30 825
Ecologische hoofdstructuur

nr. 50
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 oktober 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 14 september 2009 inzake de voortgangsrapportage Investeringsbudget Landelijke Gebied (ILG) 2008 en de voortgangsrapportage groot project Ecologische Hoofdstructuur (EHS) over 2008 (Kamerstuk 30 825, nr. 49).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 28 oktober 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Dortmans

1

Kunt u uiteenzetten wat de consequenties zijn van het Aanvullend Beleidsakkoord en de heroverwegingsoperatie (met name ten aanzien van Leefomgeving en het agrarisch natuurbeheer) voor de EHS?

Het aanvullend beleidsakkoord heeft geen directe gevolgen voor de realisatie van de EHS. In het aanvullend beleidsakkoord is een verschuiving van middelen in het ILG opgenomen van 2009 en 2010 naar 2011; deze valt binnen de ILG-periode tot en met 2013. Op de heroverweging van dit kabinet kan ik niet vooruitlopen.

2

Waarom is er opnieuw vertraging in de toezending van de «Nulmeting op kaart» en kan de minister garanderen dat toezending «Nulmeting op kaart» nu daadwerkelijk zal plaatsvinden?

Het ministerie van LNV en de provincies hebben meer tijd nodig gehad om afspraken te maken over de restanttaakstellingen voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Recreatie om de Stad (RodS). Over de resultaten van Nulmeting op Kaart zal de Tweede Kamer voor de begrotingsbehandeling op 2 december aanstaande worden geïnformeerd.

3

Hoe betrouwbaar is de informatie uit de tweede voortgangsrapportage EHS ten aanzien van de restanttaakstelling en het natuurbeleid als daarin de informatie uit de «Nulmeting op kaart» en IBO-natuur ontbreekt?

De tweede voortgangsrapportage EHS is gebaseerd op de gegevens die op dat moment bij het Rijk en de provincies beschikbaar waren. Herijking van die gegevens vindt nu plaats in het project «Nulmeting op kaart», waardoor op onderdelen de uitgangssituatie iets kan veranderen. Zoals in de voortgangsrapportage EHS op pagina 9 is vermeld, zullen de restanttaakstellingen voor de EHS, waar nodig, worden aangepast aan de hand van de uitkomsten van de «Nulmeting op kaart». Het Interderpartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Natuur beoordeelt op hoofdlijnen de mate van doelbereiking, de doelmatigheid van de inzet van het instrumentarium en de daarbij mogelijk optredende knelpunten. Daarbij baseert het IBO-Natuur zich op de voorhanden zijnde informatie en onderzoeken.

4

Kunt u exact toelichten wat de stand van zaken van dit moment is, met betrekking tot het verbetertraject voor de verantwoordingsinformatie? Wanneer zal de verantwoordingsinformatie voor het ILG kunnen voldoen aan de normen die de Rekenkamer stelt in het Jaarverslag 2008?

Met de provincies is het volgende overeengekomen. Zij leveren jaarlijks een accountantsverklaring bij de voortgangsrapportage Investeringsbudget Landelijk (ILG) in. Hiermee is geborgd dat de financiële informatie op de voortgangsrapportage overeenkomt met de door de accountant gecontroleerde financiële ILG-cijfers in de jaarrekening van de provincie. Tevens is een Comité van Toezicht ILG ingesteld, dat de prestaties zowel kwantitatief als kwalitatief gaat beoordelen.

5

Kunt u een toelichting geven waarom er in de rapportage sprake is van een aanzienlijke wisseling van het tempo van de voortgang van de uitvoering, per doelstelling en per provincie?

De omstandigheden in de uitvoering zijn niet voor alle gebieden, doelstellingen en provincies gelijk. Provincies hebben de mogelijkheid gedurende de looptijd van de ILG-bestuursovereenkomst te prioriteren om optimaal kansen te benutten als die zich voordoen. De ILG-bestuursovereenkomst biedt deze vrijheid; er zijn geen afspraken over het tempo van realisatie binnen de ILG-periode gemaakt. Na afloop van de ILG-periode legt de provincie aan het Rijk verantwoording af over de behaalde resultaten in relatie tot de afgesproken prestaties.

6

Waarom blijven Zuid-Holland en Friesland achter op het punt van daadwerkelijke besteding en aangegane verplichtingen voor de thema’s bodem, Recreatie (landelijke routenetwerken), inrichting en beheer EHS en Recreatie om de Stad en milieukwaliteit (verdroging onder andere)?

Zie voor de verklaring in wisseling in tempo van de voortgang in uitvoering per doelstelling, per provincie het antwoord bij vraag 5.

De provincies Zuid-Holland en Friesland hebben beide binnenkort de provinciale bodemvisie ter beschikking. Op basis daarvan wordt het beleid verder in uitvoering genomen. Friesland heeft inmiddels twee Vaarprojecten in uitvoering (Noordelijke Elfstedenroute en het Polderhoofdkanaal). Zuid-Holland start binnenkort met het in uitvoering nemen van projecten. Grondverwerving en daarmee ook de inrichting en het beheer blijft voor EHS en RODS in de gehele Randstad achter. Dat heeft te maken met gronddruk, stijgende grondprijzen, geringe grondmobiliteit en het ontbreken van hervestigingslocaties. De inrichting van EHS in Friesland blijft eveneens achter vanwege verwervingsproblemen. Friesland ontwikkelt aanvullend instrumentarium. Voor beheer is er in deze provincie geen achterstand. Voor de aanpak van de verdroging dient eerst met relevante partijen gebiedsgerichte afspraken te worden gemaakt. Zuid-Holland is zo ver dat subsidies kunnen worden aangevraagd. Friesland is voor een paar projecten verplichtingen aangegaan, waaronder het gebied Alde Feanen en een gedeelte van de binnenrand van Terschelling, beide Natura 2000-gebieden. Verder zijn diverse projecten in voorbereiding.

7

In hoeverre zijn de economische recessie en andere actuele ontwikkelingen van invloed op de voortgang ILG?

De mate waarin deze van invloed zijn kan ik niet aangeven. Wel ga ik ervan uit dat met het aanvullend beleidsakkoord van het kabinet de eventuele ongewenste effecten worden beperkt. Op een actuele ontwikkeling zoals bijvoorbeeld de heroverweging van dit kabinet kan ik niet vooruitlopen.

8

Herkent u het probleem dat provincies ervaren van het grote verschil tussen normkosten en werkelijke kosten, met name als het gaat om verwerving van gronden ten behoeve van inrichting van de EHS? Hoe wordt dat opgelost bij de?

Voor wat betreft de normkosten voor inrichting van de EHS zijn het Rijk en de provincies gezamenlijk bezig met een evaluatie. De uitkomsten daarvan zullen in het kader van de Midterm Review (MTR) betrokken worden bij herijking van de gemaakte afspraken in de Bestuursovereenkomst.

9

Wat zal de impact van – de onzekerheid rond – Natura 2000 zijn op het realiseren van de verschillende ILG-doelen?

Van een enkele regio is mij bekend dat sommige projecten (met name boerderijverplaatsingen) vertraging oplopen, die te koppelen is aan de huidige situatie omtrent Natura 2000. Ik heb geen signalen dat dit ook landelijk speelt. In mijn brief van 30 juni 2009 aan de Tweede Kamer (TK 31 700 XIV, nr. 160) doe ik voorstellen om onzekerheden omtrent Natura 2000 op te lossen.

10

Wat is volgens de minister belangrijker: kwaliteit of kwantiteit bij de realisering van de EHS?

Kwaliteit en kwantiteit zijn beide van belang en hangen nauw samen bij het realiseren van de doelen van de EHS. Kwantiteit is immers vaak een voorwaarde voor kwaliteit.

11

Wat zijn de gemiddelde kosten per hectare van aankoop voor aan te leggen nieuwe natuur, wat zijn de gemiddelde inrichtingskosten en de gemiddelde beheerkosten per hectare?

De landelijk gemiddelde aankoopkosten voor één hectare bedroegen in 2008 40 916 euro. De variatie in regionale grondprijzen loopt van 29 278 euro per hectare (Drenthe) tot 63 521 euro per hectare (Flevoland) (exclusief de bijkomende kosten voor gebouwen etc.). In de Bestuursovereenkomsten ILG is tussen LNV en de provincies een normbedrag voor inrichting van nieuwe natuur overeengekomen van 9 600 euro per hectare. Voor wat betreft de normkosten voor inrichting van de EHS zijn het Rijk en de provincies gezamenlijk bezig met een evaluatie. De uitkomsten daarvan zullen in het kader van de Midterm Review betrokken worden bij herijking van de gemaakte afspraken in de Bestuursovereenkomst. Inzet van de nieuwe normkostensystematiek is dat de normen worden gestoeld op de gemiddelde werkelijke kosten.

Voor de uitgaven aan het beheer verwijs ik u naar de paragrafen 3.4 en 8.1.1. in de tweede voortgangsrapportage groot project Ecologische Hoofdstructuur (Kamerstuknummer 30 825, nr. 49). De Commissie Verheijen heeft in februari 2009 advies uitgebracht over de herberekening van de standaardkostprijzen voor het natuurbeheer. De standaardkostprijzen van de 58 beheertypen variëren sterk per hectare: 1,94 euro per hectare voor het beheer van afgesloten zeearmen tot 3 181,27 euro per hectare het beheer van vochtig hakhout en middenbos.

12

Hoe worden de resultaten met betrekking tot de doelstelling «versterken van biodiversiteit» jaarlijks gemeten?

De doelstelling «versterken van biodiversiteit» is in de jaarlijkse voortgangsrapportage EHS kwantitatief geoperationaliseerd in het realiseren van hectares EHS (onderverdeeld in de trits verwerving, inrichting en beheer).

Om natuurkwaliteit van de EHS te meten is een nieuwe typologie, de Index Natuur en Landschap, in ontwikkeling (pagina 24). Vooruitlopend daarop presenteert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de jaarlijkse Natuurbalans indicatoren voor biodiversiteit, die aan dit systeem en aan de rapportages over de Kaderrichtlijn Water zijn gerelateerd. Ook zijn met de provincies meetbare afspraken gemaakt over het verbeteren van de milieucondities van de EHS (pagina 24).

13

Zijn alle robuuste verbindingszones nu concreet begrensd?

Nee, niet alle robuuste verbindingen zijn concreet begrensd. In de Nota Ruimte is provincies gevraagd om uiterlijk in 2008 de EHS netto te hebben begrensd. Inmiddels is vrijwel de gehele EHS op het land door de provincies begrensd. Alleen de robuuste verbindingen zijn nog niet allemaal begrensd. Zoals uiteengezet in paragraaf 5.4 (pagina 36) van de voortgangsrapportage groot project EHS, kiezen sommige provincies ervoor eerst draagvlak te creëren en grond te verwerven, alvorens de robuuste verbindingen definitief te begrenzen. Zolang er perspectief blijft op tijdige begrenzing van de verbinding en er geen sprake is van ernstige vertraging, heb ik hiertegen, zoals vermeld in de voortgangsrapportage, geen bezwaar.

14

Welk deel van de concreet begrensde EHS is het afgelopen jaar als natuur opgenomen in de bestemmingsplannen? Wat is het totale % concreet begrensde EHS opgenomen in bestemmingsplannen?

Op dit moment is niet bekend welk deel van de begrensde EHS is opgenomen in bestemmingsplannen. Zoals vermeld in paragraaf 6.3 van de voortgangsrapportage groot project EHS (pagina 39/40), wordt onderzoek gedaan naar de wijze waarop gemeenten de EHS hebben verankerd in hun bestemmingsplannen. De resultaten van dit onderzoek worden eind 2010 verwacht.

15

Hoeveel topgebieden verdroging zijn er het afgelopen jaar aangepakt? Wat is het totale % van de topgebieden dat nu is aangepakt?

De afspraken met provincies over de rapportage in de jaarlijkse voortgangsrapportages ILG voorzien er niet in dat het aantal gebieden dat aangepakt zichtbaar wordt.

Verder zijn de afspraken over de aanpak gemaakt in 2007, het startjaar van het ILG, zodat de daadwerkelijke uitvoering zich in de opstartfase bevindt. Met de MTR zal er meer duidelijkheid komen over het resultaat van deze aanpak.

16

Welk deel van de 200 knelpunten in het Meerjaren Programma Ontsnippering (MJPO) zijn aangepakt? Ligt de uitvoering op schema?

Het Meerjaren Programma Ontsnippering (MJPO) bevat in totaal 208 knelpunten. Hiervan zijn, sinds de start van de uitvoering van het programma in 2005, eind 2008 41 knelpunten geheel opgelost en 22 knelpunten gedeeltelijk. Eind 2008 zien we ook dat er nog 87 knelpunten geprogrammeerd zijn voor de onderdelen wegen en spoor (periode 2009–2013), water (periode 2008–2018) en robuuste verbindingen (periode 2007–2013).

Eind volgend jaar zal de programmering voor de gehele programmaperiode tot 2018 gereed komen. Hiermee ligt de uitvoering van het MJPO op schema.

17

Hoe is de kwantitatieve taakstelling nieuwe natuur (275 000 ha) kwalitatief opgebouwd?

De kwalitatieve natuurdoelen op landelijk niveau zijn voor de hele EHS opgesteld voor het eindbeeld 2018 zonder uitsplitsing naar bestaande en nieuwe natuur. Ook provincies maken bij hun kwalitatieve doelen voor specifieke gebieden (in natuurbeheersplannen) meestal geen uitsplitsing naar bestaande en nieuwe natuur. In de toekomst wordt het door vergelijking van de doelkaarten met kaarten met de actuele stand («nulmeting») wel mogelijk om de resttaakstelling voor nieuwe natuur te specificeren naar kwalitatieve natuurdoelen.

18

Hoeveel hectare is buiten de EHS als ruilgrond afgelopen jaar gekocht en hoeveel hectare ruilgrond is het afgelopen jaar overgedragen aan beheerders?

In totaal is in 2008 naar schatting 1 700 hectare ruilgrond EHS (buiten de EHS-begrenzing) verworven. In 2008 is in totaal 1 801 hectare ruilgrond overgedragen aan terreinbeheerders (zie ILG-voortgangsrapportage). Dit betreft deels aankopen ter plekke, deels overdracht van geruilde gronden.

19

Hoeveel hectare ruilgrond heeft Dienst Landelijk Gebied in eigendom en welk deel is nodig om de EHS af te ronden? Welk deel is geschikt om uit te ruilen?

Het totale bezit van het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) per 31 december 2008 bedroeg 36 417 hectare, waarvan 29 723 hectare onder zeggenschap van provincies binnen het ILG en 4 271 hectare onder zeggenschap van LNV (bron: Rekening en Verantwoording BBL). Hiervan is respectievelijk circa 18 500 hectare en 2 434 hectare toe te rekenen aan de realisatie van de EHS. Deze gronden liggen deels binnen (circa 40%) en deels buiten de EHS-begrenzing (circa 60%). Zoals in de EHS rapportage staat vermeld was de hoeveelheid ruilgrond 13 500 hectare op 31 december 2008 (pagina 11). Daarenboven dient per 31 december 2008 aanvullend nog 29 265 hectare te worden verworven.

20

Wat is het resultaat in hectare in 2008 van functiewijziging ten behoeve van particulier beheer? Wat zou het resultaat moeten zijn de komende jaren om tijdig de taakstelling in 2018 te realiseren?

In het jaar 2008 werd voor 695 hectare een kwalitatieve verplichting ten behoeve van functiewijziging notarieel ingeschreven. Het totaal aantal hectare waarover een kwalitatieve verplichting is afgegeven, komt daarmee op 6 930 hectare. De taakstelling functiewijziging binnen de EHS voor 2018 bedraagt 42 771 hectare.

21

Wat is de definitie van afrondingsaankoop? Is er een overzicht van oppervlakte gekoppeld aan gebieden?

Zoals in de bijlage van de EHS-rapportage staat vermeld, gaat het bij afrondingsaankopen om de vraag in welke mate realisatie (inrichting) van de EHS belemmerd wordt door het niet kunnen verwerven van een beperkt deel (de laatste hectares) in een bepaald deelgebied van de EHS. Aan provincies is gevraagd in hoeveel gebieden dit speelde. Op deze vraag kan geen exact cijfermatig antwoord worden gegeven. Daarbij is een belangrijk punt dat de concreet begrensde EHS zich niet eenvoudig laat opdelen in deelgebieden, waarbinnen een percentage «nog te verwerven» kan worden vastgesteld. Provincies hebben een inschatting gedaan in hoeveel gebieden deze problematiek speelt (zie tabel in bijlage voortgangsrapportage EHS).

