31 532 Voedingsbeleid

Nr. 261 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2021

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de kennis- en innovatieprogramma’s «DuurzaamDoor: sociale innovatie voor een groene economie» (hierna: DD) en «Jong Leren Eten» (hierna: JLE). Hiermee geef ik invulling aan de toezegging aan het lid De Groot (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 72). Tevens stuur ik het beleidskader 2021–2024 «Gezond en Duurzaam, Sociale Innovatie voor Transities» van beide programma’s aan uw Kamer. Het beleidskader is gericht op innovatieve en educatieve activiteiten op het gebied van natuur, milieu, duurzaamheid en gezonde voeding. Het gedetailleerde beleidskader is te vinden op de website www.duurzaamdoor.nl/gezond-en-duurzaam, waar ook evaluatierapporten en onderzoeken van de eerdere programmaperiodes te vinden zijn.

Het doel van de programma’s DD en JLE is om maatschappelijke (innovatieve) initiatieven op het gebied van duurzaamheid te versterken en de kennis en bewustwording over gezond en duurzaam voedsel onder (jonge) mensen te vergroten. Zo zijn de afgelopen jaren initiatieven rond voedselverspilling, korte ketens en stadslandbouw op de kaart gezet, is natuurinclusief bouwen op de agenda van bouwers, gemeenten en ontwikkelaars gekomen en zijn in het onderwijs duurzaamheidslessen in curricula verankerd. Op honderden scholen wordt gewerkt aan voedselvaardigheden in theorie en praktijk, ondersteund door educatieve organisaties.

DD doet dat in de brede context van duurzame ontwikkeling en de Sustainable Development Goals (SDG’s) en JLE in de ambitie voor «gezonde en duurzame voedselkeuze». De programma’s verbinden landelijke, regionale en lokale initiatieven via (onderwijs) netwerken. Zo wordt het delen van kennis en ervaring met elkaar mogelijk gemaakt.

Gevolgen coronacrisis

De sluiting van scholen en het beperken van fysieke bijeenkomsten, als gevolg van COVID-19, zijn niet bevorderlijk voor kennisprogramma’s die het moeten hebben van ontmoeting en samenwerking in fysieke ruimtes. Niettemin hebben de educatieve organisaties, het onderwijs en het programmamanagement gezocht naar creatieve oplossingen. Zo zijn bijvoorbeeld schooltuinen verplaatst naar balkons, achtertuinen en vensterbanken, en zijn kookchallenges in de thuissituatie in plaats van kooklessen op school georganiseerd. Veel educatief materiaal is in korte tijd gedigitaliseerd, symposia en studiedagen zijn virtueel vormgegeven en er zijn trainingen gehouden, waarbij cursisten materiaal thuisgestuurd kregen en online instructies ontvingen. Hierdoor zijn de programma’s JLE en DD en onderliggende projecten toch voor de volle vier jaar uitgevoerd met weinig tot geen vertraging.

In het vervolg van deze brief geef ik uw Kamer per programma een beknopt overzicht van de opzet, de resultaten, de conclusies en leerpunten uit de evaluaties en geef ik inzicht in het vervolg van de programma’s.

Ik put daarbij uit het geactualiseerde beleidskader 2021–2024. Zowel de terugblik op de lopende programma’s als de vooruitblik op de komende jaren zijn voor JLE tot stand gekomen na advies van de Programmaraad JLE en zijn voor DD afgestemd met de Stuurgroep DuurzaamDoor.

Het programma DuurzaamDoor

Doel en opzet

DuurzaamDoor is een kennisprogramma dat zich richt op samenwerking tussen maatschappelijke initiatiefnemers, onderwijs, kennisinstellingen, ondernemers, procesbegeleiders, maatschappelijke organisaties en verschillende overheden. Het programma is mede afhankelijk (in geld en inzet) van commiment van belanghebbenden. Zij werken in projecten samen aan (innovatieve) oplossingen voor de grote maatschappelijke duurzaamheidsopgaven op het gebied van voedsel, water, energie en klimaat, biodiversiteit en circulaire economie. Dit doen zij via zogenaamde «participatietafels». Dit zijn overleggen waarin partijen samenkomen om gemeenschappelijke belangen te verkennen, coalities te smeden, concrete projecten uit te voeren, maar ook om kennis, ervaringen en good practices uit te wisselen.

Resultaten

De concrete winst van DD is dat er een groot aantal activiteiten en projecten worden uitgevoerd, die samen richting geven en bijdragen aan transities op verschillende duurzaamheidsonderwerpen.

In de afgelopen programmaperiode zijn er ca. 125 projecten uitgevoerd. Deze zijn benoemd in een rapportage die als bijlage bij het beleidskader te vinden is. Op de website van DD www.duurzaamdoor.nl zijn de meeste projecten ook via publicaties en beeldmateriaal gepresenteerd. Ik licht een aantal projecten uit.

  • Binnen het thema Voedsel (totaal 12 projecten) is bij het project «Restaurants van Morgen» door GreenDish, Natuur en Milieu, Voedingscentrum en een aantal bedrijven in en rond FoodValley, samen met de universiteit Wageningen en het Louis Bolk instituut, precies gemeten waar bij inkoop, bereiding, consumptie en verwerken van reststromen in een restaurant winst te behalen is qua voedselverspilling. Uit deze gegevens is een handleiding voor inkopers en koks gemaakt die een grote duurzaamheidswinst oplevert. Deze werkwijze wordt ook als lesmateriaal in een aantal opleidingen ingezet.

  • Binnen het thema Biodiversiteit (totaal 21 projecten) is een ontwerpwedstijd «Natuurinclusief bouwen» uitgeschreven, gewonnen door het project Kerckebos in Zeist. De inzendingen zijn gepresenteerd op de jaarlijkse Nationale Bouwbeurs in de RAI. Met de ervaringen en opgedane kennis zijn handleidingen opgesteld voor aanbesteders (veelal gemeenten) en aannemers. Vanuit een gezamenlijke «leerkring» werken een aantal partijen aan een lobby om «natuurinclusief bouwen» als het nieuwe normaal voor de toekomst te agenderen. Samen met «klimaatneutraal bouwen» en «circulair bouwen» wordt hiermee een bijdrage geleverd aan het verduurzamen van de bouwsector.

  • Binnen het thema Water (totaal 13 projecten), werkten een aantal mbo scholen aan het vraagstuk over residuvorming in oppervlaktewater. Ondanks dat door betere zuivering de waterkwaliteit beter lijkt, vormen onder andere medicijnresten en bestrijdingsmiddelen nieuwe uitdagingen. Door metingen en door opsporen en betrekken van partijen in de keten wordt gezocht naar meer duurzame oplossingen.

Zo zijn er ook projecten op thema’s als circulaire economie, energie en klimaat en meer doorsnijdende thema’s als regionale duurzaamheidsnetwerken en omgevingswet. Bij het uitwerken van projecten wordt naast het inhoudelijke resultaat ook veel aandacht besteed aan de vorm van het leerproces en de samenstelling van de coalities die de projecten uitvoeren.

Ook de verankering van natuur, milieu en duurzaamheid in diverse curricula van het onderwijs is een belangrijke opbrengst van DD.

Meer details over projecten en werkwijze zijn te vinden op de website www.duurzaamdoor.nl en een speciale uitgave van het tijdschrift Publiek Denken «van kiem naar bloemenveld» die als bijlage bij deze brief is gevoegd1.

Het totaal van de DD-projecten heeft ca. € 5,5 mln. gekost, waarbij ook andere partijen ca. € 2 mln. aan cofinanciering hebben bijgedragen. Het programma is vraaggestuurd en daardoor ook breed qua onderwerpen. Om de nodige focus en samenhang te bewaken is er een stuurgroep waarin de diverse geledingen vertegenwoordigd zijn.

Evaluatie en leerpunten

Het programma DD kent een complexiteit in thema’s, deelnemers, integraliteit en schaalniveaus. Daarom is gekozen voor het laten uitvoeren van een zogenaamde «lerende evaluatie» waarin alle processen en resultaten tegen het licht worden gehouden, samen met de deelnemers.

De evaluatie leverde veel nuttige lessen op, maar ook een aantal concrete aanbevelingen, zoals dat het belangrijk is om goed rekening te houden met de leervoorkeuren (methoden, stijlen) van verschillende type deelnemers. Ook werd aanbevolen om deelnemers te betrekken bij het gemeenschappelijke leerproces en verdere analyses op een hoger abstractieniveau, in plaats van alleen bij het eigen project. Een andere aanbeveling is om nog meer aandacht te besteden aan het valideren van praktijkkennis en opschalen van projectresultaten. De verschillende aanbevelingen zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van het beleidskader.

De stuurgroep DD adviseerde aan de hand van de evaluaties om niet het gehele programma opnieuw te ontwerpen, maar vooral de leerpunten te implementeren, de bestaande programmalijnen te verdiepen en meer aandacht te schenken aan het valideren van projectresultaten en het uitwisselen van good practices.

De stuurgroep gaf daarbij aan meer focus te willen leggen op een regionale aanpak, thema’s meer integraal op te willen pakken en jongerenparticipatie een rol te geven in het programma.

De verbinding tussen lokale en regionale praktijken en beleidsontwikkelingen op landelijke of zelfs internationale schaal blijft belangrijk. Projecten die hun «kiem» hebben bij DD kunnen ook door ontwikkelen en opschalen in andere of grotere kennisprogramma’s en regelingen, bijvoorbeeld via de Topsectoren.

Bij de coalitievorming en co-creatie bij de start van projecten is het expliciet maken van de «committering» belangrijk, ook om de bijdrage aan het grotere geheel in beeld te brengen, bijvoorbeeld door de Sustainable Handprint methode.2 Zo staan projecten niet op zich, maar vormen samen ook beweging in gewenste transities. Verdere adviezen van de stuurgroep zijn ook verwerkt in het beleidskader.

Vervolg 2021–2024

Het programma DD 2021–2024 kiest grotendeels voor een vervolg van de aanpak van de afgelopen periode, in lijn met de aanbevelingen van de stuurgroep DD.

Wat in de periode 2021–2024 meer centraal zal komen te staan is de aandacht voor programmering vanuit concrete opgaven die in een bepaald aantal regio’s spelen. Het idee is om te werken met een aantal zogenaamde «Regionale Transitie Werkplaatsen» (RTW) die zich richten op integrale en gebiedsgerichte vraagstukken. Daarmee worden de decentrale overheden extra uitgedaagd mede vorm te geven aan duurzaamheidsprojecten. DD zorgt in zijn rol als facilitator voor expertise en ondersteuning op zowel proces als inhoud.

Op het landelijk niveau zal het thema klimaatadaptatie verder worden uitgewerkt via de werkwijze van DD. Meer aandacht zal gaan naar kennisverspreiding en doorwerking. Door het karakter van «leren en innoveren» zoekt het programma DD naar steeds weer nieuwe uitdagingen, projecten en concepten. De projecten zijn belangrijk, maar het analyseren van de resultaten en toetsen aan wetenschappelijk onderbouwing zal sterker worden ingezet.

Specifieke onderwijsactiviteiten zijn ondergebracht bij de coöperatie «Leren voor Morgen». Hierin werken netwerken van scholen, docenten en educatieve organisaties samen aan integratie van duurzaamheid in de verschillende onderdelen van het onderwijssysteem. Naast het ontwikkelen van onderwijsprojecten en het professionaliseren van docenten, werken zij ook aan de verankering in curricula. Voor het partnerschap van DD en de coöperatie Leren voor Morgen liggen er de komende jaren twee extra accenten, namelijk de doorwerking van innovatieve kennis van duurzaamheidsthema’s in met name beroepsonderwijs en een sterkere relatie met onderwijspartijen bij regionale programmering, met name in het mbo en hoger onderwijs. Een voorbeeld hiervan is «Spark, the movement» in Friesland, waar bedrijven, scholen en overheden samenwerken aan onderzoek en opdrachten voor en door studenten, stageplaatsen gericht op circulaire economie en nieuwe lesmaterialen voor het onderwijs.

Met deze extra aandachtspunten – regionalisatie, inzet op het thema klimaatadaptatie, meer wetenschappelijke onderbouwing, doorwerking in het onderwijs – denkt DuurzaamDoor nog effectiever te zijn in het stimuleren en ondersteunen van innovaties en transities.

Om de uitwerking van de programma’s dicht bij de actualiteit van beleid en maatschappelijke behoefte te houden, stel ik opnieuw een «Stuurgroep DuurzaamDoor»3 in onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, mevrouw ir. A. Nijhof MBA. Deze stuurgroep zal het programmamanagement bij RVO.nl via jaarplannen en jaarverslagen en via adviezen richting geven aan de focus en richting van het programma.

Het programma Jong Leren Eten

Doel en opzet

Het educatieve programma JLE is georganiseerd rond vijf programmalijnen, die gezamenlijk als doel hebben om kinderen te leren hoe en waar voedsel geproduceerd wordt, hoe zij zelf gezonde en duurzame keuzes in hun voedselpatroon kunnen maken en hoe zij zich «voedselvaardigheden» eigen kunnen maken. Het programma richt zich op kinderen en jongeren van 0–18 jaar, die bereikt worden via kinderopvang en onderwijs (po, vo en mbo). Het uiteindelijke doel is structurele verankering van voedseleducatie in kinderopvang en het onderwijs.

De strategie van JLE is gericht op vijf pijlers:

  • 1. Structurele implementatie in scholen

  • 2. Update en kwaliteitsslag (grote) landelijke educatieprogramma’s

  • 3. Verbinden theorie en praktijk

  • 4. Verbinden en netwerken ontsluiten

  • 5. Monitor en onderzoek voedselvaardigheden

In het volgende onderdeel geef ik per pijler, in aanvulling op de voortgangsrapportage (Kamerstuk 31 532, nr. 235), inzicht in de resultaten.

Het programma kent zowel een landelijke aanpak, maar daarnaast zijn ook in iedere provincie twee «kennismakelaars JLE» actief die lokale en regionale activiteiten verbinden met de vragen van scholen.

Op de website van JLE www.jonglereneten.nl staan ook enkele uitwerkingen van resultaten en projecten. Het magazine «Jong Leren Eten, terugblik: voor een gezonde en duurzame generatie» is als bijlage bij deze brief gevoegd4.

Het programma vindt richting door een Programmaraad onder leiding van prof. Jaap Seidel waar onder meer Gezonde School, GGD’s, JOGG, Voedingscentrum, WUR, en NME aan deelnemen. Deze raad is ingericht naar aanleiding van een tussenevaluatie en zorgt voor meer samenhang en kennisuitwisseling tussen de partijen en hun programma’s.

Resultaten: van projecten en activiteiten naar een beweging

De concrete winst van Jong Leren Eten is dat op steeds meer scholen op een structurele wijze voedseleducatie plaatsvindt (lespakketten, schoolfruit, Smaaklessen, gezonde schoollunches) en dat daarnaast partijen zich gezamenlijk inzetten voor praktijken waarin kinderen (en hun omgeving) kunnen oefenen met voedselvaardigheden (koken, tuinieren, boerderij lessen). Het gaat er uiteindelijk om dat zij daarmee in staat zijn om een keuze voor gezonde en duurzame voeding maken.

Naast de acties die rechtstreeks door JLE-programma worden opgezet en gefinancierd zijn er steeds meer gelieerde activiteiten van partners. Om slechts enkele te noemen: Al drie jaar «zaden-pakketten» voor tuinieren op school van zaadhandelaar RijkZwaan, Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling en Voedingscentrum; Kok in de Klas van Smaaklessen; «Boergondisch» Koken tijdens Dutch Agri Food Week, de speelfilm «Een jaar rond met je handen in de grond» met educatiemateriaal van het IVN op initiatief van JLE; een mbo-challenge rond Voedselverspilling met de Taskforce Voedselverspilling en het Openluchtmuseum. Veel meer van dergelijke inspirerende «spin-offs» zijn te vinden op de website van JLE. Met dergelijke voorbeelden wil ik benadrukken dat er niet alleen eigen projecten worden uitgevoerd, maar «een beweging» is ontstaan.

Pijler 1: Structurele implementatie in scholen

Het streefgetal om jaarlijks 300 nieuwe scholen te laten starten is gehaald. Het programma loopt nu voor het 4e schooljaar. In totaal zijn 1.213 scholen gestart met het traject Gezonde School-vignet Voedsel, een keurmerk dat aangeeft dat een school succesvol werkt aan beleid, educatie en omgeving. De balans tussen vraag en aanbod is daarmee goed ingeschat.

Pijler 2: Update en kwaliteitsslag landelijke educatieprogramma’s

Ook in het laatste jaar van het huidige beleidskader is ingezet op de verbetering van lesmethodes, lespakketten en educatieprojecten:

  • In 2019 rapporteerde ik uw Kamer dat reeds negen van de meest gebruikte lesmethodes aanpast waren. Een tiende meest gebruikte educatieve methode is doorgelicht en verbeterd;

  • Het Voedingscentrum5 heeft handleidingen rond kooklessen uitgebracht;

  • Het project Gezonde Schoolkantine is versterkt met bijvoorbeeld een module jongerenparticipatie;

  • Het Platform Boerderij Educatie is verder geprofessionaliseerd en het aantal educatie-boeren is uitgebreid en gecertificeerd;

  • Programma’s als EU Schoolfruit en Smaaklessen zijn verder ontwikkeld en het lesmateriaal is gedigitaliseerd, mede door steun van het programma JLE. Er doen jaarlijks ca. 3.000 scholen mee met schoolfruit, waarbij ook vraag en aanbod met elkaar in evenwicht zijn.

Pijler 3: Verbinden theorie en praktijk

In het kader van boerderij-educatie, koken en tuinieren hebben inmiddels ca. 1500 scholen een bijdrage ontvangen vanuit de stimuleringsregeling «Lekker naar Buiten». 450 trainers zijn opgeleid rond de gezonde kinderopvang en moestuinen, wat geleid heeft tot initiatieven bij kinderdagverblijven en BSO.

Schooltuinieren (voornamelijk basisonderwijs) vindt plaats op 491 plekken in diverse vormen en dat aantal groeit stevig door. Daar draagt het aanleggen van «groene schoolpleinen» – vaak vanuit een additionele stimulans vanuit provincies en gemeenten – ook aan bij. Weten waar je eten vandaan komt, wordt in praktijk gebracht waarbij 331 educatie-boeren ca. 60.000 kinderen hebben ontvangen voor een excursie.

Pijler 4: Verbinden en netwerken ontsluiten

Het zwaartepunt van de uitvoering van het programma JLE ligt op regionaal niveau en wordt uitgevoerd via zogenoemde «JLE-makelaars» in samenwerking met veel educatieve partijen. In elke provincie zijn twee JLE-makelaars actief, waarvan één werkzaam is in de «witte wereld» (gezondheidsdomein gericht op gezondheidseducatie) en één in de «groene wereld» (duurzaamheidsdomein gericht op milieu en natuureducatie). Deze makelaars werken met elkaar samen en fungeren als aanjager, stimulator en wegwijzer in de vele bestaande ondersteuningsmogelijkheden en het educatieve aanbod.

Inmiddels zijn er 24 JLE makelaars actief. Hun netwerk met lokale en regionale spelers is in de programmaperiode gegroeid van 80 relaties in 2017 naar 2.900 in 2020. Hiermee is een netwerk ontstaan waarmee educatieve vragen van scholen zo goed mogelijk met maatwerk ondersteund worden.

Het aantal trainingen, studiedagen, informatiebijeenkomsten en activiteiten is niet bij te houden, maar in iedere provincie is een «factsheet» met de meest stimulerende projecten en kwantitatieve informatie beschikbaar naast het bijgesloten algemeen «magazine Jong Leren Eten, terugblik».6

Binnen het programma zorgt het programmamanagement voor regelmatige netwerkbijeenkomsten met de makelaars, waarbij vaak specialisten of collega-programma’s worden uitgenodigd. Ieder jaar maken de JLE-makelaars een werkplan dat ook samen met de provincie wordt besproken met oog op synergie met andere voedselprogramma’s. Landelijk is er diverse malen per jaar overleg met Gezonde School en met de landelijke partners. Er zijn door JLE twee landelijke symposia georganiseerd en een online eindsymposium. Er is een website met alle landelijke informatie en doorverwijzingen. Daarnaast hebben de meeste provincies een eigen (deel)website, een nieuwsbrief en worden trainingen, studiedagen en netwerkbijeenkomsten gehouden.

Pijler 5: Monitor en onderzoek voedselvaardigheden

JLE heeft bijgedragen aan diverse onderzoeksprojecten, waaronder die over schoollunches (WUR, VU) en Gezonde basisschool van de toekomst (Maastricht), over groene schoolpleinen (Hogeschool Leiden, VU) en onderzoek naar effectiviteit schoolfruit en educatie. Zo geeft een onderzoek van de WUR over de combinaties tussen fysieke interventies rond groente en fruit en educatief aanbod aan dat ook aspecten van schoolbeleid en ouderparticipatie mede van invloed zijn op succesvolle en effectieve implementatie.7

Een evaluatie van de stimuleringsregeling «Lekker naar Buiten» is gedaan om de processen rond deze regeling te toetsen.8 Er wordt door scholen veel gebruik gemaakt van deze regeling.

