Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2016
In de motie Jan Vos/Van Veldhoven (Kamerstuk 31 793, nr. 153) wordt de regering gevraagd te onderzoeken of het mogelijk is in de Wet ruimtelijke
ordening vast te leggen dat in bestemmingsplannen van gemeenten een strategie opgenomen
wordt voor CO2-neutraliteit in 2050.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) zal opgaan in de Omgevingswet, die naar verwachting
in het voorjaar van 2019 in werking zal treden. Om die reden wil ik de motie van uw
Kamer graag zo uitleggen dat u mij vraagt om te kijken naar de mogelijkheden van de
Omgevingswet. Het tegengaan van klimaatverandering is expliciet één van de doelen
van die wet. Dit biedt de kans om alle belangen in het kader van strategisch beleid
voor de fysieke leefomgeving – inclusief het tegengaan van klimaatverandering – vroegtijdig
en in samenhang te betrekken. Dit gaat verder dan de reikwijdte van de Wro, waarbij
het alleen om de ruimtelijke relevantie gaat (de «goede ruimtelijke ordening»).
Gemeenten, provincies en het Rijk zijn in het kader van de Omgevingswet straks verplicht
om een omgevingsvisie vast te stellen waarbij rekening wordt gehouden met het voorzorgsbeginsel,
en de beginselen van preventief handelen, milieuaantastingen bij voorrang bij de bron
bestrijden en de vervuiler betaalt. De gemeente is daarbij zelf verantwoordelijk om
in de omgevingsvisie strategische inhoudelijke keuzes te maken voor het gemeentelijke
beleid over de fysieke leefomgeving, waarbij het tegengaan van klimaatverandering
één van de betrokken belangen is. Het gaat daarbij vooral om beleid en maatregelen
waarvoor de gemeente zelf verantwoordelijk is, gezien het lokale schaalniveau. De
gemeente kan bijvoorbeeld besluiten om het gemeentelijke wagenpark versneld te vervangen
door elektrische auto’s of bepalen dat voor een nieuwbouwwijk voor woningen strengere
energie-eisen gelden.
Op dit moment hebben verschillende provincies en gemeenten al een visie of werken
daaraan, die breder is dan op grond van het huidige recht vereist is en waar klimaatverandering
een onderdeel van is. Er zijn verschillende gemeenten die streven naar klimaatneutraliteit
in 2050, met name degenen die lid zijn van de Nederlandse klimaatcoalitie, en andere
hebben klimaat- of energieplannen opgesteld of zijn er mee bezig. Dat is een ontwikkeling
die ik ondersteun.
Lokale overheden zijn belangrijk om de in Parijs gemaakte afspraken in de praktijk
te brengen. Ik wil gemeenten graag stimuleren om aan klimaatneutraliteit te werken
met betrokken partijen. Via de Green Deal Pilots Regionale Energiestrategieën biedt
het Rijk gemeenten daarvoor instrumenten aan om dit in praktijk te brengen en wordt
bij de ontwikkeling van die energiestrategieën ervaring opgedaan. Op basis daarvan
kan worden bekeken of en hoe instructieregels vanuit het Rijk kunnen bijdragen om
gemeenten te ondersteunen bij de ontwikkeling van een strategie voor CO2-neutraliteit in 2050 in samenhang met de mogelijkheid van het stellen van een omgevingswaarde
voor CO2 door het Rijk naar aanleiding van de motie Van Tongeren c.s. (Kamerstuk 33 962, nr. 142). Daarvoor is het van belang dat allereerst de afspraken van Parijs in de EU via
het emissiehandelssysteem (ETS) en niet-ETS-doelstellingen voor lidstaten (transport,
gebouwde omgeving, landbouw, overige broeikasgassen) worden doorvertaald naar 2030
en ook nationaal wordt gekeken hoe klimaatneutraliteit wordt ingevuld.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma