31 889 Interpellatie-Jasper van Dijk over de beloningsleidraad voor bestuurders in het voortgezet onderwijs

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 februari 2014

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de volgende vragen ter beantwoording voorgelegd over de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 januari 2014 over de cao voor bestuurders in het voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 889, nr. 6).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 februari 2014. De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De adjunct-griffier van de commissie, Verstraten

vraag 1

Kunt u aangeven hoeveel bestuurders er in het voortgezet onderwijs (vo) werkzaam waren in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013?

antwoord

Nee. Ik heb geen zicht op het aantal bestuurders dat actief is in het voortgezet onderwijs. Er zijn op dit moment 345 besturen. De organisatievorm van deze besturen is echter divers. Soms is sprake van één enkele bestuurder en soms is sprake van een college van bestuur met meerdere mensen.

vraag 2

Kunt u aangeven hoe de salarissom van bestuurders in het vo zich heeft ontwikkeld in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013?

antwoord

Vooruitlopend op de invoering van de WNT worden jaarlijks beloningsgegevens van individuele bestuurders opgenomen in het jaarverslag van de instelling. Dit proces verbetert ieder jaar. Op basis van de individuele beloningsgegevens is het echter niet goed mogelijk om conclusies te verbinden aan het totaal aan uitgaven voor beloningen van bestuurders. Dit heeft te maken met het feit dat deze optelsom muteert als gevolg van het beter rapporteren door instellingen van bezoldigingen. Vanaf het jaar 2012 wordt een monitor uitgevoerd om vast te stellen of zelfregulering van bestuurdersbeloningen door de sectoren wordt waargemaakt. Daarbij wordt gekeken of bestuurders in de juiste salarisklasse worden bezoldigd. Het jaar 2012 geldt daarbij als nulmeting.

vraag 3

Kunt u, gezien het feit dat de bestuurders cao 2011–2013 algemeen verbindend is verklaard, aangeven hoeveel bestuurders nog niet in de cao zijn ingepast?

antwoord

De arbeidsvoorwaarden in het onderwijs zijn gedecentraliseerd. Dat betekent dat over de arbeidsvoorwaarden van het onderwijspersoneel sociale partners overleg voeren. Wij hebben geen gegevens over het aantal bestuurders dat onder de cao bestuurders vo valt. Het is op dit moment ook nog mogelijk voor bestuurders om onder de cao vo voor het onderwijspersoneel te vallen.

vraag 4

Kunt u bevestigen dat de salarissom van bestuurders, die eerder onder de cao vo vielen, bij inpassing in de bestuurders cao met 15% toeneemt?

antwoord

In individuele gevallen is het mogelijk dat de beloning toeneemt. In de cao bestuurders vo zijn secundaire arbeidsvoorwaarden ingeleverd voor primaire arbeidsvoorwaarden. Het uitgangspunt daarbij is dat dit kostenneutraal gebeurt.

vraag 5

Is het mogelijk dat de salarissom van bestuurders die eerder onder cao vo vielen, of een andere arbeidsovereenkomst hadden gesloten met hun Raad van Toezicht, bij inschaling in de bestuurders cao er meer dan 15% op vooruit is gegaan?

antwoord

De uitgaven die gepaard gaan met de arbeidsvoorwaarden van bestuurders blijven in principe gelijk, omdat er sprake is van het uitruilen van secundaire arbeidsvoorwaarden (bovenwettelijke WW, BAPO) tegen primaire arbeidsvoorwaarden (het salaris). Als alleen wordt gekeken naar het salaris, dan kan er dus inderdaad een stijging te zien zijn. Deze stijging kan per individuele bestuurder verschillen, maar zou over de hele linie niet méér moeten bedragen dan 15% bij een aanstelling voor onbepaalde tijd en 20% bij bestuurders met een functiecontract.

vraag 6

Kan de correlatie tussen het aantal leerlingen op een school en de inschaling in de beloningstabel een zelfstandige grond vormen voor een hogere inschaling ten opzichte van het eerdere salaris in de vo cao of een andere arbeidsovereenkomst tussen bestuurders en de Raad van Toezicht?

antwoord

Ja, dat is mogelijk. Bestuurders die onder de cao bestuurders vo vallen, worden ingeschaald volgens de beloningstabel in de cao.

vraag 7

Kunt u aangeven hoe het maximum salaris bij een dienstverband in schaal B5 (€ 141.948) zich verhoudt tot het bedrag van € 184.549, dat u noemt als maximum salaris.

antwoord

Het sectorale maximum bevat alle bezoldigingscomponenten (beloning (salaris, vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering e.d.), pensioenbijdrage en belastbare onkostenvergoeding). Het maximumbedrag in schaal B5 van € 141.948 voor een dienstverband van (on)bepaalde tijd en van € 155.173 voor een functiecontract betreft alleen de beloning (salaris, vakantie-uitkering, eindejaarsuitkering). Bestuurders in het vo vallen voor wat betreft hun pensioenvoorziening binnen de ABP-regeling. Dit betekent in de praktijk dat het totale bedrag aan bezoldiging (dus incl. pensioenbijdrage) in de hoogste klasse B5 bij een functiecontract in de buurt ligt van het sectorale beloningsmaximum. In geval van een dienstverband van onbepaalde tijd ligt dit maximum 5% lager op ca. € 175.000.

vraag 8

Blijft de in de wet normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector (WNT) opgenomen norm dat het beloningsmaximum van de bestuurders cao 30% lager ligt dan het maximum dat in de WNT is opgenomen gehandhaafd als het WNT beloningsmaximum conform het Regeerakkoord wordt verlaagd tot 100% (in plaats van 130%) van een ministersalaris?

antwoord

Bij het verlagen van de maximum WNT-norm tot het niveau van 100% (ca. € 177.000), valt alleen het maximum van de sector PO binnen dit nieuwe maximum. Wij zullen in aanloop naar WNT-2 bepalen welke gevolgen dit heeft voor de verlaagde maxima. We laten daartoe een advies uitbrengen. De uitgangspunten die destijds zijn gehanteerd te weten aansluiting bij het loongebouw van de sector die wordt bestuurd en vergelijking tussen sectoren onderling, blijven daarbij relevant.

vraag 9

Kunt u aangeven hoe de aansluitingsgraad van toezichthouders bij de Vereniging van Toezichthouders in Onderwijsinstellingen (VTOI) en bestuurders bij de Onderwijsbestuurdersvereniging (OBV) zich heeft ontwikkeld in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013?

antwoord

Uit het feit dat de CAO VO 2011–2013 algemeen verbindend is verklaard door de Minister van SZW, concludeer ik dat deze voldoet aan de representativiteitsvereisten. Dat betekent dat het merendeel van de raden van toezicht in de sector vo is aangesloten bij de werkgeversvereniging VTOI. De cao zelf is door de algemeen verbindend verklaring van toepassing op de hele sector.

vraag 10

Kunt u aangeven hoelang de reactietijd was van de bij de VTOI aangesloten toezichthouders en de bij de OBV aangesloten bestuurders om in te stemmen met de afgesloten cao in 2011 en 2013?

antwoord

Ik heb begrepen van de VTOI dat de reactietermijn ongeveer zes weken bedroeg.

vraag 11

Kunt u aangeven of de bestuurders cao in 2014 algemeen verbindend wordt verklaard?

antwoord

Naar ik heb begrepen is de cao voor bestuurders inmiddels aangemeld bij het Ministerie van SZW. Ook heb ik begrepen dat het de intentie van partijen is om SZW te verzoeken om deze cao algemeen verbindend te verklaren. Of de cao dan ook daadwerkelijk algemeen verbindend verklaard wordt is niet aan mij, maar wordt besloten door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

vraag 12

Kunt u een update geven met betrekking tot de stand van zaken rond de bestuurders cao primair onderwijs (po)?

antwoord

Het gesprek over de cao bestuurders po vindt op dit moment plaats.

vraag 13

Is inzichtelijk te maken in hoeverre de cao voor bestuurders in het vo binnen het veld (zowel onder bestuurder als onder docenten) op draagvlak kan rekenen?

antwoord

VO-bestuurders zijn werknemers in de zin van de Wet Voortgezet Onderwijs. Dat betekent dat er overleg moet worden gevoerd over de arbeidsvoorwaarden met een vertegenwoordiging van bestuurders als werknemers. Dit is de Onderwijsbestuurdersvereniging. De Vereniging Toezichthouders onderwijsinstellingen vertegenwoordigt de werkgevers. Dit zegt niets over het draagvlak voor deze cao bij docenten. Wel heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de cao getoetst op representativiteit met betrekking tot het algemeen verbindend verklaren van de cao.

vraag 14

Vallen «eenpitters» (besturen met één school) ook onder de cao voor bestuurders in het vo?

antwoord

Ja, alle instellingen vallen binnen de reikwijdte van de cao bestuurders vo.

vraag 15

Kunt u het proces dat leidt tot een algemeen verbindend verklaring (avv) schetsen en betreft de avv, in de zin van uitvoering geven aan bestaand beleid, een politiek besluit of een ambtelijk besluit?

antwoord

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt een besluit tot algemeen verbindendverklaring van een cao. Hij doet dat alleen als daarom wordt verzocht en indien de meerderheid van de werkgevers en werknemers in de sector is aangesloten bij een van de cao-partijen. Dit is geen politiek besluit maar een besluit, waarbij uitvoering wordt gegeven aan een wettelijke bevoegdheid die is vastgelegd in de wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (wet avv).

vraag 16

Wat is vanaf 2011 de salarisontwikkeling van bestuurders geweest en waardoor kan deze worden verklaard, als conform de brief van de Staatssecretaris de laatste jaren ook voor bestuurders de nullijn is gehanteerd?

antwoord

Ten opzichte van de vorige cao, die op 13-10-2011 is gesloten, zijn de cao-salarissen van bestuurders ongewijzigd gebleven. Om vast te stellen of als gevolg van deze cao geen opwaartse druk ontstaat op de beloning van bestuurders, voeren wij vanaf het jaar 2012 een monitor uit. Het jaar 2012 geldt daarbij als nulmeting.

vraag 17

Wat is vanaf 2011 de salarisontwikkeling van leraren geweest en waardoor kan deze worden verklaard, als er bij hen een nullijn is gehanteerd?

antwoord

In de periode 2011 tot en met 2013 is er geen algemene salarismaatregel afgesproken voor het onderwijspersoneel. Een belangrijke reden hiervoor is dat het kabinet in deze periode geen arbeidsvoorwaardenruimte beschikbaar heeft gesteld voor overheids- en onderwijswerkgevers (nullijn).

vraag 18

Welk deel van het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) geld gaat uiteindelijk naar onderwijs en welk deel naar salarissen van bestuurders en/of leraren?

antwoord

In het NOA zijn met de partners in de Stichting van het Onderwijs afspraken gemaakt over de besteding van de middelen. Deze kaderafspraken worden momenteel verder uitgewerkt in sectorakkoorden en cao’s. Deze afspraken richten zich op kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Ook worden de arbeidsvoorwaarden gemoderniseerd, de middelen die hierdoor vrijkomen kunnen worden ingezet voor arbeidsvoorwaarden voor leraren, hierover worden aan de cao-tafel verdere afspraken gemaakt. In het NOA zijn echter geen directe salarisafspraken gemaakt. Om zicht te houden op de besteding van de middelen in het NOA zal bij de verdeling van deze middelen gebruik worden gemaakt van de «prestatiebox».

vraag 19

Welke groepen bestuurders vallen onder de nieuwe cao 2014 en welke onder de oude cao 2011, indien er een overgangsregeling (punt drie uit cao) is opgenomen en wat is de consequentie van deze overgangsregeling voor de cao salarisontwikkeling in 2014 voor verschillende groepen bestuurders?

antwoord

Onder de oude cao bestuurders vallen de werknemers van instellingen in het bijzonder voortgezet onderwijs. De nieuwe cao 2014 is ook van toepassing op werkgevers van instellingen in het openbaar voortgezet onderwijs.

De overgangsregeling houdt in dat een werknemer ervoor kan kiezen om of zijn bestaande contract voor onbepaalde tijd op basis van de Cao vo – inclusief het volledig pakket secundaire arbeidsvoorwaarden – te continueren, of onder de nieuwe bestuurders cao te vallen. Bij een nieuw contract worden de bepalingen, zoals opgenomen in de Cao bestuurders vo, van kracht. Uiteindelijk is het de bedoeling dat alle bestuurders in de vo-sector onder de cao bestuurders vo gaan vallen.

vraag 20

Kan het voor komen dat er bestuurders boven het maximum van de WNT of het vo-sectorspecifieke aangepaste (lagere) plafond worden beloond, en zo ja, hoe vaak komt dit voor en waarom?

antwoord

De WNT is op 1 januari 2013 in werking getreden. Nieuwe benoemingen of stijgingen boven het WNT-maximum en het sectorale maximum zijn sindsdien niet toegestaan. Voor bestaande afspraken, van vóór de inwerkingtreding van de WNT, geldt een overgangsperiode. Over 2013 zijn de individuele beloningsgegevens nog niet beschikbaar. Op grond van deze gegevens uit de jaarverslagen voeren wij sinds enige jaren beleid om topinkomens tegen te gaan. In voorkomende gevallen wordt geld teruggevorderd bij de instelling. Vanaf het jaar 2013 kan dit ook bij de topfunctionaris worden teruggevorderd.

vraag 21

Bestaat er voor de cao besturen en voor de cao leraren ruimte om primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden tegen elkaar uit te ruilen?

antwoord

Ja, de sociale partners kunnen afspraken maken over het uitruilen van arbeidsvoorwaarden. Dit geldt zowel voor de cao bestuurders vo als voor de cao vo.

vraag 22

Hoe hoog is de procentuele stijging van het inkomen, die diende als compensatie tijdens de uitruil van secundaire arbeidsvoorwaarden, van bestuurders geweest?

antwoord

In de cao bestuurders vo wordt afstand gedaan van een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden zoals BAPO, arbeidsduur-verkortende afspraken, bovenwettelijke werkgeversbijdrage werkloosheidsuitkering, vakantiedagen, kinderopvang ed. Deze arbeidsvoorwaarden worden gecompenseerd door een opslagpercentage te berekenen op de bedragen die in de cao vo betrekking hebben op de directieleden. De hoogte van de bedragen in de cao bestuurders vo vindt z’n basis in de directieschalen S14 t/m S17 uit de cao vo 2011–2012 en S18 BBRA (RIJK).

vraag 23

Van wie was in 2011 het initiatief afkomstig om te komen tot een cao voor onderwijsbestuurders in het vo?

antwoord

De Minister van OCW heeft de sectoren verzocht om te komen tot een klassenindeling onder het verlaagde sectorale maxima. In het vo is door de VTOI het initiatief genomen om te komen tot een cao voor bestuurders vo.

De werkgeversrol van bestuurders wordt door de toezichthouders, veelal de raden van toezicht, vervuld. In het mbo en hbo maken bestuurders en toezichthouders individuele afspraken waarbij zij de sectorcodes als richtlijn hanteren. In het po en vo hebben de toezichthouders en de bestuurders zich verenigd in een werkgevers- en een werknemersvereniging. Dat ligt in de sectoren po en vo meer voor de hand omdat daar sprake is van grote aantallen bestuurders en toezichthouders.

Omdat alle onderwijssectoren gedecentraliseerd zijn, staat het bestuurders en toezichthouders vrij om te bepalen op welke wijze zij het overleg over de arbeidsvoorwaarden vorm willen geven: individueel, door middel van een code of door middel van een cao.

De keuze voor een aparte cao voor bestuurders in po en vo ligt voor de hand. Bestuurders zijn de werkgever van het overige personeel. Verenigd in de PO- en VO-raad onderhandelen zij met de vakorganisaties over die arbeidsvoorwaarden. Als de PO-raad en de VO-raad ook over de arbeidsvoorwaarden van de bestuurders zouden onderhandelen, dan zouden de bestuurders hun eigen salaris vaststellen. Bestuurders hebben dan geen onafhankelijke positie meer in het arbeidsvoorwaardenoverleg voor de gewone cao.

vraag 24

Welke secundaire arbeidsvoorwaarden zijn bij het opstellen van de cao voor bestuurders in het vo uitgeruild tegen inkomen?

antwoord

In de cao bestuurders vo wordt afstand gedaan van een aantal secundaire arbeidsvoorwaarden zoals BAPO, arbeidsduur-verkortende afspraken, bovenwettelijke werkgeversbijdrage werkloosheidsuitkering, vakantiedagen, kinderopvang ed. Dit is geen volledige lijst. Uitgangspunt bij de cao bestuurders is echter dat in de cao de volledige rechtspositie van de bestuurder is geregeld. Op de (secundaire) arbeidsvoorwaarden die niet in de cao zijn genoemd, kan een bestuurder op basis van deze cao geen aanspraak maken. Ook is het niet mogelijk om onder beide cao’s te vallen, waardoor sprake zou zijn van het stapelen van arbeidsvoorwaarden.

vraag 25

Is de avv van de cao voor bestuurders in het vo, door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te zien als louter navolging geven aan bestaand beleid van de voormalige Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap?

antwoord

De beslissing om een cao avv te verklaren wordt door SZW genomen, als uitvoering van de wetgeving op dat punt. SZW toetst dus of een cao aan de benodigde criteria voldoet.

vraag 26

Op welke wijze wordt gegarandeerd dat het geld uit het najaarsakkoord en de NOA geheel ten goede komt aan het onderwijs en niet gedeeltelijk aan het salaris van bestuurders?

antwoord

Zie het antwoord op vraag 18.

vraag 27

Kan een overzicht worden gegeven, inclusief een top tien, van alle vo- en po-bestuurders, en de salarissen die zij verdienen uitgesplitst naar daadwerkelijk salaris en naar overige toeslagen, extra’s en overige zoals bijvoorbeeld een lease-auto?

antwoord

Er is in het PO en VO geen aanleiding voor het maken van een top tien overzicht. De bezoldigingen van bestuurders in po en vo blijven op een enkeling na onder het voor hun geldende maximum. Vanaf 2013 wordt gehandhaafd op deze maxima.

vraag 28

Op welke wijze wordt voorkomen dat de verschillende cao’s, één voor onderwijsbestuurders en één voor onderwijspersoneel, uit elkaar gaan lopen?

antwoord

Over de arbeidsvoorwaarden van personeel en bestuurders wordt door verschillende partijen overlegd. Gevolg daarvan is dat beide cao’s zich in verschillende richtingen kunnen ontwikkelen. Echter de hoogte van de mogelijke loonsverhogingen in de cao’s is beperkt. De loonsverhoging in de cao voor het onderwijspersoneel is beperkt vanwege de financiële arbeidsvoorwaardenruimte die aan de onderwijsinstellingen beschikbaar wordt gesteld. De loonsverhoging in de cao bestuurders is daarenboven beperkt omdat deze ónder het vastgestelde sectorale beloningsmaximum bij de WNT moet blijven.

vraag 29

Op welke termijn en op welke wijze kunnen de bestuurders onder de onderwijs cao worden gebracht?

antwoord

In alle onderwijssectoren is het arbeidsvoorwaardenoverleg gedecentraliseerd naar de sectoren. De onderwijswetten vormden de wettelijke basis op grond waarvan de Minister van OCW het arbeidsvoorwaardenoverleg voerde. Met de decentralisatie is de bevoegdheid van de Minister om met de vakorganisaties over de arbeidsvoorwaarden te onderhandelen, overgedragen aan de onderwijsinstellingen. Het is nu de verantwoordelijkheid van instellingen om de arbeidsvoorwaarden samen met de vakorganisaties overeen te komen, daar waar dit eerder de verantwoordelijkheid van de Minister van OCW was.

Dit is een stelselwijziging die aan het einde van de vorige eeuw in gang is gezet en die dit jaar – met de decentralisatie van de primaire arbeidsvoorwaarden in het primair onderwijs – is voltooid.

Als gevolg van de decentralisatie bepalen werkgevers- en werknemersorganisaties de inhoud van de cao. Er bestaat op dit punt contractsvrijheid.

Onder welke cao een bestuurder valt, wordt bepaald door de contractsvrijheid. Bestuurders kunnen dus onder de cao voor al het andere personeel vallen, maar ook een eigen cao sluiten. Daar waar bestuurders en raden van toezicht er gezamenlijk voor kiezen, is het mogelijk om de bestuurders onder de cao voor het overige personeel te brengen. Vanwege de decentralisatie is het niet aan de overheid om te bepalen welke partijen met elkaar een cao sluiten.

In het geval van de bestuurders cao vo hebben zowel bestuurders als raden van toezicht aangegeven dat zij de voorkeur geven aan een aparte cao voor bestuurders, omdat zij geen vermenging willen van de werkgevers- en werknemersrol.

vraag 30

Op welke wijze kan en gaat de normstelling worden afgedwongen, gezien de nauwe verweving van partijen buiten de cao met de overige partijen, en mogelijke juridische «ontduik»-mogelijkheden zoals een overeenkomst van opdracht in plaats van een arbeidsovereenkomst of indiensttreding bij een neven-bv?

antwoord

Wie de topfunctionaris is, is opgenomen in de WNT. Het criterium dat daarbij bepalend is, betreft de positie van de functionaris binnen de organisatie én het dienstverband dat de topfunctionaris heeft. Het dienstverband is ruim gedefinieerd: een aanstelling, arbeidsovereenkomst of andere titel op grond waarvan de topfunctionaris tegen betaling zijn opgedragen taken vervult. De instellingsaccountant controleert of bij de betreffende instelling de topfunctionarissen juist zijn verantwoord en of er geen sprake is van overtredingen. In het geval van een bv vormt het honorarium (excl. BTW) en relevante kostenvergoedingen de bezoldiging, die wordt getoetst.

vraag 31

Kiest u voor een objectieve en afdwingbare normstelling met betrekking tot de salarisindeling, zoals ook het geval is bij de woningbouwcorporaties? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

antwoord

Bij de woningcorporaties is een klasse-indeling gemaakt, waarbij de sector als één homogeen geheel is benaderd. Bij de onderwijssectoren is – gezien de diversiteit tussen de sectoren – op basis van functiewaardering gekozen voor verschillende maxima voor de verschillende onderwijssectoren. Deze verlaagde maxima zijn vastgelegd in een ministeriële regeling bij de WNT. Om te voorkomen dat bestuurdersbeloningen binnen een sector naar dit maximum toe bewegen, is een klasse-indeling onder dit maximum gemaakt. Dit is, ter vergroting van draagvlak, aan de sector gevraagd.

vraag 32

Is er een nulmeting bij de monitoring? Vanaf welke verhoging is de Staatssecretaris van plan in te grijpen? Is de staatsecretaris bereid de monitoring openbaar te maken en aan de Kamer te zenden?

antwoord

Over het jaar 2012 wordt voor het eerst de monitor uitgevoerd. Als de cao leidt tot opwaartse druk op beloningen, zal dat aanleiding kunnen zijn om de klasse-indeling op te nemen in een ministeriële regeling. Hiervan is in elk geval sprake als de beloningen zich «en masse» naar het sectorale beloningsmaximum bewegen en bestuurders niet in de klasse zitten, waarin ze horen te zitten. Wij zijn natuurlijk bereid de monitor openbaar te maken.

vraag 33

Kiest u voor een normering waarbij het leerlingaantal de beloning bepaalt, in plaats van een functiewaarderingssysteem zoals bij de rest van het onderwijspersoneel het geval is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

antwoord

De hoogte van de sectorale beloningsmaxima zijn destijds gebaseerd op een onderzoek naar een juiste normering. Daarbij is gebruik gemaakt van het advies «bestuurders beloond», dat is verricht door Alons&Partners. Dat onderzoek ging uit van functiewaardering, die de zwaarte van functies van bestuurders in de diverse onderwijssectoren met elkaar heeft vergeleken en heeft afgezet tegen andere bestuurdersfuncties in publieke sectoren. Functiewaardering is daarmee, net als bij andere functies binnen het onderwijs, de norm geweest.

In de cao voor bestuurders zijn echter onder de sectorale beloningsmaxima, salarisklassen vastgesteld. Deze salarisklassen voorkomen onder andere een opdrijvend effect naar het sectormaximum. Als uitgangspunt van die klassen is de omvang van de instelling, uitgedrukt in het aantal leerlingen, gehanteerd. Daarmee is een objectief criterium gehanteerd, met als doel dat de indeling door iedereen op gelijke wijze wordt toegepast.

vraag 34

Waarom is het leerlingaantal als primaire grond gebruikt voor de inschaling? Waarom is er bij de bestuurders cao niet, net zoals bij de cao vo, gebruik gemaakt van functiewaardering?

antwoord

Zie het antwoord op vraag 33.

vraag 35

Welke mogelijkheid is er om een koppeling te maken tussen de cao voor bestuurders in het vo en de algemene cao voor personeel in het vo (bijvoorbeeld via een ministeriële regeling) om er voor te zorgen dat in de toekomst de salarissen van bestuurders nooit harder zullen stijgen dan die van het overige personeel?

antwoord

Er is geen directe koppeling te maken tussen de loonstijging in de cao bestuurders vo en de cao vo. Wel is de stijging van de beloning van bestuurders beperkt, omdat deze ónder het vastgestelde sectorale beloningsmaximum bij de WNT moet blijven.Het WNT-maximum wordt geïndexeerd op basis van de loonsverhoging in de cao-Rijk. Met andere woorden als het personeel in de sector Rijk een loonsverhoging krijgt van 2%, dan werkt dit door in de indexering van het verlaagde sectorale beloningsmaximum voor onderwijsbestuurders.

vraag 36

Kan de huidige normstelling in het onderwijs zodanig worden aangepast dat niet langer drie van de vier verlaagde sectorale plafonds boven de nieuwe norm van 100% van een ministerssalaris kunnen liggen?

antwoord

Ja, dat kan. Bij de inwerkingtreding van de WNT 2, per 1 januari 2015, zullen wij de sectorale maxima die boven de nieuwe norm van de wet uitstijgen zeker verlagen. Wij zullen in aanloop naar WNT-2 bepalen welke gevolgen dit precies heeft voor de verlaagde maxima. Daartoe hebben wij advies gevraagd aan een onderzoeksbureau, dat op een vergelijkbare wijze als het onderzoek dat wij in 2011 hebben laten verrichten, op basis van functiewaardering, daartoe een aanbeveling zal doen. De destijds gehanteerde uitgangspunten te weten aansluiting bij het loongebouw van de sector die wordt bestuurd en vergelijking met de sector Rijk en tussen sectoren onderling, blijven daarbij relevant.

vraag 37

Kunt u aangeven of de VTOI aangemerkt kan worden als vereniging van werkgevers en op basis daarvan afdwingbare cao’s kan afsluiten?

antwoord

Om een cao af te kunnen sluiten moet de werkgeversvereniging de bevoegdheid hebben om zijn leden aan een cao te binden. Dit moet in de statuten zijn opgenomen. De statuten van de VTOI voldoen hieraan. Uit het feit dat de CAO VO 2011–2013 algemeen verbindend is verklaard door de Minister van SZW, concludeer ik dat deze ook voldoet aan de representativiteitsvereisten. Voor de algemeen verbindend verklaring heeft SZW beide vereisten getoetst. De cao is daarmee rechtens afdwingbaar geworden.

vraag 38

Is het waar dat, in tegenstelling tot de WNT normering, in de bestuurders cao het privégebruik van de lease-auto niet genormeerd is? Zo ja, waarom?

antwoord

Nee, dit klopt niet. In de cao bestuurders vo is aansluiting gezocht bij de definitie van bezoldiging in de WNT. Dat betekent dat in het bedrag van bezoldiging alle bezoldigingscomponenten zitten, dus ook de fiscale bijtelling van de lease-auto. Het feit dat deze bijtelling niet apart is opgenomen in de cao, betekent niet dat deze niet meetelt voor de bezoldiging. Met andere woorden als een bestuurder een fiscale bijtelling heeft voor een lease-auto, dan gaat dit ten laste van zijn salaris.

Naar boven