Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2015
In het ordedebat van 1 december jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 31, Regeling van
Werkzaamheden) heeft lid Jan Vos (PvdA) verzocht om een brief over het bij de start
van de klimaatconferentie in Parijs gelanceerde initiatief van een groep landen en
private investeerders die investeringen in onderzoek en ontwikkeling op het gebied
van hernieuwbare energie een impuls willen geven. Hierbij ga ik in op dit verzoek.
Bij de start van de klimaatconferentie in Parijs lanceerde Bill Gates het initiatief
«the Breakthrough Energy Coalition». Dit is een initiatief waarbij een grote groep
investeerders bedrijven met innovatieve ideeën op het gebied van hernieuwbare energie
ondersteunt om deze ideeën vanuit het laboratorium naar de markt te brengen. Deze
coalitie heeft daarbij de samenwerking gezocht met een gerelateerd publiek initiatief
genaamd «Mission Innovation».
Het initiatief «Mission Innovation» werd tevens bij de start van de klimaatconferentie
gelanceerd. Dit is een initiatief waarin een groep van 20 landen heeft aangekondigd
te streven naar een verdubbeling van publieke investeringen in onderzoek en ontwikkeling
op het gebied van hernieuwbare energie in de komende vijf jaar. Zij zullen daarbij
nauw samenwerken met de private sector en in het bijzonder met «the Breakthrough Energy
Coalition». Gates heeft op zijn beurt aangekondigd dat hij met zijn coalitie in het
bijzonder investeringen zal doen in de landen die het «Mission Innovation»-initiatief
hebben ondertekend.
Het lid Jan Vos vroeg waarom de Minister-President, die aanwezig was bij de start
van de klimaatconferentie, niet op de hoogte was van dit initiatief. Bij de bekendmaking
van het «Mission Innovation»-initiatief is contact gezocht met de Verenigde Staten,
die een belangrijke rol speelden bij de ontwikkeling van ervan. Ik heb van hen begrepen
dat dit initiatief zich vrij snel en buiten formele institutionele structuren heeft
ontwikkeld. De landen zijn daarbij benaderd op basis van bestaande contacten en de
keuze voor de benaderde landen was hierdoor enigszins arbitrair.
Dit neemt overigens niet weg dat Nederland in de toekomst alsnog welkom is om zich
bij dit initiatief aan te sluiten. Ik vind de inzet op energie-innovatie van groot
belang en zal in het Energierapport ingaan op het energie-innovatiebeleid voor de
lange termijn. In de daaropvolgende Energiedialoog wil het kabinet beter zicht krijgen
op de benodigde (financiële) inspanningen van de overheid, de kennisinstellingen en
het bedrijfsleven op energie-innovaties voor de middellange en lange termijn. Op basis
hiervan zal ik bezien of Nederland aansluiting kan zoeken bij dit initiatief.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp