Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2022
Tijdens de Algemene financiële beschouwingen (AFB) van 6 oktober jl. (Handelingen
II 2022/23, nr. 9, algemene financiële beschouwingen), hebben de leden Van Weyenberg en Maatoug een
motie ingediend die verzoekt om een plan van aanpak met concrete acties en uitvoerbare
scenario’s om de toeslagen afgeschaft te hebben in 2030 en om de Kamer hierover voor
1 mei 2023 te informeren (Kamerstuk 36 200, nr. 87). Deze leden hebben de motie aangehouden en verzocht om een reactie binnen een week
op het voorstel om in december een eerste schets van de gevraagde uitwerking te ontvangen.
Het Kabinet heeft in het Coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) de ambitie geformuleerd om het toeslagenstelsel af te schaffen. Daartoe worden gedurende
deze kabinetsperiode concrete stappen gezet op het gebied van kinderopvangtoeslag
en huurtoeslag. Daarnaast heb ik tijdens het commissiedebat van 22 juni jl. (Kamerstuk
31 066, nr. 1096) in reactie op de motie van het lid Inge van Dijk c.s. (Kamerstuk 31 066, nr. 1084) toegezegd om te komen met een actualisering van de probleemanalyse en de eerder
ontwikkelde beleidsopties ter afschaffing van de toeslagen. We zijn hiermee aan de
slag gegaan. Een zinvolle exercitie vergt echter wel tijd, zeker ook omdat het parallel
loopt aan de concretisering van de voornemens ten aanzien aan de kinderopvang- en
huurtoeslag. Ik heb tijdens bovengenoemd commissiedebat aangegeven dat het de bedoeling
is om de uiteindelijke resultaten in de tweede helft van de kabinetsperiode op te
leveren. In reactie op de motie tijdens de AFB heb ik aangegeven dat ik daarvoor met
een stand van zaken van een eerste uitwerking van de probleemanalyse zou kunnen komen
en inzicht zou kunnen geven in de scenario’s die worden uitgewerkt.
De indieners van de motie willen graag tijdig zicht hebben op hetgeen ter hand wordt
genomen als voorbereiding voor de afschaffing van de toeslagen. Ik zeg u daarom de
gevraagde procesbrief toe in december. In deze brief zal ik een plan van aanpak schetsen,
ingaan op hetgeen in een tussenrapportage wordt opgenomen en wat in de definitieve
rapportage. Tevens zal ik beleidsopties benoemen die ik in ieder geval van plan ben
uit te werken.
Daarbij zal ik aspecten benoemen – inclusief enige openliggende vragen die nog beantwoord
moeten worden – waarop deze beleidsopties worden getoetst om hun realiteitsgehalte
te kunnen beoordelen.
Met deze interpretatie kan ik de bovengenoemde motie oordeel Kamer geven.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries