nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2007
Hierbij bieden de Minister van Economische Zaken en ik u aan de resultaten
van onderzoek naar mogelijkheden van winstregulering in de drinkwatersector1, waarover u eerder bent geïnformeerd2. Doel van de regulering is het voorkomen van overwinsten
en aldus mede te waarborgen dat de waterleidingbedrijven redelijke tarieven
hanteren, zoals ook aangegeven in de onlangs aan u aangeboden nota naar aanleiding
van het verslag inzake het voorstel voor de Drinkwaterwet3.
Bij het onderzoek zijn de volgende aspecten betrokken:
• de mate van effectiviteit in het licht van het beoogde doel;
• de uitvoeringskosten en vereiste toezichtsinspanning;
• het risico van nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de drinkwatervoorziening.
Verder is het huidige decentrale toezichtsmodel als uitgangspunt genomen.
In het onderzoek zijn drie mogelijke systemen van regulering beschreven:
1. Het vaststellen van een maximaal toegestane winst.
2. Het vaststellen van een maximaal toegestane winstuitkering.
3. Het vaststellen van een maximaal toegestane winstuitkering in combinatie
met het stellen van een bovengrens aan de solvabiliteit.
Deze modellen zijn vergeleken op de bovengenoemde aspecten. De onderzoekers
komen tot de conclusie dat het onder punt 3 genoemde systeem effectief is
en kan worden uitgevoerd tegen beperkte kosten zonder uitgebreid toezicht
en zonder het risico van nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de drinkwatervoorziening.
De andere twee systemen zijn naar mening van de onderzoekers niet per definitie
effectief. Het onder punt 1 genoemde systeem zou verder hoge uitvoeringskosten
met zich mee brengen vanwege administratieve lasten voor de waterleidingbedrijven
en het vereiste toezicht.
Het onderzoek bevat waardevolle elementen en bruikbare adviezen die kunnen
bijdragen aan de totstandkoming van een systeem van regulering waarmee gewaarborgd
wordt dat de waterleidingbedrijven redelijke tarieven hanteren. Op korte termijn
zal nader overleg met de drinkwatersector worden gevoerd waarbij de resultaten
van het onderzoek betrokken zullen worden. Daarbij zal de inzet er op gericht
zijn te komen tot een systeem dat:
• effectief is;
• uitvoerbaar is tegen uitvoeringskosten die in redelijke verhouding
staan tot het beoogde resultaat;
• geen nadelige gevolgen heeft voor de kwaliteit van de drinkwatervoorziening;
• transparant is.
Na het overleg met betrokken partijen zullen beleidsvoorstellen voor regulering
worden geformuleerd. Het streven is u hierover nog dit jaar nader te informeren.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
De Minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven