31 226
Enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten

nr. 11
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 25 oktober 2007 en het nader rapport d.d. 1 november 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2007, nr. 07.003322, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging bij het voorstel van wet houdende enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten, met toelichting.

De nota van wijziging beoogt de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling te wijzigen. Ondermeer wordt in beide wetten een grondslag gecreëerd voor het bij algemene maatregel van bestuur aanwijzen van aanvullingen op uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die worden aangemerkt als arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet en artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

De Raad onderschrijft de strekking van de nota van wijziging, maar maakt daarbij een tweetal opmerkingen. Hij is van mening dat in verband daarmee enige aanpassing van de voorgestelde nota van wijziging wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 11 oktober 2007, nr. 07.003322, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake de bovenvermelde nota van wijziging rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 25 oktober 2007, nr. W12.07.0369/III, bied ik U hierbij aan.

1. Door artikel I, onderdeel E, zal aan artikel 101 Pensioenwet een lid worden toegevoegd, dat luidt «In afwijking van het eerste lid kunnen vertegenwoordigers van pensioengerechtigden minder zetels bezetten dan werknemers vertegenwoordigers, indien pensioengerechtigden bij de raadpleging, bedoeld in artikel 100, tweede lid, hebben gekozen voor een deelnemersraad en de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden al voor die raadpleging zetels in het bestuur bezetten.» De Raad merkt op dat op basis van artikel 101, eerste lid, vertegenwoordigers van pensioengerechtigden op basis van de onderlinge getalsverhoudingen ten hoogste de helft van het aantal zetels bezetten dat werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden gezamenlijk bezetten. Mogelijk is bedoeld thans te regelen dat de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden minder zetels kunnen hebben dan die welke de onderlinge getalsverhouding, als bedoeld in artikel 101, eerste lid, zou rechtvaardigen.

De Raad adviseert het voorgestelde artikel 101, derde lid, aan te passen.

1. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is het voorgestelde artikel 101, derde lid, van de Pensioenwet aangepast.

2. Door artikel III, onderdeel L, wordt de Invoeringsen aanpassingswet Pensioenwet zodanig aangepast dat bepalingen van de per 1 januari 2007 op grond van artikel 2 van die wet ingetrokken Pensioen- en spaarfondsenwet, betreffende de toedeling van het toezicht aan De Nederlandsche Bank en de bevoegdheden van die toezichthouder, van (overeenkomstige toepassing) worden verklaard. Het betreft toezicht op de naleving van het bepaalde in de artikelen 49 en 63 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet, op grond waarvan wordt afgeweken van de Pensioenwet en een aantal artikelen uit de Pensioen- en spaarfondsenwet van (overeenkomstige) toepassing zijn verklaard. De Raad merkt op dat eenmaal vervallen bevoegdheidsgrondslagen niet door latere van overeenkomstige toepassingverklaring weer tot gelding kunnen worden gebracht. Voor zover niet is voorzien in bevoegdheden betreffende het toezicht op de naleving van bepalingen van de Pensioen- en spaarfondsenwet die als overgangsrechtelijke regeling nog gelden dient daarin opnieuw te worden voorzien.

De Raad adviseert de voorgestelde nota van wijziging gelet op het voorgaande aan te passen.

2. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is artikel III, onderdeel L, aangepast. Een aantal paragrafen dan wel artikelen van de Pensioenwet die betrekking hebben op toezicht, zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op de in de artikelen 49 en 63 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet beschreven situaties.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De redactionele opmerking van de Raad van State is verwerkt. Voorts is de toelichting op enkele punten verbeterd.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat de nota van wijziging wordt gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende nr. W12.07.0369/III met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– In artikel A «uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» vervangen door: een loonaanvullingsuitkering of een vervolguitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Naar boven