De resultaten van de door het bureau Regioplan uitgevoerde evaluatie over de gehele programmaperiode 2017–2020 vindt u in het volgende onderdeel.

Evaluatie en leerpunten

Bureau Regioplan geeft de volgende eindconclusies naar aanleiding van hun procesmatige evaluatie over de periode 2017–2020:

  • Met het programma Jong Leren Eten is een impuls gegeven aan het netwerk en de activiteiten op het gebied van voedseleducatie.

  • Het programma draagt bij aan de doelstellingen en zet de positieve lijn van ontwikkeling die is geconstateerd in de tussenevaluatie van het programma door.

  • Er is meer samenwerking en afstemming tussen partijen op regionaal en landelijk niveau, «witte» en «groene» activiteiten raken meer verknoopt en scholen gaan steeds meer aan de slag met voedseleducatie.

  • Het programma wordt positief gewaardeerd door betrokkenen op landelijk en regionaal niveau.

  • Het programma levert een positieve bijdrage door te sturen op samenhang en kwaliteit van het aanbod, het faciliteren en aanjagen van de samenwerking op landelijk en regionaal niveau en het bieden van regionaal maatwerk.

  • De duurzaamheid en het netwerk rond voedseleducatie is echter nog kwetsbaar en de netwerksamenwerking nog niet volledig geborgd. Een tweede programmaperiode is daarom raadzaam om de samenwerking en aandacht voor voedseleducatie vast te houden.

Vervolg 2021–2024

Een vervolg is nodig om te zorgen voor een structurele borging van datgene wat tot nu toe bereikt is. Er liggen ook nog veel kansen om meer scholen te bereiken.

Belangrijk uitgangspunt voor het succes van voedseleducatie is de vraagarticulatie en behoeften bij scholen. Op basis van de evaluaties en aanbevelingen van de Programmaraad kijkt JLE onder meer naar:

  • Meer aandacht voor het vo en mbo, waar mogelijk betrekken hoger onderwijs (uitbreiding naar 24 jaar);

  • Stimuleren van aandacht voor het thema voedseleducatie in provincies en gemeenten, aansluiten bij (lokale) voedselagenda’s;

  • Kijk naar mogelijkheden van ouderparticipatie en aansluiting bij projecten rond gezonde voedselomgevingen;

  • Blijvend inzetten op de succesvolle samenwerking en op het verbinden van groene en witte thema» s en partijen, landelijk en lokaal;

  • Met landelijke partners werken aan een overkoepelende agenda ten aanzien van voedseleducatie, met name met het programma Gezonde School en het programma Jongeren op Gezond Gewicht;

  • De focus leggen op het verduurzamen van bestaande structuren en het borgen van activiteiten in het netwerk.

Conclusie

Beide programma’s laten zien dat zij van toegevoegde waarde zijn in het vergroten van de kennis over (innovatieve) oplossingen naar duurzaamheid en bewustwording van wat er op ons bord ligt.

In het beleidskader DD/JLE 2021–2024 stel ik voor hoe in deze periode beide programma’s worden voortgezet en van nieuwe accenten voorzien, zoals op basis van de evaluaties en onderzoeken is voorgesteld. Ik stel hiervoor een bedrag van € 5,7 miljoen per jaar ter beschikking. Dit bedrag is bedoeld voor projecten van deelnemende partijen. Ik zet € 0,9 miljoen per jaar hiervan rechtstreeks in via het programma Gezonde School en € 4,8 miljoen per jaar wordt geïnvesteerd via de programmalijnen zoals beschreven in het beleidskader.

Ook in de nieuwe periode is monitoring en evaluatie onderdeel van de programma’s, zowel om intern de ontwikkelingen te volgen als om met externe organisaties en programma’s af te stemmen en te leren van de resultaten.

Ik zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 informeren over de tussentijdse resultaten van de nieuwe programmaperiode en medio 2024 informeren of een eventuele verdere continuering noodzakelijk en opportuun is.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Stuurgroep DuurzaamDoor bestaat uit vertegenwoordigers van de Ministeries I&W en LNV, provincies, gemeenten, waterschappen, kennisinstellingen, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven