31 532 Voedingsbeleid

Nr. 271 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2022

Eind 2015 is door de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een voedselagenda gepresenteerd (Kamerstuk 31 532, nr. 156). In 2016 en 2018 zijn daarin door de opvolgende bewindspersonen, samen met stakeholders, accenten aangebracht. Deze voedselagenda is gericht op veilig, gezond en duurzaam voedsel. Op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is een beleidsevaluatie uitgevoerd van de overkoepelende aanpak vanuit de voedselagenda. Daarnaast is specifiek gekeken naar de aanpak van voedselverspilling en naar het Nationaal Actieplan Groenten en Fruit (NAGF) over de periode 2016–2020. Eerder zijn al andere evaluaties met uw Kamer gedeeld van instrumenten die onderdeel uitmaakten van de voedselagenda, zoals de inzet van het Voedingscentrum (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 75) en Jong Leren Eten (Kamerstuk 31 532, nr. 261).

Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van VWS, de evaluatie van de voedselagenda aan1. Daarnaast geef ik in deze brief aan hoe wij het voedselbeleid in de komende periode gezamenlijk verder vorm willen geven. Dit voedselbeleid staat niet op zich, maar is sterk verbonden aan wat er in Nederland en in de wereld gebeurt. Zo is het belangrijk dat een gezond en duurzaam voedselaanbod ook betaalbaar is. De situatie in Oekraïne en de stijging van dagelijkse kosten bij consumenten hebben hier duidelijk invloed op. Echter, een duurzaam en weerbaar voedselsysteem kan, en moet, hand in hand gaan. Ook om er voor te zorgen dat in de toekomst een gezond en duurzaam voedselaanbod voor iedereen beschikbaar blijft. Daarom is het zo belangrijk dat we de komende jaren stappen blijven zetten op de verduurzaming van het voedselsysteem. Deze brief geeft hier richting in.

Het voedselbeleid in de periode 2016–2020

Met de voedselagenda van 2015 is invulling gegeven aan het WRR-advies Naar een voedselbeleid. In dit advies werd bepleit om te komen tot een heroriëntatie van een landbouwbeleid naar een voedselbeleid, waarin naast economische waarden ook invulling werd gegeven aan ecologische houdbaarheid, gezondheid en robuustheid. In de voedselagenda heeft dit vorm gekregen door een brede aanpak, die met stakeholders in het veld vervolgens is uitgewerkt tot een drietal hoofdsporen.

Het eerste spoor was gericht op het vergroten van het bewustzijn en kennis onder kinderen en jongeren over wat ze eten. Veel jongeren weten niet meer waar voedsel vandaan komt en eten onvoldoende groenten en fruit. Met programma’s als Jong Leren Eten is hiervoor een aanpak ingericht. Ook het programma Duurzaam Door en projecten van het Voedingscentrum waren onderdeel van deze actielijn.

Het tweede spoor was gericht op het vergroten van transparantie in de voedselketen en het stimuleren van groenten- en fruitconsumptie. Transparantie biedt consumenten en ondernemers mogelijkheden om gerichte keuzes te maken en stimuleert verduurzaming. De inzet van het Voedingscentrum, gericht op wetenschappelijk onderbouwde adviezen aan consumenten en professionals, de inzet van Milieu Centraal op duurzaamheidsbeeldmerken, maar ook de ondersteuning aan het Nationaal Actieplan Groenten en Fruit, dat met bedrijven is opgezet en de activiteiten van Dutch Cuisine vormden onderdeel van deze actielijn.

Het derde spoor van het beleid bestond uit de inzet op kennis en innovatie, onder meer samen met de topsectoren. Binnen dit deel van de aanpak heeft een belangrijke focus gelegen op het stimuleren van duurzame productiewijzen, maar ook op de ontwikkeling van alternatieve eiwitbronnen, het gezonder maken van het productaanbod, het versterken van kennis over «true pricing» en duurzame consumptie. Verder is met de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling (STV) de aanpak voor voedselverspilling voor ketenpartijen en consumenten onderzocht en uitgewerkt.

In totaal is vanaf 2017 -2020 jaarlijks gemiddeld € 20 miljoen van de middelen van LNV gekoppeld aan de uitvoering van de voedselagenda.

Uitkomsten van de evaluatie

In de evaluatie wordt geconcludeerd dat er over het algemeen tevredenheid is over de inzet, de tot stand gekomen samenwerking en de «output» van de afzonderlijke activiteiten vanuit de Voedselagenda. De losse activiteiten die onder de Voedselagenda vallen, worden in grote lijnen als doelmatig ervaren. In de overkoepelende evaluatie zijn de uitkomsten van eerder uitgevoerde evaluaties van het programma Jong Leren Eten en de activiteiten van het Voedingscentrum meegenomen.

Ten aanzien van het onderwerp voedselverspilling wordt de bundeling van activiteiten via de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling succesvol genoemd. De concrete doelen voor verspilling hebben bijgedragen aan aandacht en commitment. De evaluatie geeft aan dat een blijvende inzet op voedselverspilling nodig is om het doel van halvering van de voedselverspilling in 2030 ten opzichte van 2015 te kunnen halen.

De evaluatie laat verder zien dat de verschillende acties van het NAGF rondom het stimuleren van de consumptie van groenten en fruit een groot bereik kenden. Uit verschillende monitors blijkt dat consumenten meer fruit zijn gaan eten. Dit geldt echter niet voor groenten; daarvan is de consumptie afgenomen.

Tegelijk constateert de evaluatie dat er geen sprake is geweest van een integraal voedselbeleid. Waar in de opzet van de voedselagenda het gehele voedselsysteem van producent tot consument centraal stond, is na het verschijnen van de visie op Kringlooplandbouw in 2017 de focus van het LNV-beleid vooral op het landbouwbeleid komen te liggen. Binnen de afzonderlijke activiteiten is sprake geweest van verbinding en versterkte samenwerking tussen het Ministerie van LNV en VWS op het thema duurzaam en gezond voedsel, zoals tussen het programma Jong Leren Eten en de aanpak Gezonde School, de gezamenlijk gefinancierde inzet van het Voedingscentrum of op het gebied van kennis en innovatie. Dit heeft echter niet plaatsgevonden vanuit een gezamenlijk geformuleerd integraal voedselbeleid. Uit de evaluatie is niet gebleken dat er een gezamenlijk doel of een duidelijke samenhang tussen de verschillende instrumenten was.

Omdat in de voedselagenda de doelen in algemene termen zijn geformuleerd, kon in de evaluatie het doelbereik niet goed worden gemeten, zo geven de onderzoekers aan. Het ontbreken van een duidelijke, kwantitatieve stip op de horizon heeft onvoldoende houvast geboden voor de uitvoering van de voedselagenda. Met de voedselagenda is volgens de evaluatie wel een aantal werkzame mechanismen in gang gezet. De werkwijze is daarbij gericht geweest op netwerkvorming en de inzet op informeren en stimuleren. Daarmee is een zaadje geplant. Toch lijkt dit niet voldoende te zijn om de benodigde stappen te zetten naar een integraal duurzamer, robuuster en gezonder voedselsysteem. Dit pleit er volgens de evaluatie voor om, naast de genoemde activiteiten, ook in te zetten op andersoortige maatregelen die versnelling kunnen brengen, zoals normering en beprijzing en om hieraan concrete doelen te koppelen. Een gebalanceerde beleidsmix van «zachte» en «harde» instrumenten is belangrijk om een echt grote slag te maken in het dichterbij brengen van duurzame en gezonde voedselproductie en -consumptie. Een herwaardering van het integrale voedselbeleid met de inzet van een evenwichtige mix van beleidsinstrumenten is volgens de evaluatie nodig om ervoor te zorgen dat het zaadje, dat in de afgelopen jaren is geplant, ook echt gaat bloeien.

Aanbevelingen

De evaluatie doet een vijftal aanbevelingen:

  • 1. Werk vanuit de maatschappelijke opgaven toe naar een integraal voedselbeleid, met een meer systemische aanpak.

    Hierbij is het vertrekpunt het samenbrengen van de maatschappelijke opgaven rondom klimaat en preventie in termen van gezondheid, in een integrale visie op het voedselsysteem. Daarin moeten verschillende departementen en stakeholders betrokken zijn, waarbij het voor de hand ligt dat de Ministeries van LNV en VWS het voortouw nemen.

  • 2. Maak scherpe keuzes en formuleer heldere doelen.

    Om richting te geven zijn duidelijke doelstellingen wenselijk, zo concreet mogelijk en in lijn met de visie.

  • 3. Houdt de huidige beleidstheorie tegen het licht.

    De activiteiten in de huidige voedselagenda zijn grotendeels gericht op het ondersteunen van (maatschappelijke) initiatieven met subsidies. Hoewel deze mechanismen op zich werkzaam kunnen zijn, kunnen zij worden aangescherpt en aangevuld met «hardere» instrumenten zoals normeren en beprijzen. Voor de legitimatie van deze «hardere» instrumenten moet een duidelijke verbinding zijn tussen de inzet van maatregelen en de beoogde uitkomsten.

  • 4. Voer regie en werk een implementatiestrategie uit voor het integraal voedselbeleid.

    Dit houdt in dat de overheid duidelijke kaders en randvoorwaarden creëert voor activiteiten die de stakeholders zelf uitvoeren. Naast het nemen van maatregelen gaat het ook om het stimuleren van samenwerking, kennisdeling en het borgen van activiteiten en netwerken.

  • 5. Evalueer en stuur bij.

    Voer een periodieke monitoring en evaluatie uit van het integraal voedselbeleid en verbind deze aan klimaat en preventiedoelen. De monitoring van gezonde en duurzame voedselproductie en -consumptie is nu te versnipperd.

Kabinetsreactie

Een duurzaam voedselsysteem, waarin zo duurzaam mogelijk wordt geproduceerd en geconsumeerd en zo weinig mogelijk voedsel wordt verspild, is van groot belang: het draagt bij aan een klimaatdoelen, het milieu en een goede gezondheid. De aanbevelingen van de evaluatie geven onderbouwing aan de voortzetting van het voedselbeleid. Hieronder licht ik toe hoe ik hier aan de hand van de aanbevelingen samen met de Staatssecretaris van VWS vorm aan ga geven.

Werken aan een integraal voedselbeleid

Een integrale aanpak van het voedselsysteem is van groot belang om daadwerkelijk tot meer duurzame uitkomsten te komen. In de afgelopen jaren heeft de focus van het LNV-beleid voor een belangrijk deel op verduurzaming van de productie gelegen. Integrale verduurzaming is echter niet mogelijk zonder dat ook consumenten, supermarkten, en andere ketenpartners stappen in verduurzaming zetten. Om tot meer balans in de aanpak voor een integraal duurzaam voedselsysteem te komen is het mijn intentie om het voedselbeleid met betrekking tot duurzaamheid meer te richten op deze vraagzijde van het voedselsysteem. Dat betekent niet dat ik alleen oog heb voor verduurzaming van de vraag. Ik kijk nadrukkelijk ook naar de samenhang met het ondernemerschapsbeleid, dat zich onder meer richt op versterking van de positie van de boer in de keten, naar de regionalisering van het voedselsysteem en de bredere opgave die er is om de landbouwsector te verduurzamen.

Daarnaast is een meer integrale aanpak van het voedselbeleid belangrijk door duurzaamheid en gezondheid met elkaar te verbinden. In zowel het eetpatroon van de consument als in het productaanbod komen duurzaamheid en gezondheid vaak samen. Als meer mensen eten volgens de Schijf van Vijf, met daarin een goede balans tussen de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten, draagt dat zowel bij aan duurzaamheid als aan gezondheid.

Een ander eetpatroon, vooral meer gericht op plantaardige in plaats van dierlijke eiwitten, vermindert daarnaast de behoefte aan import van veevoer van buiten Europa en draagt op die manier tevens bij aan de robuustheid van het voedselsysteem, zoals eerder geadviseerd door de WRR in haar rapport. De uitwerking van dit thema krijgt verder inhoud binnen de Nationale Eiwit Strategie. Hierover ontvangt uw Kamer een separate brief.

Vanuit VWS en LNV werken we de komende maanden de vraag uit hoe onze visies ten aanzien van gezond en duurzaam voedsel en de daarbij behorende beleidsinstrumenten elkaar nog verder kunnen versterken en hoe tot een integrale aanpak gekomen kan worden, die recht doet aan de complexiteit van het voedselsysteem. Uw Kamer wordt hierover dit jaar geïnformeerd.

Maak scherpe keuzes en formuleer heldere doelen

Richtinggevend voor de inzet op het voedselbeleid in deze kabinetsperiode zijn de doelen die in nationaal en internationaal verband zijn afgesproken in de visie op de Kringlooplandbouw, het Klimaatakkoord, het Nationaal Preventieakkoord, in de Farm to Fork-strategie van de EU en in de Sustainable Development Goals.

Voor het voedselbeleid zijn de komende tijd de speerpunten met bijbehorende doelen:

  • Het gezamenlijke doel van LNV en VWS is dat meer mensen eten volgens de Schijf van Vijf.

  • Onderdeel hiervan is mijn doelstelling om een verschuiving van de balans in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten van de huidige 60/40-verhouding naar 50/50 in 2030 te realiseren. Dit is een ambitieus doel: dit vraagt over de gehele populatie een gedragsverandering in het eetpatroon. Deze verhouding past bij de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum die zowel ziet op gezondheid als duurzaamheid. Een dergelijke verschuiving levert tevens een reductie op van de broeikasgasemissies met 10–15%2 en draagt daarmee bij aan de afspraken in het Klimaatakkoord.

  • Het halveren van de voedselverspilling in 2030 ten opzichte van de voedselverspilling in 2015 (reeds bestaande Sustainable Development Goal). Het is mijn inzet om de hiervoor ontwikkelde aanpak door te zetten en zowel bij consumenten als in de keten een zichtbare verdere reductie van voedselverspilling te realiseren.

  • Het vergroten van het aanbod en de consumptie van biologisch voedsel. Een belangrijke Europese afspraak is dat het aandeel biologisch geproduceerde producten zal worden verhoogd. Ik werk momenteel aan een nationale strategie hiervoor, waarin naast de stimulering van de productie ook een belangrijke rol is voor de stimulering van de vraag naar biologische producten.

  • En we verwachten dat voedselaanbieders, zoals supermarkten, horeca en catering, maar ook de verwerkende industrie, hun verantwoordelijkheid nemen om de duurzame en gezonde keuze als de gemakkelijke keuze presenteren.

De hierboven beschreven doelen vormen een belangrijke stip op de horizon waarmee invulling wordt gegeven aan het voedselbeleid, conform hetgeen aanbevolen is vanuit de evaluatie. In relatie tot gezondheid is dit aanvullend op de preventieaanpak via onder andere het Nationaal Preventieakkoord, waar de Staatssecretaris van VWS uw Kamer over heeft geïnformeerd3. Daarbij is de Schijf van Vijf ook de basis voor de acties en doelstellingen op het gebied van voeding. Voor bovengenoemde doelen worden met betrokken partijen nadere mijlpalen afgesproken. Met betrokken kennisinstellingen zal onderzocht worden welke stappen er nodig zijn om tot een versnelling te komen om de doelen voor verspilling en de verschuiving in eiwitconsumptie te kunnen maken. Dit vraagt stevige inzet van alle betrokken, passend bij ieders verantwoordelijkheid, omdat het bewerkstelligen van gedragsverandering, zo is inmiddels bekend, een weg van de lange adem is. Er is wel brede consensus over het belang van deze verschuiving en dat deze zich in eerste instantie moet richten op de balans van 50/50. Ook het Voedingscentrum geeft aan dat meer plantaardig en minder dierlijk eten belangrijk is voor het milieu en de gezondheid. Dit vraagt stevige inzet van alle betrokken, passend bij ieders verantwoordelijkheid, omdat het bewerkstelligen van gedragsverandering, zo is inmiddels bekend, een weg van de lange adem is. Er is wel brede consensus over het belang van deze verschuiving en dat deze zich in eerste instantie moet richten op de balans van 50/50. Een verdere bevolkingsbrede verschuiving vraagt meer inzicht in de effecten hiervan op de gezondheid en het milieu. We hebben de Gezondheidsraad gevraagd advies uit te brengen over de effecten op de gezondheid van de eiwittransitie in het voedingspatroon, waarbij ook aandacht is voor de verschillende doelgroepen die er in de populatie zijn. Hier hopen we in 2023 meer inzicht in te krijgen. Het doel van 50/50 in 2030 is daarbij niet in beton gegoten: als ontwikkelingen of nieuwe inzichten er toe leiden dat een verscherping of versnelling van het doel nodig is, kan dit tot een heroverweging leiden.

Deze eventuele ontwikkelingen zullen onderdeel zijn van de reeds aangekondigde nadere uitwerking van het voedselbeleid. In het resterende deel van deze brief wordt verder ingaan op hoe invulling wordt gegeven aan aanbevelingen 3, 4 en 5 van de evaluatie en hoe dit terug zal komen in het voedselbeleid.

Houdt de huidige beleidstheorie tegen het licht

Conform de bevindingen van de evaluatie blijft het belangrijk om actief in te zetten op kennisdeling en netwerkvorming. Het is echter ook onze intentie om de huidige beleidsinzet te versterken en verbreden langs de lijnen van normeren en beprijzen. Dit is belangrijk om de consument te stimuleren een gezonde en duurzame keuze te maken, meer plantaardig en duurzaam en/of biologisch te laten eten en minder te laten verspillen.

Aan de zijde van de consument is de belemmering er vooral in gelegen dat consumenten doorgaans geen bewuste keuze kunnen maken voor gezonde en duurzame producten. Consumenten kiezen vooral op basis van gewoonte, gemak en prijs. De consument wordt daarbij sterk beïnvloed door de voedselomgeving4. De huidige voedselomgeving is geen weerspiegeling van de Richtlijn Schijf van Vijf en verleidt nu nog te veel tot ongezonde en niet duurzame keuzes.

De reeds bestaande inzet, via onder andere programma’s als Jong Leren Eten en via het Voedingscentrum, en de topsectoren zal doorgaan. Deze is erop gericht de vaardigheden en bewustzijn omtrent voedselkeuzes te vergroten en draagt bij aan wat als «gewoon» of als sociale norm wordt ervaren. Aanvullende instrumenten die onderdeel van de inzet kunnen zijn betreffen gemak en prijs. Bijvoorbeeld in de inrichting van de voedselomgeving, door hier onder meer de klimaatvriendelijke (en gezonde) keuze als de normale en makkelijke keuze in de schappen en via de marketing te positioneren. De inzet op de belangrijke keurmerken, gepresenteerd door Milieu Centraal, kan hierin ondersteunend zijn. Daarnaast kunnen afspraken op het voedselaanbod wenselijk zijn om de duurzame en gezonde keuze gemakkelijker te maken, door bijvoorbeeld het stellen van een minimaal percentage aan duurzaam en/of biologisch voedsel in de schappen. Dit geeft invulling aan de wens van partijen uit het Nationaal Preventieakkoord om de verkoop van producten die passen in de Schijf van Vijf meer te stimuleren. De inzet hierop stemmen we uiteraard af tussen VWS en LNV.

Ook via prijssignalen heeft de overheid de mogelijkheid om prikkels te geven richting meer duurzame en gezondere keuzes, zonder mensen in hun vrijheid te beperken. Ik zal daarom onderzoeken hoe een heffing op vlees in combinatie met een terugsluis richting de producerende sector uitvoering kan krijgen, met aandacht voor de uitvoerbaarheid van de maatregel. Gecombineerd met de inzet uit het coalitieakkoord voor een belastingverhoging op niet-alcoholische (fris)dranken en de verkenningen naar het verlagen van de btw (van 9 naar 0%) op groente en fruit en een suikerbelasting, kan de consument gestimuleerd worden om tot betaalbare, en meer gezonde en duurzame keuzes te komen. Deze maatregelen hangen nauw met elkaar samen, ook ten aanzien van de betaalbaarheid van een duurzaam en gezond voedselaanbod voor mensen.

Met bovenstaande aanvullingen op het bestaande pakket aan instrumenten en activiteiten is de verwachting dat gerichtere stappen gezet kunnen worden om de bovenstaande doelen te behalen.

De komende maanden wordt de mix van instrumenten die wenselijk is om de doelen te bereiken, nader uitgewerkt. De kennis- en innovatieprogrammering is hierop afgestemd en zal de nodige input hiervoor leveren. Ook wordt, samen met VWS, bezien op welke punten wij nog meer tot gezamenlijk beleid en uitvoering kunnen komen.

Ten aanzien van de eigen inkoop en catering door het Rijk wil ik mij daarnaast, zoals ook in het coalitieakkoord is aangegeven, ook committeren aan de inkoop van duurzaam en lokaal geproduceerd voedsel. Ik zal nog uitwerken op welke manier dit concreet gemaakt kan worden. Hierbij wil ik ook een bijdrage leveren aan de motie van de leden Bromet en Van der Plas (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 21) over het vergroten van de afname van biologische producten door de rijksoverheid, aansluitend bij de inzet die er vanuit het Nationaal Preventieakkoord is om het aanbod bij de bedrijfsrestaurants van de rijksoverheid gezond te maken.

Voer regie en werk een implementatiestrategie uit voor het integraal voedselbeleid

De hierboven beschreven doelen en acties vormen een belangrijke stap waarmee richting wordt gegeven aan het voedselbeleid. Voor de periode van de huidige kabinetsperiode heb ik vanuit LNV in totaal € 12 miljoen extra beschikbaar gemaakt om hier invulling aan te geven. Uiteraard wordt ook een belangrijke bijdrage verwacht van de diverse ketenpartners. Ik ga met hen in gesprek over hun inzet op het gebied van onder andere het verminderen van voedselverspilling, een duurzamer voedselaanbod, inkoop van duurzamer voedsel, marketing en de inrichting van de voedselomgeving. Het doel is om te komen tot afspraken, zoals ook is verwoord in het coalitieakkoord, waarin van supermarkten stappen worden verwacht om het aanbod aantoonbaar duurzamer en diervriendelijker te maken. De verkenning naar duurzaamheidsinspanningen en -duurzaamheidsindicatoren voor supermarkten die is gestart naar aanleiding van de motie van de leden Sneller en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 31 532, nr. 246), geeft hier waardevolle inbreng voor. Tevens is het gesprek met supermarkten gaande om uitvoering te geven aan de motie van de leden Tjeerd de Groot en Boswijk, over hun inzet op het gebied van voorlichting, schapruimte en aanbod van biologische producten (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1299).

Evalueer en stuur bij

Op dit moment worden diverse monitors gehanteerd om de voortgang op de hierboven geformuleerde doelen te meten. Mogelijkheden voor verbetering hiervan worden met betreffende ketenpartners en andere relevante partijen besproken. Op basis hiervan worden aanvullende afspraken gemaakt ten aanzien van monitoring en bijsturing. Uiteraard zullen de Staatssecretaris van VWS en ik dit, waar mogelijk, samen vormgeven.

Tot slot

De evaluatie laat zien dat er belemmeringen zijn voor partijen om tot daadwerkelijke stappen te komen richting een gezonde en duurzame consumptie. Voor het bedrijfsleven, met name de retail, wordt opgemerkt dat het winstoogmerk een belangrijke rol speelt in de mate waarin in de praktijk acties worden ondernomen richting een duurzamer aanbod. Ook geven ketenpartners aan dat het voor hen lastig is om vraagstukken op het gebied van duurzaamheid integraal op te pakken.

Met ons beleid willen we bijdragen aan het wegnemen van belemmeringen, zodat de duurzame en gezonde keuze makkelijker wordt. Naast de reeds beschreven inzet wordt met zowel met Nederlandse partners als in Europees verband met andere lidstaten gewerkt aan het gebruik en het ontwikkelen van rekenregels voor het bepalen van de «environmental footprint» van voedsel. Dit past in de Europese langetermijninzet om te komen tot een geharmoniseerd raamwerk voor het meten en communiceren van de mate van duurzaamheid van producten. Het vergroot voor alle partijen, waaronder de consument, de transparantie over de mate van duurzaamheid van voedsel, en stelt hen in staat verdere stappen te nemen op dit gebied.

Hierboven heb ik aangekondigd dat, waar mogelijk gezamenlijk, de verschillende onderdelen van het integrale voedselbeleid nog nader worden uitgewerkt. Hierover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Zij het dat deze reductie zich niet beperkt tot de Nederlandse landsgrenzen.

X Noot
3

Brief d.d. 17 maart 2022.

X Noot
4

Krom, de M., Vonk, M., Muilwijk, H. (2020) Voedselconsumptie veranderen: bouwstenen voor beleid om verduurzaming van eetpatronen te stimuleren. https://www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/pbl-2020-voedselconsumptie-veranderen4044.pdf.

Naar boven