31 877
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een recht voor de ondernemingsraad van naamloze vennootschappen om een standpunt kenbaar te maken ten aanzien van belangrijke bestuursbesluiten en besluiten tot benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders en commissarissen alsmede ten aanzien van het bezoldigingsbeleid

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID WEEKERS

Ontvangen 2 december 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

In onderdeel A wordt aan artikel 107a een lid toegevoegd, luidende:

5. Lid 3 is niet van toepassing op een vennootschap die dochtermaatschappij is van een vennootschap waarop lid 3 van toepassing is.

II

In onderdeel B wordt aan artikel 134a een lid toegevoegd, luidende:

3. Lid 1 is niet van toepassing op een vennootschap die dochtermaatschappij is van een vennootschap waarop lid 1 van toepassing is.

III

Onderdeel C, punt 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vijfde en zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:.

2. Na het derde lid van artikel 135 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Lid 2 is niet van toepassing op een vennootschap die dochtermaatschappij is van een vennootschap waarop lid 2 van toepassing is.

IV

In onderdeel D wordt aan artikel 144a een lid toegevoegd, luidende:

3. Lid 1 is niet van toepassing op een vennootschap die dochtermaatschappij is van een vennootschap waarop lid 1 van toepassing is.

Toelichting

Het wetsvoorstel leidt tot het volgende. Als een naamloze vennootschap één (of meer) dochtervennootschap(pen) heeft die ook een naamloze vennootschap zijn – dit doet zich bijvoorbeeld voor als die dochtervennootschap een bank- of een verzekeringsbedrijf is – dan is het standpuntrecht niet alleen van toepassing op de ondernemingsraad van de NV-houdstermaatschappij, doch ook op de ondernemingsraad van de NV-dochtermaatschappij. De ondernemingsraad van de NV-dochtermaatschappij en die van haar eventuele dochtervennootschappen (n.v.’s of b.v.’s) hebben dan niet alleen het standpuntrecht ten aanzien van de NV-houdstermaatschappij doch ook ten aanzien van de dochter-NV. Overigens zal dit ook het geval zijn als bij de NV-houdstermaatschappij een centrale ondernemingsraad fungeert. Dit amendement bepaalt dat de ondernemingsraad van de NV-dochtermaatschappij en die van haar eventuele dochtervennootschappen, die al standpuntrecht hebben ten aanzien van de NV-houdstermaatschappij, geen standpuntrecht hebben ten aanzien van de NV-dochtermaatschappij en haar eventuele dochtervennootschappen.

Weekers

Naar boven