Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2019
Bijgaand stuur ik u de tussenrapportage toe van de commissie Toekomst zorg thuiswonende
ouderen1. Het kabinet heeft de commissie gevraagd om advies uit te brengen over wat nodig
is om de zorg voor thuiswonende ouderen ook in de toekomst op peil te houden, rekening
houdend met demografische, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen en de
betaalbaarheid van de zorg. Uitgangspunt van de commissie is de gewijzigde motie van
het lid Bergkamp c.s. (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 116).
De commissie geeft aan met name in te willen gaan op de vraag hoe herinrichting van
de zorg en betere benutting van het samenlevingspotentieel om voor jezelf en voor
elkaar te zorgen hieraan kunnen bijdragen. Daarbij wil zij onderscheid maken tussen
ouderen die prima zelf hun weg kunnen vinden en hen die dat niet (meer) kunnen. De
tussenrapportage stelt dat verbeteringen mogelijk zijn zowel binnen de huidige stelselwetten
als in de manier waarop de grenzen tussen de verschillende stelselwetten getrokken
zijn. Zij wijst daarbij op een aantal perspectieven die in haar ogen kunnen bijdragen
aan doelmatigheid, vereenvoudiging («onthobbelen») van het zorgpad van ouderen, consequenter
uitgaan van wat ouderen nodig hebben en betere integratie van het medisch en sociaal
domein.
De commissie geeft aan dat haar streven blijft om haar advies eind dit jaar uit te
brengen conform het verzoek van het kabinet. Daarnaast kondigt de commissie aan dat
zij haar advies vergezeld laat gaan van een uitnodiging tot (digitaal) reageren aan
geïnteresseerden, waarna zij het advies voor de zomer van 2020 waar nodig en mogelijk
zal actualiseren.
Ik ben de commissie erkentelijk voor haar tot nu toe verrichte werkzaamheden, de herkenbare
noties die zij op dit moment heeft gedeeld en de wijze waarop zij in dialoog met partijen
in de samenleving wil treden. Ik zie het uiteindelijke advies met belangstelling tegemoet.
Met deze brief reageer ik tevens op het verzoek van de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van 24 april jl. inzake het rapport van het Sociaal en Cultureel
Planbureau «Zorgen voor thuiswonende ouderen». Zoals ik u heb geschreven in mijn brief
van 17 april 2019 (Kamerstukken 31 765 en 34 104, nr. 407) inzake de benoeming van de nieuwe voorzitter van de commissie, heb ik bij de start
van de werkzaamheden van de commissie het Sociaal Cultureel Planbureau gevraagd een
beeld te schetsen van hoe de zorg thuis voor 75-plussers er nu uitziet en welke trends
en ontwikkelingen gevolgen zullen hebben voor die zorg. Mede op basis van dit rapport
zal de commissie Toekomst zorg thuiswonende ouderen adviseren over wat nodig is om
de zorg voor thuiswonende ouderen ook in de toekomst op peil te houden. Ik heb het
rapport in handen van de commissie gesteld. Uit de tussenrapportage blijkt ook dat
de commissie het rapport bij haar werkzaamheden heeft betrokken. Ik acht het minder
passend daarop vooruitlopend reeds te reageren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge