31 066 Belastingdienst

Nr. 262 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 april 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 11 februari 2016 inzake aanbieding rapport van de Algemene Rekenkamer «Intensivering toezicht en invordering bij de Belastingdienst» (Kamerstuk 31 066, nr. 257).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 april 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Elferink

1.

Hoe ontwikkelen de apparaatuitgaven voor de Belastingdienst zich de komende jaren? Kan dit per jaar worden gespecificeerd?

2.

De apparaatuitgaven voor de Belastingdienst bedragen 3,2 miljard euro. Hoe hoog is dit bedrag per jaar in de periode 2016–2020?

De begrote apparaatsuitgaven voor de Belastingdienst zoals opgenomen in de begroting 2016 van Financiën (IX) zijn opgenomen in onderstaande tabel. De meerjarenkaders voor de apparaatsuitgaven dalen. Deze daling wordt hoofdzakelijk verklaard door de rijksbrede taakstellingen vanuit het kabinet Rutte I (en voorgaande kabinetten) en Rutte II (structureel € 543 mln vanaf 2018) en de besparingen die voorzien worden met de Investeringsagenda (bruto € 292 mln vanaf 2020). De verwachte besparingen zijn nu meerjarig overgeheveld naar het begrotingsartikel 1 Belastingen.

Bedragen x € 1.000

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal apparaatsuitgaven

2.864.461

2.629.935

2.513.620

2.438.431

2.399.231

3.

Kan worden gespecificeerd welk bedrag aan taakstellingen de komende jaren nog moet worden ingevuld?

De Belastingdienst draagt zijn deel bij aan de realisatie van de rijksbrede taakstellingen. De taakstellingen vanuit Rutte I (en voorgaande kabinetten) en Rutte II – oplopend tot € 543 mln vanaf 2018 – worden langs twee sporen ingevuld. Spoor 1 betreft efficiency en versobering waarmee € 370 mln wordt ingevuld. Spoor 2 betreft vereenvoudiging van wet- en regelgeving of taakvermindering bij de Belastingdienst waarmee € 173 mln wordt ingevuld. Spoor 1 is inmiddels meerjarig ingevuld met maatregelen op het terrein van staf/overhead, procesverbeteringen en versoberingen op het gebied van huisvesting. Ten aanzien van Spoor 2 staat nog structureel circa € 44 mln open waarvoor nog aanvullende maatregelen op het terrein van vereenvoudiging van regelgeving nodig zijn.

4.

In het kader van de invordering zijn in 2013 de vier onderstaande pilots begonnen: Pilot Deurwaardersbezoek op ongebruikelijke tijden, Pilot Telefonische incasso, Pilot Inning via overheidsvordering en Pilot Uitbesteding incasso kleine vorderingen. Bij de laatste pilot werd gebruik gemaakt van een extern incassobureau, daarnaast werd besloten ook intern een pilot te doen. Zijn deze 4 (of 5) pilots onderdeel van het pakket «Intensivering toezicht en invordering bij de Belastingdienst? Kan van deze vier pilots een overzicht geven worden van de kosten en de opbrengsten? Kan bij de vierde pilot (uitbesteding kleine vorderingen) een uitsplitsing gegeven worden naar de externe en de interne varianten?

In de 15e halfjaarsrapportage van 26 maart 20151 is verslag gedaan van de uitkomsten van deze pilots. De pilots zijn afgerond.

  • De pilot inzet van deurwaarders op ongebruikelijke tijden heeft geen vervolg gekregen. De pilot liet namelijk geen extra opbrengsten zien tussen invordering op reguliere tijden en invordering op niet reguliere tijden.

  • Telefonische incasso wordt steeds meer gemeengoed. Uit de pilot bleek dat het een effectief instrument is, waarbij door het persoonlijk contact in 70% van de gevallen wordt overgegaan tot betaling of het afspreken van een betalingsregeling. De versnelde opbrengst (betaald en toegezegd te betalen) van de gehele pilot bedroeg circa € 1,8 mln (ondernemers en particulieren). Dit was circa 5 keer zoveel als bij de controlegroep.

  • De overheidsvordering en (nieuw) de loonvordering worden inmiddels al weer een tijd met succes ingezet. Bij de overheidsvordering is geen scherp onderscheid gemaakt tussen de pilot fase en vervolg in het reguliere proces. Met name is gekeken naar de werkwijze en het percentage (gedeeltelijk) succesvolle overheidsvorderingen en bij welke bedragen deze maatregel werkt.

  • In de periode september 2013-september 2014 is onderzocht of de inning van kleine vorderingen door een extern incassobureau een goede aanvulling zou vormen op de interne capaciteit van de dienst. De kosten van deze pilot bedroegen € 760.000 (kosten extern incassobureau). Er zijn in totaal 20.000 debiteuren bij het onderzoek betrokken geweest. In totaal zijn bijna 44.000 vorderingen met een waarde van ruim € 31 mln uitgezet. De opbrengst van deze vorderingen bedroeg ruim € 13 mln met een gemiddelde opbrengst van € 300 per vordering. De resultaten van deze externe pilot zijn niet beter dan de resultaten van de eerder uitgevoerde interne pilot in 2013. Uitbesteding is dan ook niet aan de orde.

De pilots zijn geen onderdeel van de maatregelen intensivering toezicht en invordering. Inmiddels zijn er nieuwe instrumenten toegevoegd aan het arsenaal van de inning. In 2015 is Dynamisch Monitoren in de incasso geïntroduceerd. Deze techniek maakt het mogelijk om in een vroegtijdig stadium een verband te leggen tussen openstaande vorderingen en concrete verhaalsmogelijkheden. Vorderingen die in het verleden oninbaar werden geleden, worden nu alsnog verhaald.

5.

In het kader van de discussie van de tax gap speelt de oninbaarheid van belasting- en premievorderingen een belangrijke rol. Kunt u een consistent overzicht geven van de realisatie en de doelstellingen op het gebied van de oninbaarheid van belasting- en premievorderingen over de laatste 10 jaar? Kunt u een overzicht geven van de oninbaarheidpercentages van belasting- en premievorderingen naar de verschillende belasting- en premiemiddelen over de afgelopen 6 jaar? Kunt u daarbij ook de begrote opbrengst, de gerealiseerde opbrengst, het oninbare bedrag en het nog openstaande bedrag vermelden? Kunt u daarbij uitgaan van een onderverdeling als gegeven in Tabel 2.5.1 van de bijlage 2 van de Miljoenennota 2014?

Over de laatste 10 jaar is het oninbaarheidspercentage niet opgenomen als begrotingsdoelstelling. Intern stuurt de Belastingdienst op een, gegeven de beschikbare invorderingscapaciteit, zo laag mogelijke oninbaarheid. Het percentage oninbaarheid bedroeg in de laatste 10 jaar:

Percentage

oninbaarheid

2006/09

2010

2011

2012

2013

2014

2015

0,8

0,7

0,6

0,7

0,7

0,6

0,6

Hieronder is een uitsplitsing opgenomen over de afgelopen 6 jaar van het oninbare bedrag, de gerealiseerde kasopbrengsten, het oninbaarheidspercentage en het ultimo het jaar nog openstaande bedrag voor de totale belasting- en premievorderingen, met een onderverdeling naar de belangrijkste middelen, te weten de loon- en inkomensheffing en de omzet- en vennootschapsbelasting. Voor de overige belastingen zijn totalen opgenomen. Een verdere uitsplitsing is zeer bewerkelijk en in het geval van gecombineerde heffingen onmogelijk, omdat deze niet afleidbaar is uit de administratie.

Totaal1
 

Oninbaar

Opbrengsten

Percentage oninbaar

Openstaande vorderingen

2010

1.402

204.186

0,7%

18.920

2011

1.307

206.395

0,6%

18.926

2012

1.364

208.664

0,7%

16.909

2013

1.411

215.410

0,7%

16.506

2014

1.291

224.601

0,6%

16.381

2015

1.431

232.735

0,6%

17.906

Bedragen x € mln.

X Noot
1

Het totaal betreft de belasting- en premieontvangsten die via de Belastingdienst lopen, dus exclusief de nominale premies die direct aan verzekeraars worden betaald.

Loon- en Inkomensheffing1
 

Oninbaar

Opbrengsten

Percentage oninbaar

Openstaande vorderingen

2010

608

115.815

0,5%

6.769

2011

630

119.390

0,5%

7.265

2012

604

122.955

0,5%

6.702

2013

588

128.201

0,5%

6.723

2014

531

129.427

0,4%

6.635

2015

610

134.762

0,5%

7.097

Bedragen x € mln.

X Noot
1

Inclusief premies werknemersverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage ZVW en werkgeversbijdrage kinderopvang (WKO).

Omzetbelasting
 

Oninbaar

Opbrengsten

Percentage oninbaar

Openstaande vorderingen

2010

560

41.891

1,3%

2.579

2011

404

41.175

1,0%

2.557

2012

450

42.071

1,1%

2.437

2013

536

41.879

1,3%

2.678

2014

535

43.154

1,2%

2.863

2015

580

44.144

1,3%

3.013

Bedragen x € mln.

Vennootschapsbelasting
 

Oninbaar

Opbrengsten

Percentage oninbaar

Openstaande vorderingen

2010

176

12.782

1,4%

6.827

2011

190

12.409

1,5%

6.472

2012

198

11.854

1,7%

5.388

2013

198

12.447

1,6%

4.912

2014

167

14.511

1,1%

4.804

2015

183

16.107

1,1%

5.787

Bedragen x € mln.

Overig belastingen en heffingen
 

Oninbaar

Opbrengsten

Percentage oninbaar

Openstaande vorderingen

2010

58

33.698

0,2%

2.745

2011

83

33.421

0,2%

2.632

2012

113

31.784

0,4%

2.382

2013

90

32.883

0,3%

2.193

2014

59

37.509

0,2%

2.079

2015

58

37.722

0,2%

2.009

Bedragen x € mln.

6.

Op welk structurele rendement werd aanvankelijk gestuurd voor de extra investeringen?

Het basisjaar ten opzichte waarvan de meeropbrengsten van ITI zijn berekend, is 2012. De correctieopbrengst in dat jaar was circa € 1,5 miljard. Dit kan worden beschouwd als het structureel rendement vóór ITI. Er waren in dat jaar ruim 5.000 fte werkzaam op de werkgebieden die onder ITI zijn gebracht, elk goed voor gemiddeld € 300.000 aan correctie- en inningsopbrengst.

7.

Welk rendement is, of zal worden, gerealiseerd?

In onderstaande tabel zijn de opbrengsten weergegeven van de periode 2013 tot en met 2018. Deze opbrengsten komen bovenop de € 1,5 miljard genoemd in antwoord 6. Volgens de raming zullen de opbrengsten vier keer de investering bedragen.

 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Raming 2016

Raming 2017

Raming structureel

Investering

88

169

157

157

157

157

Opbrengsten

250

413

430

566

623

663

8.

Liggen de laatste investeringsplannen vanuit de investeringsagenda van de Belastingdienst op schema?

De Investeringsagenda is een omvangrijke en meerjarige transformatie, die vanaf het eerste kwartaal van 2016 van de planningsfase over gaat naar de uitvoeringsfase. In het afgelopen jaar is de organisatie voor de uitvoering ingericht en zijn verdere randvoorwaardelijke zaken ingevuld. Een deel van de voorziene investeringsplannen is in 2015 nog niet tot uitvoering gekomen. Belangrijke reden voor deze vertraging is dat voor een aantal te starten activiteiten Europese aanbesteding noodzakelijk was. In de halfjaarsrapportage die de Kamer binnenkort ontvangt, wordt uitgebreid aandacht besteed aan de voortgang van de Investeringsagenda.

9.

Kunt u aangeven welke gerichte plannen gemaakt zijn naar aanleiding van de motie met als Kamerstuk 31 066, nr. 144 en kunt u deze plannen aan de Kamer doen toekomen?

In bedoelde motie van juli 2012 wordt de regering verzocht met een plan te komen om de tax gap te halveren, dan wel zo mogelijk nog verder te verkleinen, door met gerichte acties zowel op het gebied van handhaving als invordering de belastingopbrengst te vergroten en verzoekt de regering tevens, hierbij in kaart te brengen met welke gerichte investeringen de belastingopbrengst met een veelvoud vergroot kan worden. In het AO van 8 oktober 2014 (Kamerstuk 31 066, nr. 222) is veel aandacht besteed aan het onderwerp tax gap. Zoals toen uiteengezet door de Staatssecretaris, brengt de Belastingdienst het nalevingstekort in kaart onder de bij de Belastingdienst bekende belastingplichtigen op basis van steekproeven. In de Investeringsagenda die de Kamer op 20 mei 2015 (Kamerstuk 31 066, nr. 236) heeft ontvangen zijn voorstellen gedaan om daarmee het nalevingstekort te verminderen. In de Activiteitenkalender (bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 236) die is meegestuurd met de Investeringsagenda, zijn deze plannen verder toegelicht. Het geheel van maatregelen zal naar verwachting leiden tot een lagere tax gap.

10.

Op welke manier kan de Belastingdienst via het personeelsadministratiesysteem inzichtelijk maken wat de extra opbrengsten zijn als gevolg van investeringen?

11.

Zijn er andere manieren denkbaar om dit inzichtelijk te maken?

12.

Waarom is het extra budget, de extra mensen, de extra activiteiten en de extra opbrengsten niet afzonderlijk geadministreerd?

19.

Kan uit paragraaf 2.1.1 de conclusie worden getrokken dat de nieuwe medewerkers meer extra belastinginkomsten genereerden dan was verwacht?

23.

Waarom was het niet mogelijk om de nieuwe medewerkers toe te voegen aan de bestaande groep van toezichtmedewerkers en toch de extra investeringen en opbrengsten apart bij te houden?

24.

Gaat de Belastingdienst de geautomatiseerde (personeels)systemen zodanig aanpassen dat het rendement van een projectinvestering in de toekomst wel is vast te stellen?

De Belastingdienst beschikt niet over een geïntegreerd systeem waarin zowel de bestede tijd, de heffingsresultaten, de uitkomsten van het bezwaarproces als de invorderingsresultaten per medewerker worden vastgelegd. Zodoende kan er geen directe relatie worden gelegd tussen het extra personeel en de opbrengsten. Om toch per onderdeel van de business case inzicht te kunnen geven in de resultaten en de kosten worden gegevensbestanden uit diverse systemen aan elkaar gekoppeld. De werkwijze is als volgt.

Voor de registratie van de bestede tijd maakt de Belastingdienst gebruik van een systeem voor tijdwerkregistratie. Dit is géén registratie op individuele toezichts- of invorderingsproducten maar betreft een registratie door een medewerker van zijn totaal bestede tijd op een bepaalde werkstroom. In beginsel zou in deze tijdwerkregistratie een vastlegging van de kosten voor de meeste ITI producten denkbaar zijn. Echter, het registeren van de veelheid van toezichtprocessen en het grote aantal processtappen in het toezicht (toebedeling toezichtspost aan medewerker, administratieve voorbereiding door de medewerker, contact met de belastingplichtige in verschillende gradaties, fiscale beslissing en vastlegging, afhandeling eventueel bezwaar en invorderingsactiviteiten), zou een te zware administratieve belasting betekenen.

De registratie van de opbrengsten is ontleend aan de afzonderlijke heffingsystemen, het bezwaarsysteem en het invorderingssysteem. Daarbij wordt waar mogelijk per toezichtsproduct het financiële resultaat bepaald bestaande uit het initiële heffingsbesluit, de uitkomsten van een ingediend bezwaar en de resultaten van het invorderingsproces. Voor een aantal processen is deze relatie niet volledig in beeld en wordt gebruik gemaakt van schattingen. Tot slot legt de Belastingdienst de relatie tussen bestede tijd en opbrengsten. Een aanpassing van de personeelsystemen wordt niet voorzien.

Nog afgezien van de technische complexiteit, zoals hier geschetst, speelt mee dat ITI ziet op de intensivering van bestaande, reguliere activiteiten, waarbij de extra nieuwe activiteiten feitelijk uitwisselbaar zijn met de bestaande activiteiten. Gekozen is daarom te sturen op de totale belastingopbrengst van toezicht en vervolgens pro rata te verdelen naar inzet van bestaande en extra medewerkers. Dit is ook gedaan omdat vanwege de gelijksoortigheid van het werk al snel de discussie zou kunnen ontstaan of de hoog renderende onderzoeken aan ITI worden toegerekend en de onderzoeken met minder opbrengstperspectief aan het reeds bestaande toezicht. Overall gezien is de gemiddelde opbrengst per medewerker in het toezicht toegenomen ten opzichte van het basisjaar 2012.

12.

Kunt u alsnog verantwoorden welke opbrengst de investering van 150 miljoen euro in de Belastingdienst heeft opgeleverd?

In de Jaarverslagen IX zijn de opbrengsten verantwoord. In de volgende tabel zijn deze samengevat. Aan de Auditdienst Rijk is gevraagd de cijfers te onderzoeken teneinde een meer diepgaand inzicht in de opbrengsten te krijgen.

 

2013

2014

2015

Ontvangsten ITI (x 1mln.)

250

413

430

13.

Waarom is het Ministerie van Financiën niet geïnformeerd over het «niet of anders» uitvoeren van de geplande maatregelen?

Het Ministerie van Financiën is wel geïnformeerd over de uitvoering van de geplande maatregelen, maar in de door de Algemene Rekenkamer gememoreerde gevallen pas achteraf, wat niet correct was. Sindsdien worden de bij de business case betrokken partijen wel zo goed mogelijk meegenomen, vooraf in geval van eventuele aanpassing van de business case en achteraf geïnformeerd via een viermaandelijkse monitor.

15.

Heeft u met behulp van de tot u beschikking staande informatie wel een goede afweging kunnen maken in de ex-post relatie tussen de investeringen en de opbrengsten?

Op totaalniveau is inzichtelijk welke opbrengsten per maatregel worden gegenereerd. Hetzelfde geldt voor de uitgaven. Hieruit is af te leiden dat de investeringen structureel renderen. Zie ook het antwoord op vraag 7.

16.

Deelt u de constatering dat «de gebrekkige verantwoording» over de investering in de Belastingdienst «deels eraan te wijten is ... dat bij eerder doorgevoerde bezuinigingen op de Belastingdienst uitsluitend gesneden is in budgetten, waardoor ICT van de dienst niet up-to-date is gehouden.»?

De gebrekkige verantwoording heeft te maken met de legacy-problematiek en de daaruit voortvloeiende gebrekkige managementinformatie. In het kader van de Investeringsagenda is hier een meerjarig programma op gezet.

17.

Kunt u de op pagina 7, eerste alinea, van het rapport van de Algemene Rekenkamer vermelde (interne) business case aan de Kamer ter beschikking stellen?

De interne business case is als bijlage bij deze brief gevoegd4.

18.

Kunt u inzicht geven in de toen voorgestelde uitsplitsing van de investering over vijf werkgebieden, zoals geschetst in figuur 1, zowel qua investering als in de verhouding tussen de investering en de beoogde opbrengst?

Particulieren

2013

2014

2015

2016

2017

Structureel

Investering (x € 1 mln)

36

41

33

26

26

26

Opbrengsten (x € 1 mln)

218

313

225

180

175

175

Ratio

         

1:7

MKB1

2013

2014

2015

2016

2017

Structureel

investering

59

95

96

100

101

101

opbrengsten

35

141

203

244

274

288

Ratio

         

1:3

X Noot
1

Uiteindelijk zijn de totaalbedragen aan investeringen/opbrengsten MKB iets lager uitgevallen omdat de voorgenomen intensivering van het toezicht op de Herinvesteringreserve uiteindelijk niet is meegenomen in de business case.

MGO/ZGO

2013

2014

2015

2016

2017

Structureel

investering

11

23

23

24

24

24

opbrengsten

0

2

18

53

97

129

Ratio

         

1:5

Invordering

2013

2014

2015

2016

2017

Structureel

investering

9

10

10

10

10

10

opbrengsten

12

70

70

70

70

70

Ratio

         

1:7

FIOD

2013

2014

2015

2016

2017

Structureel

investering

6

12

11

11

11

11

opbrengsten

0

4

14

23

27

27

Ratio

         

1:2.5

20.

Kunt u uitsplitsen of een inschatting maken welk gedeelte van de minder binnen gekomen 61 miljoen euro komt door de trage kasstroom, door de lagere inkomstenbelasting en door de werving en opleiding?

Voor de goede orde: het totale tekort op jaarbasis in 2014 was € 117 mln. In de eerste vier maanden van 2015 is nog € 56 mln binnengekomen over 2014, zodat er per saldo een tekort van € 61 overblijft.

Het tekort op jaarbasis ad € 117 mln is een saldo van negatieve en positieve afwijkingen ten opzichte van de raming van de business case:

  • een afwijkend tempo van de kasstroom waardoor ontvangsten per saldo later binnenkomen dan gepland (– € 74 mln)

  • selectie van aangiften met hoger fiscaal belang en risico met een hogere correctie per aangifte (+ € 20 mln)

  • meer tijd nodig voor werving en opleidingen, waardoor er minder productie tot stand is gekomen (– € 95 mln)

  • een lager feitelijk tarief, met name in de Inkomensheffing (– € 68 mln)

  • een hoger percentage toegekend bezwaar en een lager percentage invorderingsverlies, per saldo leidend tot een positief effect (+ € 7 mln)

  • een positief bedrag aan vrijval van voorzichtigheidsmarges die waren ingebouwd (+ € 93 mln).

21.

Hoeveel van investering is feitelijk niet geïnvesteerd in het toezicht vanwege de inzet van extra medewerkers op de inkeerregeling, zowel in fte als in euro's?

29.

Hoeveel extra capaciteit is gebruikt voor de uitvoering van de inkeerregeling, ten opzichte van hetgeen was begroot?

In 2014 is vanuit de capaciteit voor ITI 86 fte (€ 8,5 mln) extra ingezet op de inkeerregeling en in 2015 72 fte (€ 7 mln) extra. Voor de uitvoering van de inkeerregeling waren in de begroting geen middelen opgenomen.

22.

Hoeveel van de investering is feitelijk niet geïnvesteerd in het toezicht vanwege het opnemen van verlof en waarom is daar bij de business case geen rekening mee gehouden?

Het totale effect is bijna 1% punt van de in te zetten capaciteit (1% van circa 1.600 oftewel 16 fte). De stijging van het verlof is onder meer het gevolg van een groter gebruik van de Partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS-)regeling hetgeen voor een belangrijk deel is toe te rekenen aan het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd.

25.

Kan de ontwikkeling van het aantal boekenonderzoeken langjarig worden weergegeven?

26.

Hoe ontwikkelt het aantal boekenonderzoeken zich de komende jaren?

In onderstaande tabel is het aantal boekenonderzoeken weergegeven van de periode 2010 tot en met 2015.

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Boekenonderzoeken

43.000

36.700

29.900

40.700

38.300

26.300

Het aantal boekenonderzoeken in 2015 is lager dan voorgaande jaren. Dit houdt verband met het verleggen van de aandacht naar boekenonderzoeken met een groter fiscaal belang en/of groter fiscaal risico in het midden- en kleinbedrijf. Deze onderzoeken leveren hogere correctieopbrengsten op waardoor verwacht wordt dat de doelstelling voor intensivering toezicht en invordering qua opbrengst wordt gerealiseerd. De gemiddelde correctieopbrengst van een boekenonderzoek bedroeg in 2015 circa € 31.000 (2014: € 21.000). Daarnaast zoekt de Belastingdienst naar de meest efficiënte en effectieve wijze van behandeling. Dat behoeft niet perse een boekenonderzoek te zijn. Het aantal boekenonderzoeken in de komende jaren zal naar verwachting in lijn liggen met de realisatie van 2015 (circa 26.000 boekenonderzoeken).

27.

Hoe wordt een boekenonderzoek gedefinieerd? Is deze definitie ooit gewijzigd?

28.

Is de wijze waarop een boekenonderzoek wordt uitgevoerd de afgelopen jaren veranderd?

Boekenonderzoeken zijn alle contacten met belastingplichtigen waarbij de administratie wordt getoetst aan de werkelijkheid of norm. De Belastingdienst voert boekenonderzoeken uit conform de controle aanpak Belastingdienst. Deze aanpak is in april 2013 gepubliceerd op de internet site van de Belastingdienst en sindsdien niet gewijzigd. De definitie van boekenonderzoek is in 2014 verfijnd om aan te sluiten bij het Handboek Controle van de Belastingdienst.

30.

Welke veranderingen zijn doorgevoerd in de processen rondom werving, selectie en opleidingen bij de Belastingdienst»

De lessons learned in de ITI werving en instroom zijn verwerkt in een verbeterde procesinrichting bij het Employability Center (wervings- en selectieproces), bij het Opleidingscentrum Belastingdienst en bij de bedrijfsonderdelen (instroom en begeleiding). Bij grotere wervingen, zoals die in het kader van de Investeringsagenda, wordt een doorlopend programma ingericht, dat regie voert op het gehele instroomproces: van beschrijving vacatures, werving, selectie, plaatsing tot opleiding en ontwikkeling.

31.

Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over afwijkingen van de business case?

De businesscase heeft als belangrijkste doel het genereren van extra belastingontvangsten uit toezicht- en invorderingsactiviteiten. Daarover is de Tweede Kamer steeds geïnformeerd in de halfjaarsrapportages en de jaarverslagen van het Ministerie van Financiën. In de laatste halfjaarsrapportage van 16 september 2015 (Kamerstuk 31 066, nrs. 250 en 251) is de Kamer tevens geïnformeerd over de gewijzigde mix van ingezette toezichtsinstrumenten.

32.

Waarom is de business case niet aangepast naar aanleiding van de veranderingen in de besteding van de extra investering in het toezicht?

Er wordt inderdaad gedacht over herijking, maar daarbij dient tegelijkertijd de relatie met de Investeringsagenda te worden bezien. De Investeringsagenda zal namelijk invloed hebben op de totale uitvoering van het werk door de Belastingdienst en interfereren met de activiteiten in het kader van ITI. De precieze effecten zijn nog niet bekend, maar de nieuwe wijze waarop de Belastingdienst toezicht en interactie met burgers en bedrijven vorm en inhoud geeft, zal van invloed zijn op de business case en de verantwoording daarover.

33.

Bent u bereid alle onder punt 3.2.1 staande aanbevelingen over te nemen?

Zoals al in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer gemeld, worden de aanbevelingen overgenomen.

  • Organiseer goede verantwoording als onderdeel van de business case.

    Voor de Investeringsagenda wordt op dit moment de organisatie voor planning, monitoring en rapportage ingericht.

  • Bewerkstellig gerichtere inzet van toezichtcapaciteit.

    Door procesverbeteringen en innovaties in de Investeringsagenda zullen hogere productievolumes tegen lagere kosten mogelijk zijn. Het meten van het nalevingstekort zal onderdeel uitmaken van de monitoring van de Investeringsagenda.

  • Scheid in toekomstige business cases eenmalig en structurele kosten.

    Deze aanbeveling wordt overgenomen.

  • Zorg dat organisaties die doelmatiger moeten werken hiervoor goed zijn toegerust door het doen van een initiële investering, bijvoorbeeld in de ICT.

    De Investeringsagenda bevat een initiële investering om te kunnen hervormen.


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 233.

X Noot
4

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven