Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 augustus 2010
In mijn brief van 11 mei jl. (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 872, nr. 63) heb ik uw Kamer een eerste reactie gegeven op de motie van het lid Poppe c.s. over het per direct afschaffen van de zichtbare
verwijderingsbijdrage voor elektrische- en elektronische apparatuur. Deze motie kan alleen worden uitgevoerd met medewerking
van de NVMP (stichting Nederlandse Verwijdering Metalektro Producten) en de producentenorganisaties. Zoals toegezegd wordt
hieronder aangegeven wat de gesprekken met NVMP en producentenorganisaties hebben opgeleverd.
Overigens hebben de NVMP en de producentenorganisaties aangegeven dat een verkeerd beeld is ontstaan over de hoogte van de
fondsen voor de inzameling en verwerking van elektrische- en elektronische apparaten. NVMP c.s. melden dat uit recente gegevens
blijkt dat de historische voorraad groter is dan eerder is aangenomen. Ook blijkt dat tot nu toe meer apparaten zijn ingezameld
dan waar eerder vanuit werd gegaan. Dit laatste is het gevolg van recente maatregelen die zijn getroffen om meer apparaten
in te zamelen, zoals een akkoord met onder andere de VNG over een afgifteplicht voor apparaten en de communicatiecampagne
«Wecycle».
De NVMP en de producentenorganisaties blijken niet bereid te zijn vrijwillige afspraken te maken over het per direct stoppen
van de verwijderingsbijdrage. Dit zou volgens de NVMP en de producentenorganisaties afbreuk doen aan de afspraken die in 2004
met het ministerie van VROM zijn gemaakt (en die zijn vastgelegd in de Regeling beheer elektr(on)ische apparaten). Deze afspraken
hielden in dat NVMP c.s. de historische voorraad zouden verwerken en dat hen de mogelijkheid zou worden geboden hiervoor een
financiële voorziening te creëren. Ook zou het volgens NMVP c.s. ten koste gaan van de efficiënte en hoogwaardige inzameling
en verwerking van apparatuur.
Gezien dit standpunt van de NVMP en producentenorganisaties zal het pas mogelijk zijn te stoppen met het innen van de zichtbare
verwijderingsbijdrage per 2011 resp. 2013 (voor grote huishoudelijke apparaten). Zoals ik in mijn brief van 11 mei jl. en
in het Algemeen Overleg Afval en Verpakkingen van 23 maart jl. (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 872, nr. 61) heb aangegeven, loopt de termijn waarbinnen producenten de verwijderingsbijdrage zichtbaar mogen doorberekenen aan consumenten
af op 13 februari 2011 en voor grote huishoudelijke apparaten op 13 februari 2013.
Na deze periode mogen producenten, op grond van de Europese en nationale regelgeving, geen zichtbare verwijderingsbijdrage
meer doorberekenen op apparatuur om de inzameling en verwerking van de historische voorraad te financieren. Wel houden zij
op grond van de huidige regelgeving de mogelijkheid om een «onzichtbare» verwijderingsbijdrage in de kostprijs op te nemen
voor de financiering van de inzameling en verwerking van nieuwe apparatuur. De wijze waarop de financiering wordt geregeld,
is aan de producenten zelf, mits zij binnen de wettelijke kaders blijven.
Op dit moment vindt een herziening plaats van de Europese richtlijn betreffende de afdanking van elektrische en elektronische
apparatuur (2002/96/EG). In dit verband lopen onderhandelingen over het voortzetten van de mogelijkheid om een zichtbare verwijderingsbijdrage
te heffen. Nederland pleit in deze onderhandelingen voor het stopzetten van de zichtbare verwijderingsbijdrage of voor de
optie om het stopzetten in nationale regelgeving te kunnen opnemen.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. C. Huizinga-Heringa