Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2020
Bijgaand stuur ik u de eerste versie van het advies «Oud en zelfstandig in 2030» van
de commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen1. Het kabinet heeft de commissie gevraagd om advies uit te brengen over wat nodig
is om de zorg voor thuiswonende ouderen ook in de toekomst op peil te houden, rekening
houdend met demografische, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en de
betaalbaarheid van de zorg. Uitgangspunt van de commissie is de motie van het lid
Bergkamp (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 86).
De commissie heeft haar advies samengevat in drie hoofdboodschappen: 1) ga (ver)bouwen,
2) ga digitaal en 3) ga samenwerken. Deze boodschappen worden geconcretiseerd in 35 aanbevelingen. De aanbevelingen zijn erop gericht
het vermogen van ouderen om goed voor zichzelf en voor elkaar te zorgen te ondersteunen,
onder andere door digitalisering en door te zorgen voor geschikte woonmogelijkheden,
de samenwerking op het gebied van wonen, welzijn en zorg te verbeteren, en de complexiteit
van het stelsel van zorg en ondersteuning op een paar cruciale punten te verminderen.
Met deze aanbevelingen bestrijkt het advies de brede domeinen van wonen, welzijn en
zorg, hetgeen aansluit bij de motie Bergkamp welke ten grondslag lag aan de opdracht
aan de commissie.
De commissie geeft aan dat een eenvoudig en eenduidig antwoord op de vraag hoe de
zorg voor thuiswonende ouderen op peil kan worden gehouden niet voor het grijpen ligt,
maar dat de aanbevelingen gezamenlijk een beweging in de goede richting vormen.
Een aantal aanbevelingen sluit goed aan bij lopende beleidstrajecten. Zo stimuleer
ik in het kader van het Programma Langer Thuis gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders
om gemeenschappelijke woonvormen voor ouderen te realiseren (ambitie Taskforce Wonen en Zorg), bevorder ik digitalisering
(Stimuleringsregeling eHealth Thuis, VIPP-regelingen, MedMij), werk ik aan betere
ondersteuning van mantelzorgers en bevorder ik regionale en domeinoverstijgende samenwerking
(o.a. werkstructuur VNG/ZN regionale samenwerking). Ook werk ik aan een nieuwe bekostiging
van de wijkverpleging en bevorder ik het werken naar een herkenbaar en aanspreekbaar
team in de wijk.
Een aantal aanbevelingen gaat verder dan het huidige kabinetsbeleid en vergt wijziging
van de stelsels. Voorbeelden hiervan zijn de aanbevolen oplossing voor de zorgval,
namelijk het advies om alle zorg en ondersteuning aan zelfstandig wonende ouderen
uit de Wlz te schrappen en deze voortaan uitsluitend te leveren vanuit de Zvw en de
Wmo, of het opnemen van een prikkel in het Gemeentefonds om gemeenten te belonen bij
een lagere instroom in de Wlz.
Zoals eerder aangegeven in haar tussenrapportage van 2 juli 2019 zal de commissie
een aantal maanden (tot 1 april) de tijd nemen voor het verzamelen van reacties op
het advies. Na verwerking van deze reacties zal de commissie de definitieve versie
van het rapport uitbrengen.
Van een aantal aanbevelingen heb ik hierboven aangegeven dat deze aansluiten bij verschillende
lopende beleidstrajecten en ik zal deze daarbij dan ook waar mogelijk al betrekken.
Voor de meer ingrijpende aanbevelingen die tot stelselwijzigingen zouden leiden, geldt
dat ik na het verschijnen van de definitieve versie zal bezien waar deze raken aan
de Contourennota, waarin ik een meer integrale reactie op de verdergaande aanbevelingen
wil meenemen. Bovendien zal ik, waar aanbevelingen raken aan beleidsterreinen buiten
VWS, de tijd nemen voor afstemming met collega bewindslieden.
Ik ben de leden van de commissie erkentelijk voor deze eerste versie van het advies
en hun inzet voor de totstandkoming ervan. Het advies zal naar mijn verwachting een
nuttige bijdrage leveren aan de ideeënvorming over de toekomst van de ouderenzorg.
Ik zal de discussie over de aanbevelingen met belangstelling volgen en wacht de definitieve
versie van het advies af.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge