30 895
Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet)

nr. 16
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 maart 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

Aan het slot van het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Daartoe kunnen behoren regels met betrekking tot de opbouw en hoogte van tarieven en het in gevallen, waarin dat in het bijzonder aangewezen is, geven van een aanwijzing ter zake door Onze Minister aan de eigenaar van een drinkwaterbedrijf, aan welke aanwijzing binnen een daarbij gestelde termijn moet worden voldaan.

B

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Op verzoek van de inspecteur en binnen een door de inspecteur te stellen termijn stelt de eigenaar van het drinkwaterbedrijf na een verstoring een evaluatierapport op en zendt hij dit aan de inspecteur.

C

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van het derde lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: en wordt daartoe aan hem overgelegd.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De in het leveringsplan opgenomen gegevens, die betrekking hebben op het voorkomen van een verstoring, de voorbereiding op een verstoring dan wel het optreden in geval van een verstoring, zijn informatie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet openbaarheid van bestuur.

D

In hoofdstuk VIII wordt na artikel 45 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45a

Onze Minister kan in geval van buitengewone omstandigheden, zo mogelijk na overleg met de eigenaar van een drinkwaterbedrijf en zo lang als die omstandigheden dat vereisen, regels stellen of maatregelen treffen die hij redelijkerwijs nodig acht in het belang van de veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening.

Toelichting

Onderdeel A (wijziging artikel 8)

Ingevolge dit onderdeel wordt in artikel 8, vierde lid, verduidelijkt dat de regels als bedoeld in dat lid betrekking kunnen hebben op de opbouw en hoogte van tarieven en op het geven van aanwijzingen ter zake door Onze Minister. Hiermee wordt de reikwijdte van de bevoegdheid van artikel 8, vierde lid, in verband met de tariefstelling verduidelijkt en gepreciseerd. In de memorie van toelichting bij het artikel is reeds het beginsel van kostendekkendheid van tarieven genoemd en van het daarbij in aanmerking nemen van een redelijke winst, die een redelijke vermogenkostenvergoeding (zowel van eigen als vreemd vermogen) omvat. Met het oog op het verzekeren van kostendekkende tarieven bevat het vierde lid de mogelijkheid tot het stellen van regels omtrent de elementen waaruit een tarief is opgebouwd en de hoogte van het tarief. Dit sluit tevens aan op de voorgenomen wijze van regulering van de winst, via een ten hoogste toegestane vermogenskostenvergoeding die doorwerkt in het tarief. Hoewel een zoveel mogelijk terughoudend gebruik van deze bevoegdheid voorop staat en de toepassing ervan naar verwachting beperkt zal kunnen blijven, is het wenselijk om het tarief als geheel en, indien nodig, ook de elementen waaruit dit is opgebouwd, te kunnen reguleren, teneinde in alle gevallen een kostendekkende tariefstelling te kunnen verzekeren. Daarnaast is het om dezelfde redenen wenselijk dat de minister in concrete gevallen, waarin dat in het bijzonder aangewezen is, aanwijzingen ter zake kan geven aan de eigenaar van een drinkwaterbedrijf, waaraan binnen een daarbij gestelde termijn dient te worden voldaan. Hierbij kan gedacht worden aan de wijze waarop een drinkwaterbedrijf invulling geeft aan regels met betrekking tot de tariefstelling, mocht deze onverhoopt toch niet voldoende beantwoorden aan het uitgangspunt van kostendekkendheid.

In geval van niet-naleving van de regels of een aanwijzing kan aan het gebruikelijke handhavingsinstrumentarium toepassing worden gegeven. Ook kunnen burgers zich beroepen op deze regels en eventuele aanwijzingen.

Onderdeel B (wijziging artikel 28)

Het voorgestelde nieuwe tweede lid van artikel 28 van de Drinkwaterwet biedt de inspecteur de mogelijkheid om een verzoek tot een evaluatie neer te leggen bij de eigenaar van een drinkwaterbedrijf. Dit met het doel inzicht te krijgen in de aanpak van verstoringen, inzicht te krijgen in het verloop van verstoringen en eventueel een eindverantwoording af te leggen aan consumenten en bestuurders. Het gaat hierbij enkel om een situatie waarbij de eigenaar van het drinkwaterbedrijf de evaluatie niet reeds zelfstandig heeft geïnitieerd of in het geval dat de door de eigenaar van het drinkwaterbedrijf gestelde onderzoeksvragen niet overeenkomen met de informatiebehoefte van de inspecteur.

Onderdeel C (wijziging artikel 29)

Onderdeel C, sub 2, leidt tot een nieuw vierde lid in artikel 29. Daarin wordt bepaald dat de gegevens omtrent verstoringen worden aangemerkt als informatie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur, die bij verstrekking de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden en waarvan de verstrekking op die grond achterwege blijft.

Onder de veiligheid van de Staat worden ook die onderdelen van het bedrijfsleven verstaan die van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijke leven, zoals de openbare drinkwatervoorziening door drinkwaterbedrijven. De veiligheidsbelangen van drinkwaterbedrijven verzetten zich tegen openbaarmaking van deze specifieke gegevens.

De gekozen formulering sluit aan bij vergelijkbare bepalingen als artikel 123, derde lid, van de Mijnbouwwet.

Onderdeel D (nieuw artikel 45a)

Dit onderdeel omvat het opnemen in het wetsvoorstel van een bevoegdheid voor de minister van VROM om in crisisomstandigheden al hetgeen vereist is te kunnen doen om de drinkwatervoorziening aan burgers te kunnen garanderen. Deze bevoegdheid is subsidiair aan de in artikel 27 van de Drinkwaterwet opgenomen primaire verantwoordelijkheid van het drinkwaterbedrijf voor het treffen van maatregelen ter bestrijding van een verstoring. Deze maatregelen dienen op basis van de artikelen 24 tot en met 26 te worden voorbereid door het drinkwaterbedrijf.

Binnen het kader van de vigerende Waterleidingwet wordt een vergelijkbare crisisbevoegdheid wel afgeleid uit artikel 7, in samenhang met de artikelen 5 en 6 van die wet. Deze bevoegdheid is abusievelijk niet teruggekeerd in het wetsvoorstel voor de Drinkwaterwet. Met de voorliggende wijziging wordt daar alsnog in voorzien. Tevens wordt deze bevoegdheid explicieter gemaakt, gepreciseerd en op een duidelijker grondslag gebaseerd. Een dergelijke bevoegdheid kan niet worden gemist met het oog op de veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening in uitzonderlijke omstandigheden, waarin het reguliere handhavingsinstrumentarium per definitie tekort schiet. Daarbij wordt aangesloten bij in andere sectorale wetgeving gebruikelijke crisisbevoegdheden. De crisisbevoegdheid dient proportioneel te worden uitgeoefend; dit blijkt uit de toevoeging «redelijkerwijs». De bevoegdheid is van toepassing onder omstandigheden waarin de primaire verantwoordelijkheid van het drinkwaterbedrijf of handhavingsbevoegdheden niet van toepassing zijn, dan wel evident tekort schieten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een situatie in de drinkwatersector waardoor een vitaal belang zoals de volksgezondheid of het milieu wordt bedreigd, er geen aanleiding of mogelijkheid is een handhavingsbevoegdheid toe te passen, maar de situatie dermate ernstig is, dat het voortduren daarvan niet geduld kan worden.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven