31 828
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht

nr. 14
AMENDEMENT VAN HET LID JAN JACOB VAN DIJK C.S.

Ontvangen 8 september 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel I, komt artikel 163b, vijfde lid, als volgt te luiden:

5. Alvorens Onze minister een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geeft:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister de rechtspersoon vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de aanwijzing naar voren te brengen.

II

In artikel II, onderdeel H, komt artikel 145, vijfde lid, als volgt te luiden:

5. Alvorens Onze minister een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geeft:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister de rechtspersoon vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de aanwijzing naar voren te brengen.

III

In artikel III, onderdeel J, komt artikel 103g, vijfde lid, als volgt te luiden:

5. Alvorens Onze minister een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geeft:

a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11 of artikel 15 van de Wet op het onderwijstoezicht verricht;

b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en

c. stelt Onze minister de rechtspersoon vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de aanwijzing naar voren te brengen.

Toelichting

Dit amendement zorgt ervoor dat een aanwijzing door de minister slechts kan geschieden als daar een inspectierapport aan ten grondslag ligt. Hiermee wordt objectief en transparant handelen van de overheid gewaarborgd. Tevens verschaft dit amendement duidelijkheid aan de scholen.

Jan Jacob van Dijk

Anker

Depla

Naar boven