22

Welke informatie in de voortgangsrapportage EHS zal naar verwachting wijzingen in de Nulmeting op Kaart?

Naar verwachting zullen de restanttaakstellingen voor verwerving en inrichting EHS met peildatum 1 januari 2007 (start ILG) wijzigen (zie pagina 9).

23

Welke maatregelen zijn genomen om de stagnatie in de uitvoering op te heffen?

De maatregelen die provincies nemen, staan genoemd in bijlage 1 van de voortgangsrapportage EHS 2008.

24

Welke aanbevelingen worden gedaan om stagnatie in de uitvoering van EHS/ILG afspraken aan te pakken?

De aanbevelingen staan genoemd in bijlage 1 van de voortgangsrapportage EHS 2008.

25

Kunt u uiteenzetten wat de meetbare taakstellingen, concrete doelen en streefgetallen zijn voor het jaar 2010 en de periode daarna? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de verwerving, inrichting en beheer van de EHS?

Over de realisatie van de EHS zijn in het ILG prestatieafspraken gemaakt voor een periode van zeven jaar. Provincies verantwoorden zich aan het einde van deze periode. Ik kan u daarom geen jaarlijkse taakstellingen, doelen en streefgetallen geven. Wel rapporteren provincies jaarlijks over de gerealiseerde prestaties in relatie tot de overeengekomen prestaties. In de tweede voortgangrapportage groot project Ecologische Hoofdstructuur (Kamerstuknummer 30 825, nr. 49) is voor verwerving (paragraaf 3.2), inrichting (paragraaf 3.3) en beheer (paragraaf 3.4) vermeld welke prestaties in 2008 zijn gerealiseerd, afgezet tegen de taakstellingen voor de periode 2007–2013.

26

Wat is de reden van de vertraging van de toezending van het IBO-Natuur en wanneer in het najaar van 2009 kan de Kamer het IBO-Natuur tegemoet zien?

Het IBO-Natuur is in 2008 later gestart dan gepland en kost meer tijd dan was voorzien. De IBO-werkgroep streeft ernaar om het rapport uiterlijk dit kalenderjaar af te ronden.

27 en 28

Kan een nader overzicht worden gegeven van wat er allemaal in de Midterm Review (MTR) wordt meegenomen?

Op welke wijze gaat de MTR van het ILG inzicht geven in de voortgang van de EHS, ander dan nu gedaan wordt in de voortgangsrapportages?

De MTR wordt uitgevoerd conform hetgeen is vastgelegd in bijlage 2a van de ILG-Bestuursovereenkomsten.

29

Wanneer krijgt de Kamer inzicht in de resultaten van de MTR?

U hebt gevraagd de resultaten van de MTR voorafgaand aan de Begrotingsbehandeling 2011 toegezonden te krijgen opdat u de uitkomsten mee kunt nemen bij de bespreking hiervan. Ik heb u aangegeven aan dat verzoek te willen voldoen.

30

In hoeverre hebben versnellingsinitiatieven tot dusver bijgedragen aan het dichterbij brengen van het gewenste realisatie tempo?

De provincies hebben aangegeven op welke wijze zij initiatieven ontwikkelen of gaan ontwikkelen ter versnelling van realisatie (zie Bijlage 1 bij rapportage Groot project Ecologische Hoofdstructuur over 2008). Hierbij gaat het veelal om procesmatige aanpassingen. Bij de procesmatige aanpassing hoort ook het aanpassen dan wel verbreden van het instrumentarium waarmee aan realisatie gewerkt wordt.

Eén van de veel genoemde instrumenten is volledige schadeloosstelling c.q. onteigening. De provincies geven aan dat dit tot versnelling zal leiden daar waar grondverwerving nu nog moeizaam verloopt. Het blijkt ook, dat als er mogelijkheid tot voorfinanciering is, dit kan leiden tot versnelling. Ook de combinatie van meerdere opgaven (natuur en/of landbouw en/of waterberging blijkt als motor van versnelling te kunnen dienen.

31

Waarom is in 2008 meer EHS ingericht dan in 2007?

Elk jaar kan de hoeveelheid ingerichte hectares EHS verschillend zijn. Dit hangt af van het stadium waarin de planvorming zich bevindt en van het aanbod van inrichtingsrijpe grond op de juiste locatie binnen de EHS. Naar verwachting zal de hoeveelheid ingerichte hectares in de toekomst een stijgende lijn vertonen. Dit is onder andere het gevolg van de ruil- en verwervingsinspanningen van de provincies.

32

Op welke wijze dragen de niet-ILG en EHS-onderdelen bij aan het realiseren van de EHS en zijn er op dit vlak versnellingsinitiatieven waar te nemen?

LNV monitort niet in welke mate aan de realisatie van de EHS bijgedragen wordt door versnellingsinitiatieven op onderdelen buiten de ILG-opgave en de EHS-opgave.

Wel is door de provincies zelf aangedragen dat het combineren van verschillende opgaven, bijvoorbeeld waterberging en nieuwe natuur, kan leiden tot een versnelde realisatie (zie Bijlage 1 bij de rapportage Groot project Ecologische Hoofdstructuur over het jaar 2008).

33

Hoe verhoudt zich het totaaloverzicht Financiën uit het landelijk rapport ILG zich tot de financiële gegevens die in de voortgangsrapportage EHS (H8) worden gegeven?

Het totaaloverzicht Financiën uit de ILG-rapportage is de som van de rapportages per provincie op dit onderdeel. De EHS is hier een onderdeel van. De voortgangsrapportage groot project EHS is voor het ILG gebaseerd op deze voortgangsrapportage ILG en daarnaast is hierin het niet ILG-deel opgenomen.

34

Kan nader uitgelegd worden waarom veel provincies niet afzonderlijk rapporteren over de voortgang van de realisatie van geplande robuuste verbindingen?

In de meerderheid van de afgesloten bestuursovereenkomsten zijn de prestaties van de robuuste verbindingen niet afzonderlijk vermeld, maar opgenomen in het totaal van EHS-prestaties. In de jaarlijkse voortgangsrapportages is wel ruimte om de prestaties op het gebied van robuuste verbindingen als afzonderlijke categorie te melden, maar provincies kiezen er in de meerderheid voor om alleen het totaal aan EHS-prestaties te vermelden.

35

Hoeveel van de nog te verwerven gronden maakt deel uit van (toekomstige) Natura 2000-gebieden?

Nagenoeg alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de EHS. Binnen de EHS wordt niet apart geregistreerd welke gronden binnen Natura 2000 liggen.

36

Op welke punten is de kwaliteit van de voortgangsrapportages van de provincies in vergelijking met het eerste rapportagejaar verbeterd?

Ten opzichte van het eerste rapportagejaar zijn verbeteringen doorgevoerd door het opstellen van een handleiding voortgang ILG, waardoor onder andere definities eenduidiger worden toegepast. Verder zijn afspraken gemaakt over een controle op de financiële cijfers in de voortgangsrapportages, namelijk het verstrekken van een accountantsverklaring bij deze rapportage. Deze afspraken wordt in 2009 verder geïmplementeerd.

37

Waarom lopen de accountantsverklaringen nog niet in alle gevallen één op één met de gegevens van de voortgangsrapportages?

Het jaar 2009 is het eerste jaar dat de provincie bij de voortgangsrapportage ILG een accountantsverklaring moet toevoegen. Deze afspraak is nog niet bij alle provincies goed in het proces geborgd. Daarom zijn de accountantsverklaringen niet in alle gevallen tijdig aangeleverd. Ook hebben sommige provincies later een gewijzigde versie van de voortgangsrapportage ILG ingestuurd.

38

Waarom blijft het particulier beheer, en in het bijzonder het agrarisch beheer achter?

De grootste knelpunten rond het achterblijven van het particulier natuurbeheer worden veroorzaakt enerzijds door onvoldoende bekendheid van particulieren met de mogelijkheden en het instrumentarium voor het particulier beheer en anderzijds door problemen op het gebied van regelgeving en financiering.

Mogelijke verklaringen voor het achterblijven van het agrarisch beheer worden momenteel onderzocht. Ik verwacht hierin wel een verbeterslag te bereiken door de invoering van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL). Uitgangspunt is dat het stelsel eenvoudiger is in gebruik en effectiever voor de natuur. Daarbij is aangesloten op de gebiedgerichte aanpak in het ILG. Zoals eerder toegezegd, zal ik uw Kamer hierover op korte termijn per brief separaat informeren.

Om het agrarisch natuurbeheer een extra impuls te geven heb ik op 12 oktober jl. met LTO een manifest gepresenteerd. Boeren moeten meer kansen krijgen om zelf natuur en recreatieterreinen aan te leggen en te beheren.

39

Welke knelpunten ondervinden particuliere en agrarische beheerders, en wat is de stand van zaken met betrekking tot het oplossen van de knelpunten?

Met betrekking tot de stand van zaken tot het oplossen van de knelpunten voor particulier natuurbeheer verwijs ik u naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 12 juni 2009, TK 2008–2009, 30 825, nr. 31.

Met betrekking tot het agrarische natuurbeheer is bij het antwoord op vraag 38 aangegeven dat er verklaringen gezocht worden voor het achterblijven hiervan en dat ik verwacht dat er een verbeterslag wordt bereikt door invoering van het SNL.

40

Kunt u het onderscheid tussen verworven «echte» EHS en ruilgrond ten behoeve van EHS in een grafiek weergeven, ook wat betreft voorgaande jaren (paragraaf 3.2.2. en 3.6.1.)?

Zoals in paragraaf 3.2.2. wordt uitgelegd, leert de ervaring dat jaarlijks ongeveer 40% direct op de juiste plek wordt verworven en 60% als ruilgrond buiten de EHS-begrenzing (TK 29 576, nr. 48). De begrenzing van de EHS (inclusief robuuste verbindingen) is nog niet volledig vastgesteld. Daarom is het nu nog niet mogelijk de gevraagde reeks van oppervlaktes te produceren.

41

Waarom is de rapportage zoals verwoord onder figuur 4 over ruilgronden zo omslachtig?

De rapportage zoals verwoord onder figuur 4 is een feitelijke weergave van het ruilen van gronden ten behoeve van het realiseren van EHS.

42 en 43

Hoe verhoudt de taakstelling ILG 30 961 zich tot figuur 5 waarin staat aangegeven dat de taakstelling ca. 67 000 is (paragraaf 3.3.2)?

De inrichtingstaakstelling ILG van 30 961 hectare betreft de nieuwe verplichtingen. In figuur 5 worden zowel de nieuwe als lopende verplichtingen weergegeven, respectievelijk 30 916 hectare en 34 865 hectare, samen 65 781 hectare.

Betreffen de subsidies die verstrekt worden voor het beheer van gebieden buiten de EHS ook subsidies voor de ruilgronden en om hoeveel subsidie gaat het (paragraaf 3.4.2)?

Ruilgronden zijn BBL-gronden, die buiten de begrenzing van de EHS zijn verworven. Hierop wordt geen SAN of SN-beheerssubsdie verstrekt.

44 en 45

Welke provincies hebben nog weinig of niets gedaan met de voorbereiding, oriëntatie of met het opstellen van een bodemvisie of van documenten die «dicht aanleunen tegen een bodemvisie» en wat is hier de reden van?

Wat moeten wij ons voorstellen bij een document dat «aanleunt tegen een bodemvisie»?

Niet elke provincie kiest voor een aparte Bodemvisie. Sommige provincies vinden dat de visie op de bodem al voldoende is vastgelegd in bestaande beleidsplannen (Limburg, Flevoland, Gelderland). Gelderland kiest om die reden voor een activiteitenprogramma, waarbij het accent is verschoven naar uitvoering. In Overijssel is de bodemvisie een bouwsteen voor de Omgevingvisie. In Noord-Brabant wordt de visie niet vastgelegd in een apart document, maar wordt de visie opgenomen in de op te stellen Structuurvisie. Zeeland maakt ook geen apart document maar integreert visie en bodeminformatie. In Drenthe is geen aparte Bodemvisie opgesteld, maar fungeren de Bodemnota (duurzaam bodemgebruik en bodemsaneringsbeleid) en de Structuurvisie op de ondergrond (Drenthe is de eerste provincie die dit heeft) tezamen als Bodemvisie. Fryslân’s bodemvisie tot slot krijgt het karakter van een kennisdocument. In combinatie met de te maken bodematlas wordt hiermee de visie van de provincie geoperationaliseerd.

Flevoland beraadt zich nog, omdat in het Omgevingsplan al veel is vastgelegd over duurzaam bodemgebruik. Limburg vindt dat er voldoende bestaande beleidsstukken zijn (POP, provinciale MJP Plattelandsontwikkeling) waarin duurzaam bodemgebruik wordt uitgewerkt.

