nr. 11
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 25 oktober
2007 en het nader rapport d.d. 1 november 2007, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad
van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 11 oktober 2007, nr. 07.003322, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de nota van wijziging
bij het voorstel van wet houdende enige wijzigingen in de Pensioenwet, de
Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten, met toelichting.
De nota van wijziging beoogt de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling
te wijzigen. Ondermeer wordt in beide wetten een grondslag gecreëerd
voor het bij algemene maatregel van bestuur aanwijzen van aanvullingen op
uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen die worden
aangemerkt als arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 1 van
de Pensioenwet en artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
De Raad onderschrijft de strekking van de nota van wijziging, maar maakt
daarbij een tweetal opmerkingen. Hij is van mening dat in verband daarmee
enige aanpassing van de voorgestelde nota van wijziging wenselijk is.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 11 oktober
2007, nr. 07.003322, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake de bovenvermelde nota van wijziging rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 25 oktober 2007, nr. W12.07.0369/III,
bied ik U hierbij aan.
1. Door artikel I, onderdeel E, zal aan artikel 101 Pensioenwet een
lid worden toegevoegd, dat luidt «In afwijking van het eerste lid kunnen
vertegenwoordigers van pensioengerechtigden minder zetels bezetten dan werknemers
vertegenwoordigers, indien pensioengerechtigden bij de raadpleging, bedoeld
in artikel 100, tweede lid, hebben gekozen voor een deelnemersraad en de vertegenwoordigers
van pensioengerechtigden al voor die raadpleging zetels in het bestuur bezetten.»
De Raad merkt op dat op basis van artikel 101, eerste lid, vertegenwoordigers
van pensioengerechtigden op basis van de onderlinge getalsverhoudingen ten
hoogste de helft van het aantal zetels bezetten dat werknemersvertegenwoordigers
en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden gezamenlijk bezetten. Mogelijk
is bedoeld thans te regelen dat de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden
minder zetels kunnen hebben dan die welke de onderlinge getalsverhouding,
als bedoeld in artikel 101, eerste lid, zou rechtvaardigen.
De Raad adviseert het voorgestelde artikel 101, derde lid, aan te passen.
1. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is het voorgestelde
artikel 101, derde lid, van de Pensioenwet aangepast.
2. Door artikel III, onderdeel L, wordt de Invoeringsen aanpassingswet
Pensioenwet zodanig aangepast dat bepalingen van de per 1 januari 2007
op grond van artikel 2 van die wet ingetrokken Pensioen- en spaarfondsenwet,
betreffende de toedeling van het toezicht aan De Nederlandsche Bank en de
bevoegdheden van die toezichthouder, van (overeenkomstige toepassing) worden
verklaard. Het betreft toezicht op de naleving van het bepaalde in de artikelen
49 en 63 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet, op grond waarvan
wordt afgeweken van de Pensioenwet en een aantal artikelen uit de Pensioen-
en spaarfondsenwet van (overeenkomstige) toepassing zijn verklaard. De Raad
merkt op dat eenmaal vervallen bevoegdheidsgrondslagen niet door latere van
overeenkomstige toepassingverklaring weer tot gelding kunnen worden gebracht.
Voor zover niet is voorzien in bevoegdheden betreffende het toezicht op de
naleving van bepalingen van de Pensioen- en spaarfondsenwet die als overgangsrechtelijke
regeling nog gelden dient daarin opnieuw te worden voorzien.
De Raad adviseert de voorgestelde nota van wijziging gelet op het voorgaande
aan te passen.
2. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is artikel III, onderdeel
L, aangepast. Een aantal paragrafen dan wel artikelen van de Pensioenwet die
betrekking hebben op toezicht, zijn van overeenkomstige toepassing verklaard
op de in de artikelen 49 en 63 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
beschreven situaties.
3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij
het advies behorende bijlage.
3. De redactionele opmerking van de Raad van State is verwerkt. Voorts
is de toelichting op enkele punten verbeterd.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat de nota van
wijziging wordt gezonden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met
het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken in te stemmen met toezending van de gewijzigde nota
van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende nr. W12.07.0369/III
met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.
– In artikel A «uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen» vervangen door: een loonaanvullingsuitkering of
een vervolguitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen.