er het een en ander over gezegd wordt. Ik wil wel toegeven dat het alomvattende zicht hierop bij mij ontbreekt. Wij hebben natuurlijk wel ons best gedaan. Als ik naar het pakket kijk, vermoed ik dat er tamelijk alomvattend geregeld wordt welke regels van toepassing zijn op de openbare lichamen van de BES-eilanden.

Artikel 2.10 op pagina 15 regelt bijvoorbeeld de aanpassing van de Pensioenwet ambtenaren BES. Ook de Crematiewet, de Gratiewet en de arbeidswetten worden aangepast. Sommige aanpassingen zijn tijdelijk, andere definitief. Het is wel duidelijk dat het "work in progress" is. De Raad van State heeft bijvoorbeeld enkele onderwerpen genoemd waarin de wetstekst niet voorzag. Ik ben ervan overtuigd dat er is gestreefd naar alomvattendheid, maar dat neemt niet weg dat er gaandeweg regelingen opduiken waarvoor geen aanpassing is voorzien. Dat roept bij de fractie van GroenLinks toch een paar vragen op. Bestaat er op dit moment een alomvattend overzicht van wet- en regelgeving dat binnen afzienbare termijn op de schop wordt genomen? Kan het voorkomen dat wordt teruggekomen op de wijzigingen die nu worden voorgesteld, bijvoorbeeld omdat wijzigingen, achteraf beschouwd, geen of onvoldoende recht doen aan de lokale context? Kan het kabinet de Kamer bij de implementatie van al deze wijzigingen informeren?

In de nota naar aanleiding van het verslag, om precies te zijn in stuk 31959, nr. 6, pagina 8, geeft de staatssecretaris op ons verzoek een uiteenzetting over welke gevolgen de aanpassingswet zal hebben voor medische zorg, onderwijs en sociale zekerheid. Die onderwerpen hebben ons altijd na aan het hart gelegen en als BES-burgers ergens de voordelen van moeten ondervinden, is het wel op die onderwerpen. De medische infrastructuur zal snel verbeterd worden. De ziektekostenverzekering dekt voor iedereen de kosten van curatieve en langdurige zorg. Het onderwijsniveau zal hoger worden. Elke werknemer zal kunnen rekenen op een ziektekostenverzekering. Sociale verzekeringen zullen, aangepast aan lokale maatstaven, een aanvaardbaar voorzieningenniveau bieden. Dat zijn resultaten om trots op te zijn. Ik realiseer mij wel dat veel van deze punten nog nader uitgewerkt moeten worden. Ik ga ervan uit dat het uiteindelijk resultaten zullen zijn waar we trots op kunnen zijn. Ik hoop niet dat ik daarin zwaar wordt teleurgesteld, want dit zijn voor ons essentiële punten van deze hele exercitie.

Het gaat ook over zaken als vennootschapsbelasting. De heer Van Raak, maar ook anderen, hebben daar een groot punt van gemaakt. Dat lijkt mij ook zeer terecht, want een hogere belastingdruk is voor ons zeer bespreekbaar, zeker voor degenen die dat kunnen betalen. Dat is natuurlijk ook een vorm van solidariteit, dat je de rekening in een dergelijk proces neerlegt bij degenen die deze het best kunnen betalen. Ik heb hierover een principiële vraag aan de staatssecretaris: zal dit het uitgangspunt zijn bij dit soort uitwerkingen? Het gedoe rondom de vennootschapsbelasting zit de GroenLinks-fractie ook niet lekker. Daar moet wel opheldering over komen, want wij gaan niet voor bedrijven en pensionado's de zaak nog comfortabeler maken op de BES-eilanden. Ik vraag de staatssecretaris om hierover helderheid te geven. Het moet niet zo zijn dat we het voor degenen waarbij de nood het hoogst is, nog lastiger en ingewikkelder maken. Als dat de uitkomst zou zijn van dit proces, zijn we echt totaal verkeerd bezig.

We hebben vandaag al flink wat gesteggeld over het homohuwelijk, abortus en euthanasie. Bij een huwelijk gaat het meestal als volgt: praatje, praatje, praatje, nog wat persoonlijke dingen en uiteindelijk zeg je "ja, ik wil". Je zegt dan niet: ja, ik wil misschien. Als dat het antwoord is op de vraag tijdens zo'n huwelijksplechtigheid, zou ik denken: wat is deze verbintenis waard? Wij praten hier vandaag ook over een soort verbintenis. Daar hoort ook het homohuwelijk bij, niet alleen het registreren, maar ook het mogelijk maken van de verbintenis. Wij hebben indertijd, toen wij in Nederland spraken over het homohuwelijk, ook een debat met onze achterban gehad. Er waren heel veel mensen die het huwelijk absoluut burgerlijk vonden. Nu zijn er van die brave mensen van gelijk geslacht die met elkaar een huwelijk willen aangaan, en dan gaan we daar een potje moeilijk over zitten doen. Dat moeten we niet op die manier doen. Termijnen van vijf jaar zijn voor de GroenLinks-fractie absoluut onacceptabel. Het gaat hier om mensenrechten binnen ons Koninkrijk en daar valt wat ons betreft niet mee te marchanderen, met andere woorden, deze kunnen geen onderdeel zijn van geven en nemen in de onderhandelingen. Het zijn essentiële punten die wij op een goede manier moeten organiseren. Wat mij betreft is op 10-10-10 de kogel door de kerk voor deze onderwerpen en wordt er van beide kanten gezegd: ja, ik wil. Laat ik heel helder zijn, het hoeft niet. Het is niet zo dat Ineke van Gent nu zegt dat iedereen een homo- of heterohuwelijk moet sluiten of dat euthanasie of abortus verplicht is. Dat is natuurlijk complete onzin. Het gaat erom dat je deze fundamentele rechten binnen ons Koninkrijk regelt, hoe moeilijk dat bij sommige mensen ook ligt. Ik heb daar overigens alle respect voor. Je moet mensen wel vrij laten zijn in hun opvattingen over dit soort ethische kwesties, maar we gaan daar niet verschillend in opereren binnen ons Koninkrijk. Dat is voor de GroenLinks-fractie niet bespreekbaar. Daarom heb ik met de heer Remkes op deze drie onderwerpen amendementen voorbereid.

Op pagina 146 van de memorie van toelichting kondigt de staatssecretaris een separaat wetsvoorstel aan voor expliciete aandacht voor het milieu. Dat is natuurlijk een ander punt dat voor de GroenLinks-fractie van groot belang is, maar bijvoorbeeld ook voor de heer Van Bochove en voor anderen. Ik doe even de heer Van Raak na: het is eigenlijk zo logisch dat we dit wonderschone gebied, een van de mooiste natuurgebieden op aarde, niet verklooien. We moeten dat op een goede manier gaan regelen. Op welke termijn volgt hierover nadere informatie? Dit is natuurlijk niet een soort aanhangsel van de hele wetgeving; dit is voor ons een integraal onderdeel.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Gezien de tijd zal ik niet in herhalingen vervallen. Mijn inleiding bij de behandeling van het vorige wetsvoorstel geldt ook voor dit wetsvoorstel. Het was inderdaad een pakket van bijna 500 pagina's. Het was voor mij heel erg moeilijk om hiermee op een goede en zorgvuldige manier om te gaan. Ik ben in ieder geval in afwachting van de beantwoording van de vragen van mijn collega's.

Is het misschien mogelijk dat de Kamer een schematisch overzicht krijgt van de route: welke wetgeving blijft BES, welke wetgeving is tijdelijk, welke is structureel? Graag ook met de legitieme gronden van de differentiatie erbij, want ik merk dat we allemaal onze eigen legitimatie aan de differentiatie gaan geven. Dan wordt het moeilijk debatteren.

Ik heb een opmerking over de invoering van de Wet op het onderwijstoezicht. Er is duidelijk voor gekozen om deze wet van toepassing te laten zijn. Dat is ook begrijpelijk, we moeten staan voor kwaliteit van onderwijs. Maar er wordt wel melding gemaakt van een aanloopperiode. Hoe lang gaat deze duren?

Ik ben ook benieuwd naar de verhouding tussen de rijksvertegenwoordiger en alle rijksinspecties die op de eilanden gaan optreden.

Tot slot wil ik het volgende zeggen. Het zal geen geheim zijn dat voor de ChristenUnie het homohuwelijk en abortus- en euthanasiewetgeving nog jaren en jaren op zich mogen laten wachten.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Wij praten hier gewoon over hoe wij dit binnen ons Koninkrijk regelen. Hebt u ook een lijstje van uitzonderingen van wat men op de BES-eilanden en de Antillen niet prettig vindt aan de Nederlandse wetgeving? Nou, dat doen we gewoon niet, en de rest doen we wel. We kunnen hier toch niet selectief in winkelen? Staat de ChristenUnie dat voor of gaat het alleen over deze drie ethische kwesties?

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Mevrouw Van Gent beticht mij van iets wat ze zelf doet. Ik heb juist aangegeven dat ik een schematisch overzicht wil hebben. Het is op deze manier heel moeilijk om te debatteren. Iedereen heeft zijn politieke standpunt bepaald. De heer Van Raak en mevrouw Van Gent vinden dat het zo snel mogelijk moet gebeuren, en ik zeg dat het zo lang mogelijk uitgesteld mag worden. Dat is ons politieke standpunt.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Dat is heel eerlijk, maar mijn vraag was hoe selectief u vindt dat er gewinkeld kan worden binnen de wetgeving in het Koninkrijk en in de nieuwe verhouding tussen BES-eilanden en Nederland. Ik vind dit een vrij principiële kwestie. Of wilt u de punten in de Nederlandse wetgeving die ChristenUnie niet bevallen integraal doorvoeren in de structuur zoals we die nu afspreken? Dat vind ik raar.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Ik winkel niet selectief, dat doet u. Ik heb in de voormiddag al gezegd dat er inderdaad selectief geshopt wordt. Dat doen wij gewoon niet. Daarom heb ik gevraagd om een schematisch overzicht. De heer Remkes heeft ook heel duidelijk aangegeven dat er soms sprake is van implementatie, soms van gewenning, en dat er soms een bepaalde route gelopen moet worden. Iedereen heeft zijn politieke standpunt uitgesproken over deze drie ethische kwesties. Bij dezen doet de ChristenUnie dat ook.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Ik word nu tot twee keer toe van selectief winkelen beschuldigd en dat kwetst mij een beetje. Nu wil ik wat bewijzen horen. Ik hoor graag van mevrouw Ortega een "boodschappenlijstje" van onderwerpen waarbij ik selectief aan het winkelen ben.

De heerVan Raak(SP)

Het gaat hier om een dieper probleem, een fundamenteel probleem. Mevrouw Ortega heeft haar punten, andere sprekers hebben hun punten en volgens mij heeft dat te maken met de vraag welke wetten wel of niet moeten worden overgenomen of veranderd of welke nieuwe wetten er zouden moeten komen en met het feit dat de criteria daarvoor wel bijzonder vaag zijn. Het zijn kleine eilanden, ver van Nederland. De regering heeft niet per wetsvoorstel aangegeven wat voor haar de criteria zijn. Het probleem is niet dat wij gaan shoppen, maar het probleem is dat alle wetten die wij vandaag behandelen voortkomen uit selectief shoppen in de zin van politieke compromissen en niet van een politiek idee. Dat zou ik nu zo graag maandag van de staatssecretaris hebben. Ziet mevrouw Ortega dit fundamentele probleem van wetgeving niet?

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Nee, dat zie ik niet. Ik heb al een aantal punten van zorg naar voren gebracht en als het goed is, krijg ik daar maandag antwoord op.

De voorzitter:

Laten wij hiermee de discussie over de aanpassingswet maar beëindigen en overgaan naar de opzegging van verdragen.

Het wetsvoorstel Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging van verdragen voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (32047);
de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 september 2009 over het voornemen tot opzegging van verdragen voor de BES-eilanden, waarnaar wordt verwezen in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel 32047 (32047, nr. 5).

De voorzitter:

Wil een uwer hier nog een opmerking over maken?

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. Het valt te betreuren dat de regering alleen kan aangeven dat in het algemeen uitvoeringswetgeving bestaat. Ten aanzien van het Europees Verdrag inzake bescherming van het archeologisch erfgoed heeft de CDA-fractie aangetoond dat deze uitvoeringswetgeving ontbreekt. Of dat een incident is, wordt niet duidelijk en of dat inderdaad geen gevolgen heeft, zoals de regering betoogt, evenmin. Is de regering doende om een inventarisatie te maken van ontbrekende uitvoeringswetgeving? Het niet van kracht zijn van het Weens Koopverdrag, United Nations Convention on contracts for the international sales of goods, op de Nederlandse Antillen berust, althans voor zover na te gaan, op een nalatigheid van de wetgever. Voor Aruba is het verdrag direct op het moment van verkrijgen van de status aparte geldig verklaard. Moeten voor de BES-eilanden alle nalatigheden van de Nederlands-Antilliaanse wetgever een rol blijven spelen? Ligt het niet meer voor de hand om hier een moderniseringsslag te maken?

Is door een of meer van de BES-bestuurscolleges aangedrongen op het mede gelding geven aan het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden – Raad van Europa van 5 november 1992 – en om tot een bescherming van het Papiaments of het Engels onder deel 3 van dat handvest te komen?

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. De PvdA-fractie constateert enerzijds dat diverse verdragen selectief niet voor de BES-eilanden van kracht zullen worden, maar wel gelden voor de rest van Nederland en anderzijds dat verdragen die op dit moment gelden voor het land de Nederlandse Antillen blijven gelden voor de BES-eilanden, maar niet van kracht worden voor het Europese deel van Nederland. Wij hebben vragen gesteld over de stelling van de regering dat de aansluiting van de BES-eilanden bij Nederland niet inhoudt dat alle thans voor Nederland maar niet voor de Nederlandse Antillen geldende verdragen van toepassing moeten worden op de BES-eilanden. De regering zegt van mening te zijn dat artikel 29 van het Verdrag van Wenen ten grondslag ligt aan de beslissing of een verdrag voor het Europese deel van Nederland geldt of juist voor het Caribisch deel van Nederland. Wij vragen ons af welke precedenten hiervoor in het internationaal volkenrecht bekend en vergelijkbaar zijn en welke jurisprudentie van internationale gerechtshoven hierop van toepassing is, of die wel of geen blijvende hindernis vormen en welke nadere wijziging van het Statuut of de Grondwet hierdoor wenselijk c.q. noodzakelijk worden.

Wij hebben gevraagd of de vijf verdragen die strekken tot bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie die de regering van toepassing wil verklaren op de BES-eilanden zonder aanpassing inderdaad wel toegepast kunnen worden.

Wij zouden ons er heel goed in kunnen vinden als aangepaste strafbaarstellingen van valsheid in geschrifte, corruptie, witwassen en fraude met EU-subsidies worden opgenomen in het Wetboek van Strafrecht BES en dat bepaald wordt dat partijen op strafrechtelijk gebied dienen samen te werken.

Zijn de BES-eilanden in staat om direct na de transitie de EU-verdragen uit te voeren? Zo niet, welke maatregelen moeten er dan volgens het kabinet genomen worden om ervoor te zorgen dat dit wel kan? Worden de genoemde partijen op strafrechtelijk gebied verplicht om met elkaar samen te werken en, zo ja, op welke wijze?

Wij hebben er kennis van genomen dat volgens de regering nog niet op alle terreinen al invulling kan worden gegeven aan de beleidsaanpassingen en dat diverse ministeries hebben aangegeven meer tijd nodig te hebben om over voor- en nadelen en de mogelijkheden voor toepassingen na te denken. Wij vernemen graag om welke ministeries het gaat en op welke termijn mag worden verwacht dat uitsluitsel kan worden gegeven over de verdragen die in de toekomst moeten gelden op de BES-eilanden.

De PvdA-fractie begrijpt dat door de BES-eilanden met steun van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een verkenning wordt opgezet die moet leiden tot de implementatie van het Verdrag van Valletta. Zij deelt de mening van de regering dat dit verdrag ook op de BES-eilanden van toepassing moet worden om de bescherming van de monumenten ook op de lange termijn te garanderen. Kan de regering aangeven hoe deze verkenning in zijn werk zal gaan en op welke termijn die naar verwachting zal zijn afgerond?

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. Wij hebben ook enkele opmerkingen over dat Verdrag van Valletta. In Nederland heeft dat de archeologiebeoefening volledig op zijn kop gezet. Als er gebouwd wordt, moet er onderzoek worden gedaan. Dat heeft de archeologie in Nederland aanzienlijk veranderd. Er is een markt gekomen, er wordt veel opgegraven en nauwelijks nog iets verwerkt. Als dit verdrag wordt overgenomen, kan dat alleen maar heel vergaande gevolgen hebben voor Bonaire, Saba en Statia. Iedere keer als men daar iets in de grond wil gaan doen, moet er eerst onderzoek worden gedaan. In onze bijdrage hebben wij gesteld dat wij er alle begrip voor hebben dat de staatssecretaris hiervoor de tijd wil nemen, want het is inderdaad nogal wat. Wij zijn het ermee eens dat dit niet per se prioriteit heeft, want dan hebben wij liever de vennootschapsbelasting omhoog. In de nota lees ik dat het toepassen van het Verdrag van Valletta op de BES-eilanden geen gevolgen heeft voor de huidige regelgeving, maar daar kan ik mij echt niets bij voorstellen. Als dat het uitgangspunt is, ben ik alsnog zeer verontrust. Dat verdrag heeft zonder meer vergaande gevolgen voor de archeologiebeoefening op Bonaire, Saba en Statia. Daarom vraag ik de staatssecretaris om toch maar enige haast te maken, omdat ik vrees dat het anders misgaat.

De voorzitter:

Aangezien zich geen verdere sprekers melden, sluit ik dit onderdeel af.

De brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 20 november 2009 over de oprichting Stichting BES pensioenfonds (32223, nr. 1);
de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 3 december 2009 over het verzoek van de commissie om niet over te gaan tot de oprichting van de stichting BES pensioenfonds (32223, nr. 2);
de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 24 december 2009 over het vaststellen van Nederlands-Antilliaanse regelgeving (31568, nr. 64).

De heerVan Bochove(CDA)

Voorzitter. Het arbeidsvoorwaarden- en rechtspositiepakket van de Nederlands-Antilliaanse ambtenaren, zoals neergelegd in Antilliaanse regelgeving, zal worden overgenomen, zo schrijft de regering. Er ontstaat, passend in het Nederlandse sectorenmodel, een nieuwe sector, de sector BES. De CDA-fractie stemt hiermee in. Gezien de omstandigheden, vindt zij het een verstandige keuze om te komen tot een nieuwe private pensioenstichting en om het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen los te laten. Dat past ook bij de nieuwe ontwikkelingen. De CDA-fractie deelt ook de opvatting van de regering dat elk land zelf de volledige verantwoordelijkheid voor en de gevolgen van de pensioenvoorziening voor ambtenaren moet kunnen dragen. De regering overtuigt ons echter niet als het gaat om de vraag waarom dit niet het ABP kan zijn. Voor- en nadelen van de door haar gemaakte keuze lijken subjectief uitgewerkt. Wat zijn volgens haar bijvoorbeeld de voordelen van aansluiting bij het ABP? Daarnaast gaat zij niet in op bijvoorbeeld de bijdrage die BZK moet leveren voor het oprichten en het in stand houden van een apart pensioenfonds. Is de dekkingsgraad van een nieuw pensioenfonds voldoende of vraagt dit een aanvullende bijdrage van BZK? Is de solidariteit binnen het ABP niet daarin gelegen dat die dekkingsgraad gezamenlijk kan worden opgevangen? Hoe zit het nu precies met de waardeoverdracht van het APNA naar een nieuw pensioenfonds? Wat wordt er nu precies overgedragen en is het wel voldoende om te zijner tijd tot uitkeringen te komen of moet er extra aan worden toegevoegd door BZK?

Voorzitter. Wanneer is de totstandkoming van de wetgeving inzake de aanvullende pensioenen voorzien en wanneer kan de Kamer beoordelen wat hier nu precies naar de opvatting van de regering onder gaat vallen? Ik sluit met mijn opmerkingen eigenlijk aan bij datgene wat onder anderen door de heer Remkes aan het begin van dit debat is gevraagd, namelijk waarom nu specifiek voor deze kleine groep eilanden het wiel uitvinden en een zelfstandige positie creëren, terwijl er in Nederland bijvoorbeeld aangesloten kan worden bij zo'n fonds als het ABP?

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. De PvdA heeft geen bezwaar tegen de oprichting van deze stichting. Ik kan mij echter voorstellen dat de suggestie van de heer Remkes en zo-even nog van de heer Van Bochove over het ABP nog wel even de nodige uitleg vraagt. Het belangrijkste van de discussie lijkt mij de vraag of je voor de pensioenvoorziening voor het overheidspersoneel van de BES-eilanden verplicht aansluiting zoekt bij het ABP of dat de BES-eilanden zelf de verantwoordelijkheid gaan dragen voor de pensioenvoorziening van de eigen ambtenaren. Wij hebben kennisgenomen van de argumenten van de minister tegen het aansluiten van de nieuwe regeling bij het APNA en kan zich vinden in haar voornemen om de pensioenregeling onder te brengen bij een privaat fonds met een eigen paritaire bestuur van sociale partners. Van belang is dat er een pensioenvoorziening komt, ingericht naar de eigen lokale omstandigheden en dat die onderdeel gaat uitmaken van het totale arbeidsvoorwaardenoverleg tussen sociale partners op de BES-eilanden. In de brief 32223, nr. 1, onder 8, planning, staat dat de voorbereidingen erop zijn gericht dat het fonds per 1 januari 2010 wordt opgericht en dat er voor die tijd met de Antilliaanse vakbonden zal worden gesproken. Wat is de conclusie van deze gesprekken en hoe kijken de Antilliaanse vakbonden tegen dat nieuwe pensioenfonds? Is er draagvlak en, zo nee, waarom niet?

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter. Waar het de uitvoering betreft, beluister ik toch ook enige twijfel bij collega Leerdam. Is hij met mij van mening dat een zeer gering aantal deelnemers het minder gemakkelijk maakt om tot verantwoorde risicospreiding in het beleggingenbeleid te komen? Is hij het met mij eens dat een gering aantal deelnemers de uitvoeringskosten relatief hoog maken en dat dit type omstandigheden op zijn minst aanleiding zou moeten zijn om nog eens even met verstand te kijken naar alternatieven die ook zo hun voordelen kunnen hebben?

De heerLeerdam(PvdA)

Voorzitter. Heel kort: mee eens!

De heerVan Raak(SP)

Voorzitter. Ik kan dit toch niet los zien van de schulden van de eilanden die voor een groot deel zijn ontstaan doordat pensioenpremies voor politici en ambtenaren niet zijn geïnd. Dat heeft natuurlijk ook zo zijn gevolgen voor de toekomst. Als dat pensioenfonds er al komt, hoeveel geld komt er dan in? De heer Remkes heeft daar al enkele opmerkingen over gemaakt. Het gaat om een klein aantal mensen. Hoe zal het uitgevoerd worden, hoe wordt ervoor gezorgd dat het pensioenfonds ook geld krijgt? Zullen er nu wel premies worden geïnd? Om dat te verzekeren, lijkt het ook mij wel handig om het aan te sluiten bij het ABP.

De heerBrinkman(PVV)

Voorzitter. De PVV vindt een ruimere pensioenregeling voor de BES-eilanden in vergelijking met die in Nederland in ieder geval onaanvaardbaar. De rechtspositieregels van de sector Rijk of gemeenten moet ook van toepassing worden op het overheidspersoneel van het overzeese gedeelte van Nederland. De hierover gemaakte afspraken dienen wat ons betreft te worden teruggedraaid. Met andere woorden: er moet worden afgezien van het sectorenmodel. Ondanks dat de PVV wel blij is dat het APNA naar Nederlands voorbeeld onder wordt gebracht in een private uitvoeringsorganisatie stelt onze fractie zich wel de vraag waarom er geen aansluiting kan worden gevonden bij het ABP, zoals enkele voorgaande sprekers ook hebben gevraagd. Kan de staatssecretaris ingaan op de mogelijke voordelen van aansluiting bij het ABP, zoals rendementswinst, schaalvoordelen in de uitvoeringskosten? Waarom heeft zij niet evenwichtig gekeken naar deze voordelen bij haar besluit om de nieuwe stichting pensioenfonds BES op te richten? Ik vraag daar specifiek naar, want ik kan echt niet begrijpen wat de redenen zijn om tot dat nieuwe fonds te komen.

De heerVan Bochove(CDA)

Ik begrijp dat de heer Brinkman geen voorstander is van het sectorenmodel, maar daarmee blaast hij ook het hele pensioenstelsel in Nederland op dat enkele jaren geleden juist zo keurig in dat sectormodel is opgebouwd. Nu de sector BES wordt voorgesteld, zou er wel voor kunnen worden gepleit om aan te sluiten bij de sectoren Rijk en gemeente, maar de heer Brinkman wil toch niet het hele sectormodel opblazen?

De heerBrinkman(PVV)

Volgens mij heeft mijn collega Van Dijck daar al eens een keer iets over gezegd. Wij zien het sectorenmodel in ieder geval anders. Eerlijk gezegd heb ik het misschien wat kort geschetst, maar ik heb hier niet zo veel verstand van en ga er dan liever ook niet verder op in.

Voorzitter. Er zijn op dit moment veel problemen met het APNA. In welke mate worden die meegenomen naar het nieuwe fonds en in hoeverre heeft die stichting een relatie met de budgetten voor de schuldsanering? Worden bijvoorbeeld de kosten van de op- en inrichting van het BES-pensioenfonds betaald uit het geld dat voor de schuldsanering beschikbaar is of betaalt BZK dat? Hoe wordt dat geregeld en welke afspraken zijn daarover gemaakt? Zijn er tot nu nog verdere betalingsachterstanden bij het APNA ontstaan?

De pensioenleeftijd op de BES-eilanden is momenteel 60 jaar en dus in afwijking met de Nederlandse wetgeving. Nu heeft minister Donner in de media laten weten dat de pensioenleeftijd op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba van 60 naar 65 jaar wordt verhoogd als die Antilliaanse eilanden volgend jaar op 10 oktober bijzondere gemeenten worden van Nederland. Hoe staat het met deze toezegging? De PVV vindt dat bij ophoging van de pensioengerechtigde leeftijd in Nederland naar 67 jaar de openbare lichamen evenredig hun pensioengerechtigde leeftijden moeten laten stijgen. Zal deze verhoging ook op de BES-eilanden worden ingevoerd? Ik weet dat de gemiddelde levensverwachting op deze eilanden lager is en dat dit een van de redenen is voor een lagere pensioengerechtigde leeftijd, maar in mijn familie is altijd gezegd dat nog nooit iemand van werken is overleden. Misschien is dat juist wel een mogelijkheid om die gemiddelde leeftijd omhoog te krijgen.

De heerRemkes(VVD)

Beluister ik nu een koerswijziging van de PVV-fractie in de AOW-discussie?

De heerBrinkman(PVV)

Nee, wij zijn erop tegen, maar als men in Nederland tot 67 jaar moet werken, dan vinden wij dat dit ook moet gelden voor deze drie nieuwe openbare lichamen. Gelijke monniken, gelijke kappen en, nogmaals, van werken is nog nooit iemand overleden. Dat krikt gelijk ook de gemiddelde leeftijd omhoog, dus daarom ook maar lekker aan het werk blijven. Ook al is de pensioengerechtigde leeftijd 65 jaar, dan betekent dat nog niet dat mensen ook moeten stoppen met werken, want wij zijn een groot voorstander van versoepeling van de desbetreffende regelgeving, zodat men door kan blijven werken na de pensioengerechtigde leeftijd.

Voorzitter. Zoals gezegd vindt onze fractie een ruimere pensioenregeling op alle vlakken onaanvaardbaar. Gelijkschakeling aan de Nederlandse situatie moet zo veel mogelijk worden bewerkstelligd gelet op de verschillende regelingen met betrekking tot accumulatie van pensioenen en de pure verrijking met belastinggeld van veel bestuurders op de Antillen. Met name moet een einde worden gemaakt aan het stapelen van die pensioenen wat op die eilanden nog steeds bestaat.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Voorzitter. Het BES-pensioenfonds is een heikel punt. Als je het woord "pensioen" gebruikt gerelateerd aan de Antillen, dan is dat sowieso een open zenuw, ook voor de fractie van GroenLinks. Bij onderdeel 5 heb ik al aangestipt dat dit nieuwe pensioenfonds inhoudelijk niet verschilt van de bestaande arrangementen. Toen heb ik ook al gezegd dat ik de opmerkingen van de heer Remkes over het ABP wel interessant vond, maar als het gaat om het niet verschillen van de bestaande arrangementen, moet ik, als ik mij genuanceerd wil uitdrukken, toch zeggen dat dit klemt, vooral omdat al jaren lang de geruchten de ronde doen over zichzelf verrijkende politici en ambtenaren – het gaat zelfs ook wel wat verder dan geruchten – niet zelden familie van elkaar, die zichzelf riante pensioenuitkeringen toekennen en die ook nog stapelen. Soms zie je zelfs dat mensen op wel heel jeugdige leeftijd met pensioen gaan. Dat zint natuurlijk ook de fractie van GroenLinks niet. Ondanks argumenten over de moordende concurrentie om aan ambtenaren te komen, is het niet goed denkbaar dat bestaande fêteerpraktijken geaccordeerd worden. Dit fonds moet in de ogen van GroenLinks gewoon vergelijkbaar zijn met de Nederlandse opzet. Wat voor de normale sociale onderstandsuitkeringen geldt, geldt ook voor de pensioenuitkeringen voor ambtenaren. Ik krijg daar maandag zo rond negen uur graag een reactie op van de staatssecretaris. Wij moeten natuurlijk ook op dit punt zaken gelijk trekken. Uitkeringen moeten natuurlijk een fatsoenlijk niveau hebben, maar wel aangepast aan de lokale maatstaven. Wat geldt voor de onderstand, geldt zeker ook voor de pensioenuitkeringen voor ambtenaren en ook voor politici.

Voorzitter. Ik ben het op veel punten niet eens met mevrouw Ortega, maar waar het gaat om de pensioenleeftijd en haar opmerking over het onethisch karakter had ze toch wel een punt. Als wij hier praten over een pensioenleeftijd van 67 jaar en dat maar hoteldebotel ook doorvoeren op de BES-eilanden, dan heb ik daar grote twijfels over, met name als je dat relateert aan de levensverwachting. Ik zou dan toch eerst wat willen doen om een hogere levensverwachting te krijgen en vervolgens kijken wat wij doen met die 67 jaar. Ik zou het anders toch wel iets te gemakkelijk vinden.

Voorzitter. Ik krijg straks natuurlijk het woord niet meer en daarom zou ik nu al willen zeggen dat ik het knap vind dat het u gelukt is om het toch wel voor 18.00 af te ronden. Ik weet wel dat mevrouw Ortega nog moet spreken, maar ik ben ervan overtuigd dat zij echt wel binnen een kwartier klaar zal zijn.

MevrouwOrtega-Martijn(ChristenUnie)

Voorzitter. Bij de WolBES heb ik mijn vragen al naar voren gebracht.

De voorzitter:

Dan hebben wij ook de oprichting van dit nieuwe pensioenfonds in eerste termijn afgerond.

Voordat ik deze vergadering sluit, wil ik nog enkele opmerkingen maken. Er zal dit weekend worden doorgewerkt om te zorgen dat de beantwoording kan plaatsvinden. Een deel zal door de staatssecretaris worden gedaan in onze bijeenkomst van aanstaande maandag. Een deel van de beantwoording zal schriftelijk plaatsvinden en zal in de loop van het weekend in Parlis worden gezet, dat zowel hier als bij u thuis is te raadplegen. In ieder geval zal die schriftelijke beantwoording uiterlijk maandag 9.00 uur helemaal beschikbaar zijn, maar waarschijnlijk eerder.

MevrouwVan Gent(GroenLinks)

Als het kan, zou ik de antwoorden ook graag per e-mail krijgen. Ik zie de staatssecretaris bevestigend knikken, waarvoor dank. Zelf was ik van plan om in de treinreis hier naartoe, dus vanuit Groningen, de stukken door te lezen. Ik zou daarom fijn vinden als wij zondag uiterlijk 22.00 uur die stukken hebben, maar natuurlijk liever zo veel eerder als mogelijk is.

De voorzitter:

De begintijd van de vergadering van aanstaande maandag is verschoven van 10.00 uur naar 11.00 uur (Zie kamerstuk 31954, nr.14). Dit is vooral in verband met de reistijd van degenen die bijvoorbeeld in Twente en Groningen wonen. Overigens hebben wij ook iets aan de eindtijd gedaan: in plaats van 18.00 uur zal de vergadering tot 19.00 uur duren.

Sluiting 17.50 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Van Beek (VVD), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), Van Velzen (SP), Van Toorenburg (CDA), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), ondervoorzitter, Van Hijum (CDA), Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Gill'ard (PvdA), Lempens (SP), Ouwehand (PvdD), Kuiken (PvdA) en De Rouwe (CDA).

Plv. leden: Ten Broeke (VVD), Halsema (GroenLinks), Van Leeuwen (SP), Van der Vlies (SGP), Zijlstra (VVD), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Poppe (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Spekman (PvdA), Voordewind (ChristenUnie), Graus (PVV), Koşer Kaya (D66), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Kalma (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Joldersma (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill'ard (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks) en Schippers (VVD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD), Halsema (GroenLinks) en Griffith (VVD).

Naar boven