31 379 CITES handhaving

Nr. 12 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2010

Overeenkomstig het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 16 september 2010 (2010Z12190/2010D35413) informeer ik u hierbij over het verloop van de ingebrekestellingsprocedures in verband met het stemgedrag van Nederland tijdens de laatste CITES-conferentie en de overschrijding van de implementatietermijn van de richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (richtlijn 2007/43/EG).

1. Stemgedrag van Nederland tijdens de laatste CITES-conferentie

Van 13 tot 25 maart jl. vond de vijftiende vergadering van de Conferentie van Partijen bij het CITES-verdrag plaats in Doha, Qatar. Op de agenda stond onder meer een voorstel van Monaco om blauwvintonijn op Appendix I van het CITES-verdrag te plaatsen en daarmee de internationale handel te verbieden. Omdat de Europese Unie momenteel geen partij is bij het CITES-verdrag, wordt het EU-standpunt tot uitdrukking gebracht door de lidstaten, maar gecoördineerd op grond van de artikelen 192 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Bij besluit van de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2010 is vastgelegd dat de lidstaten alleen vóór het voorstel van Monaco stemmen, indien in dat voorstel aanvullende voorwaarden zouden worden opgenomen. Nadat er geen meerderheid bleek te zijn voor deze aanvullende voorwaarden, is bij coördinatie ter plekke afgesproken dat de lidstaten zich bij het oorspronkelijke voorstel van Monaco onthouden van stemming. Nadat was gebleken dat het Verenigd Koninkrijk vóór het voorstel van Monaco zou stemmen, heeft Nederland ook daarvoor gestemd.1

Bij brief van 24 juni jl. heeft de Europese Commissie Nederland wegens zijn stemgedrag in gebreke gesteld. Nederland zou onder meer een inbreuk hebben gemaakt op de Europese verplichting tot loyale samenwerking (artikel 4, derde lid van het Verdrag betreffende de Europese Unie) en op de vereiste eenheid in externe vertegenwoordiging van de EU (artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).

Nederland heeft inmiddels op de ingebrekestelling gereageerd. Nederland heeft aangegeven dat het betreurt hoe de zaken zijn verlopen rondom het voorstel van Monaco, dat een gedegen en tijdige voorbereiding van de standpuntbepaling bij dit soort conferenties cruciaal is en dat Nederland graag met de Commissie en de andere lidstaten in kaart zou willen brengen wat er gedaan moet worden om te komen tot een sterker en eensgezind optreden van de Unie.

2. Overschrijding implementatietermijn voor de richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (richtlijn 2007/43/EG)

Op 15 juli jl. heeft de Europese Commissie een brief verzonden waarin Nederland in gebreke is gesteld wegens het niet tijdig implementeren van richtlijn nr. 2007/43/EG. De uiterste implementatietermijn van deze richtlijn was 30 juni 2010.

De Nederlandse regering heeft per brief aan de Europese Commissie een reactie gegeven op deze ingebrekestelling.

In die brief is aangeven dat implementatie van genoemde richtlijn geschiedt door middel van het Vleeskuikenbesluit 2010 (hierna ook: besluit) en voor een klein deel de Regeling vleeskuikens. Voorts is het totstandkomingstraject beschreven alsook de nog te doorlopen stappen, in het bijzonder de zogenoemde nahangprocedure bij beide Kamers der Staten-Generaal.

Aangegeven is dat parallel aan de implementatie van de richtlijn een traject is gestart om aanvullende nationale voorwaarden te ontwikkelen voor het mogen aanhouden van de hoogste bezettingsdichtheid in de stal (42 kg/m2). Hierover is overleg gevoerd met de sector.

De richtlijn biedt hiervoor de ruimte. Deze nationale voorwaarden zien toe op het voorkomen van de aandoeningen hakdermatitis en voetzoollaesies bij vleeskuikens. Door het stellen van deze extra eisen wordt het welzijn van vleeskuikens verder verbeterd.

Het overleg met de pluimveesector heeft uiteindelijk in oktober 2009 geresulteerd in een afsprakenkader, waarover ik u bij brief van 6 oktober 2009 heb geïnformeerd (Kamerstukken II 2009/2010, 28 286, nr. 318). Ter uitvoering van dit afsprakenkader bleek het nog noodzakelijk om aanvullende bepalingen in het concept-besluit op te nemen.

Het Vleeskuikenbesluit 2010 is als gevolg hiervan uiteindelijk pas vastgesteld op 1 juni 2010 en op 29 juni daaropvolgend gepubliceerd in het Staatsblad (nr. 240). De Regeling vleeskuikens is in voorbereiding.

Direct na de installatie van de leden van de Tweede Kamer na de verkiezingen is vervolgens op 17 juni jl. het besluit op grond van artikel 110 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voorgelegd aan beide Kamers der Staten-Generaal. In het kader van deze zogenaamde nahangprocedure bestond de mogelijkheid om inwerkingtreding bij wet te vragen van het besluit, indien ten minste eenvijfde van het aantal Kamerleden van de Tweede, respectievelijk de Eerste Kamer dit wenselijk achtte. Deze nahangprocedure is inmiddels afgerond zonder dat een verzoek om inwerkingtreding bij wet is ingediend. Dit betekent dat het besluit en daarmee ook de regeling in werking kunnen treden. Dit zal zo spoedig mogelijk geschieden, waarna de voltooiing van de implementatie van richtlijn nr. 2007/43/EG aan de Europese Commissie zal worden gemeld.

Ten aanzien van beide dossiers geldt dat de Commissie nu moet besluiten of zij al dan niet een procedure voor het Hof van Justitie van de Europese Unie zal aanvangen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker


XNoot
1

Zie mijn brief aan uw kamer bij brief van 23 maart jl., Kamerstukken II, 2009–2010, 31 379 en 32 123 XIV, nr. 10.

Naar boven