31 793 Internationale klimaatafspraken

Nr. 233 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2022

De afgelopen jaren hebben we kunnen zien en ervaren dat het klimaat snel verandert. Zo werd weerrecord na weerrecord verbroken en hebben we ook in Nederland aanhoudende hitte, droogte en overstromingen meegemaakt. Rapporten vanuit onder andere het IPCC en het KNMI maken duidelijk dat deze extremen zich vaker en in sterkere mate zullen voordoen.

De Nationale Klimaatadaptatiestrategie (NAS) is de Nederlandse strategie die de negatieve effecten van klimaatverandering voor Nederland beoogt te verkleinen of ten minste beheersbaar te houden. Het gaat om schade en overlast door extreem weer, ziekten, vroegtijdige sterfte en achteruitgang van milieukwaliteit en ecosystemen. De NAS omvat alle beleidsvelden die gevolgen ondervinden van klimaatverandering, waaronder de gebouwde omgeving, landbouw, natuur, gezondheid en cultureel erfgoed. Daarnaast brengt deze nieuwe initiatieven op gang en versnelt en verbreedt de NAS bestaande initiatieven.

De snelheid van klimaatverandering en de impact van recente weersextremen op mens en economie riep de vraag op of de aanpak van klimaatadaptatie, zoals vastgelegd in de NAS 20161, het uitvoeringsprogramma NAS 2018–20192 en het Nationaal perspectief klimaatadaptatie3 nog wel volstaat. Daarom is in 2021 gestart met de evaluatie van de NAS.

Hierbij ontvangt u de resultaten aan van deze evaluatie, zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 12 mei 20214. Tevens wordt beschreven welke vervolgstappen IenW met de betrokken departementen zal zetten om de aanbevelingen op te pakken.

Opzet van de evaluatie

Het hoofddoel van de evaluatie is om vast te stellen of de uitvoering van de NAS de afgelopen jaren goed is verlopen of dat er aanpassingen nodig zijn om de benodigde snelheid te behalen.

Onderzoeksvragen:

  • 1. Wat is er in het kader van de uitvoering van de NAS bereikt en wat kunnen we leren van de organisatie, de aanpak en de resultaten voor het vervolg?

  • 2. Hoe is de urgentie veranderd door de nieuwe inzichten in klimaatverandering en andere transities en opgaven?

Bij de evaluatie zijn diverse ministeries, het Interprovinciale Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Unie van Waterschappen en diverse kennisinstellingen en adviesbureaus betrokken.

Uitkomsten evaluatie: Wat er is bereikt

De evaluatie laat zien dat het gevoel van urgentie is toegenomen en dat veel stakeholders uitvoeringsprogramma’s hebben opgestart. Diverse provincies hebben inmiddels adaptatiestrategieën opgesteld en vrijwel alle gemeenten en veel waterschappen hebben in het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie inmiddels een stresstest uitgevoerd en risicodialogen gevoerd. Ook zijn er al veel projecten uitgevoerd. Zo zijn bijvoorbeeld door het hele land natuurlijke klimaatbuffers aangelegd, beken hersteld, daken vergroend en waterbergingen gecombineerd met speeltuinen, parkeerplaatsen, schoolpleinen en bedrijventerreinen.

Daarnaast hebben bijna alle speerpunten van het uitvoeringsprogramma van de NAS geleid tot actieplannen, programma’s of agenda’s. Voorbeelden hiervan zijn het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw5; de Actielijnen Klimaatadaptatie Natuur; het door de EU gesubsidieerde LIFE IP Klimaatadaptatie dat de uitvoering van klimaatadaptatie in Nederland moet versnellen; en de Uitvoeringsagenda Klimaatbestendige Netwerken. Ook is recent de Nationale aanpak Klimaatadaptie gebouwde omgeving verschenen. Tevens zijn er verschillende initiatieven gestart op het gebied van onderzoek. Zo is bijvoorbeeld gestart met innovatieprogramma’s voor klimaatadaptatie in de landbouw, de natuur en het landelijk gebied en met twee NWA-onderzoeksprojecten naar klimaatadaptatie en gezondheid.

Tevens wordt in het Nationale Deltaprogramma al sinds 2010 door Rijk en regio gewerkt aan klimaatadaptatie in Nederland.

Uitkomsten evaluatie: Wat er nodig is

Uit de evaluatie wordt duidelijk dat de uitvoering van de NAS moet worden voortgezet, maar dat het beleid moet worden geïntensiveerd om het «adaptatiegat» tussen geplande en benodigde acties te verkleinen. De grens van 1,5 graad opwarming wordt namelijk sneller bereikt dan verwacht. Daarnaast nemen de risico’s ook toe door niet-klimatologische factoren zoals bevolkingsgroei, vergrijzing, stedelijke verdichting en uitbreiding.

De urgentie om Nederland aan te passen aan klimaatverandering groeit dus. Wetenschappers geven aan dat ook de opgave voor klimaatadaptatie met het uitstellen van actie steeds sneller groeit, waarbij de implementatietijd snel kleiner wordt. Deze uitdaging wordt vergroot door onvoldoende coördinatie en onduidelijkheden in verantwoordelijkheden. Tevens wordt geconstateerd dat de decentrale overheden onvoldoende uitvoeringskracht hebben.

Om die gewenste intensivering te bereiken, zijn drie aanbevelingen gedaan:

1. Concrete doelen stellen, meer zicht krijgen op voortgang en effectiviteit.

De conclusie is dat het voor de meeste beleidsvelden moeilijk, zo niet onmogelijk, is om vast te stellen of er voortgang geboekt is in het verkleinen of beheersbaar houden van de klimaatrisico’s. Dit komt onder andere omdat klimaatadaptatie een relatief nieuw beleidsterrein is, waarvoor veel sectoren nog geen concrete beleidsdoelen en monitoringssystemen hebben. Positieve uitzonderingen hierop zijn hoogwaterbescherming, waterkwantiteit en veiligheid.

2. Meer sturing en coördinatie, meer uitvoeringskracht.

Er is verbetering nodig in de sturing en de coördinatie van de NAS op nationaal niveau, waaronder goede afspraken over de taakverdeling tussen de betrokken departementen en tussen de overheden. Daarnaast is er een duidelijkere koers nodig en meer budget en capaciteit voor provincies, waterschappen en gemeenten.

3. Meer aandacht voor de gevolgen van klimaatverandering voor mens, cultuur en natuur.

Het klimaatadaptatiebeleid is tot op heden nog vooral gericht op economische belangen. Klimaatverandering heeft echter ook grote effecten op mens, cultuur en natuur; daarvoor moet in de NAS meer aandacht komen.

Vervolg NAS: Naar een klimaat- en water-robuust Nederland

Op grond van de evaluatie is de conclusie dat de NAS2016 actualisatie en aanscherping behoeft en dat beleidsintensivering nodig is. Daarom zal een start worden gemaakt met de volgende werkzaamheden:

  • 1. Op korte termijn opstellen van een Nationaal uitvoeringsprogramma klimaatadaptatie (NUP KA) voor 2023–2030 met acties voor de vier klimaattrends (heter, natter, droger en zeespiegelstijging) en alle relevante beleidsdomeinen. Dit uitvoeringsprogramma bevat zowel een overzicht van bestaande doelen als van geplande acties waarvoor reeds financiële dekking is. Op basis hiervan zullen de belangrijkste witte vlekken worden geïdentificeerd waarvoor actiehouders en middelen dienen te worden gezocht. Hiermee wordt een eerste stap gezet in het verbeteren van de coördinatie en het verhelderen van verantwoordelijkheden. Het NUP KA wordt naar verwachting opgeleverd voor de zomer van 2023.

  • 2. Volledige herziening van de NAS in 2025–2026 op basis van de aankomende KNMI-klimaatscenario’s (verwacht in najaar 2023) en klimaatrisicoanalyses (verwacht in 2025). In deze nieuwe NAS wordt een langetermijnvisie voor 2100 en bijpassende concrete doelen voor 2040/2050 opgenomen alsook de verantwoordelijkheden en instrumenten. Hierbij zal tevens aandacht worden besteed aan de impacts van klimaatverandering én van adaptatiemaatregelen op mens, natuur en cultuur, maar ook aan de positieve bijdrage die mens, natuur en cultuur kunnen leveren aan het vergroten van klimaatbestendigheid.

  • 3. Zoals aangegeven in de brief6 van 30 mei 2022 wordt er een opdracht gegeven aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) om een klimaatadaptatiemonitor op te stellen. Deze nationale klimaatadaptatiemonitor is nodig om de voortgang op de realisatie van de doelstellingen van de NAS te volgen en eventueel bij te sturen. Daarnaast levert deze ook informatie op voor de verplichte tweejaarlijkse rapportages richting de EU en de VN.

  • 4. Om de bestuurlijke verankering van de NAS te vergroten zal bezien worden hoe de sturing op de realisatie van de doelen van de NAS versterkt kan worden. Hierbij zullen de aanbevelingen van de Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater die dit jaar worden verwacht ten aanzien van de governance van klimaatadaptie ook worden meegewogen.

  • 5. Uitvoering van een quick scan om de meekoppelkansen en potentiële wrijvingen tussen klimaatadaptatie en -mitigatie in beeld te brengen. Zo kunnen klimaatadaptatiemaatregelen als ongewenst neveneffect hebben dat energieverbruik toeneemt, of kunnen mitigatiemaatregelen onvoldoende rekening houden met hitte, droogte en overstromingen. Door beide klimaatdossiers in samenhang te bezien, kunnen kansen beter worden benut en risico’s beter worden afgedekt.

Aanverwante dossiers

Tot slot, de NAS raakt een groot aantal dossiers. Door een goede samenwerking zijn dit jaar onder andere verbindingen gelegd met:

  • De Rijksbrede Veiligheidsstrategie die de strategische koers uitzet voor de komende zes jaar om het Nederlandse Koninkrijk weerbaarder te maken tegen en voor te bereiden op het brede palet aan risico’s voor de nationale veiligheid, waaronder de dreiging van natuur- en klimaatrampen. Op basis van deze strategie zal in het tweede kwartaal van 2023 de meerjarige landelijke Agenda Crisisbeheersing worden vastgesteld.

  • Nationale aanpak Klimaatadaptie gebouwde omgeving fase 1: de Rijksinzet op weg naar groene klimaatbestendige steden en dorpen.

  • Ontwikkelingen rond het Nationaal Programma Landelijk Gebied, aanpak stikstof, klimaat, water, natuur en provinciale gebiedsplannen.

De inzet is om klimaatadaptatie zoveel mogelijk te borgen in de verschillende beleidsterreinen die te maken krijgen met klimaatverandering.

Ter informatie zijn de volledige evaluatie en de samenvattende publieksversie toegevoegd.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstuk 31 793, nr. 162

X Noot
2

Kamerstuk 31 793, nr. 181

X Noot
4

Kamerstuk 31 710, nr. 79

X Noot
5

Kamerstukken 35 300 XIV, nr. 70 en 35 925 XIV, nr. 159

X Noot
6

Kamerstuk 27 625, nr. 567

Naar boven