46

Wat is de status en waarde van een dergelijk document, en welke provincies hebben alleen zo’n document?

Zoals uit het antwoord op vraag 45 blijkt, heeft een aantal provincies sterk ingezet op integratie met ruimtelijk beleid. Duurzaam bodemgebruik, ingebed in RO-instrumentarium, geeft een stevige basis (Omgevingsplan, Structuurvisie). De onder vraag 45 niet genoemde provincies hebben een door GS vastgestelde of nog vast te stellen Bodemvisie.

47

Kan voor de provincies, behalve Noord-Brabant en Groningen, worden aangegeven welke initiatieven zij ontwikkeld hebben met het onderwerp Leefbaarheid en sociaaleconomische vitaliteit?

Door de provincies is in algemene zin aangegeven dat zij met veel animo dit onderwerp op verschillende wijze hebben opgepakt.Ter illustratie zijn in de kabinetsreactie twee voorbeelden van aanpak (Groningen en Noord-Brabant) genoemd. Conform ILG-afspraken zullen concrete prestaties worden gemeld in de voortgangsrapportages en bij de MTR.

48

Hoe zal de voortgang hiervan worden gemeten/verantwoord?

De provincies is verzocht specifieke aandacht te besteden aan de thema’s voorzieningenniveau en ondernemerschap. Voorts is in de ILG-bestuursovereenkomst gevraagd als prestatie te leveren: «het uitvoeren van projecten of het doen van haalbaarheidsonderzoek hiertoe voor het versterken van de leefbaarheid van het platteland». De provincies worden verzocht bij de MTR over de gevraagde prestatie te rapporteren en daarbij in de toelichting aandacht te besteden aan de wijze waarop gevolg is gegeven aan genoemde thema’s.

49

Kan er een uitsplitsing worden gemaakt van het beoogde eindbeeld van het beheer van zowel bestaande als nieuwe EHS in 2018 naar de verschillende natuurbeschermingsorganisaties?

Ik zal het beoogde eindbeeld van het beheer van zowel bestaande als nieuwe EHS 2018 naar verschillende categorieën natuurbeheerorganisaties in kaart brengen met de Nulmeting op Kaart, die u binnenkort ontvangt.

50

Wat wordt verstaan onder «beheer door derden»?

Dit zijn bestaande natuurgebieden die «om niet» worden beheerd door derden, zoals Defensie en waterleidingbedrijven. Dit beheer is niet opgenomen in het ILG (zie pagina 14 groot voortgangsrapportage EHS 2008)

51

Kan er een raming worden gegeven van de kosten van het beheer dat hoort bij het beoogde eindbeeld van het beheer van de EHS uitgesplitst naar beheer door PNB’s, beheer door particulieren, beheer door Staatsbosbeheer, beheer door «derden», beheer door particulier natuurbeheer via functiewijziging en agrarisch natuurbeheer? Zo neen, kan deze uitsplitsing dan worden gegeven voor de begrote kosten voor 2009 tot en met 2014?

Deze uitsplitsing is niet opgenomen in de voortgangsrapportage ILG. De inzet van ILG middelen over de verschillende taakstellingen is aan de provincies. In een aantal gevallen wordt beheer gefinancierd met een provinciale regeling die geen onderdeel vormt van programma beheer.

52

Welk deel van deze kosten worden via het ILG bekostigd en welke daarbuiten?

Binnen het ILG worden de kosten vergoed voor de inrichting, verwerving, functiewijziging en beheer (PSN en PSAN).

Onderdelen van de EHS die niet via het ILG worden gerealiseerd betreffen:

– Beheer door Staatsbosbeheer

– Beheer van bestaande natuur door «derden» (zoals Defensie en waterleidingbedrijven)

– Het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG)

– Het Programma Maaswerken

– Natuur in het IJsselmeergebied (onderdeel van ICES-II Natte Natuur)

– Het door Verkeer en Waterstaat gefinancierde deel van het Meerjarenprogramma Ontsnippering (MJPO)

– De Kaderwet LNV-subsidies. (in 2008 werd voor aanvragen 429 775 euro betaald)

(pagina 4. groot project EHS, tweede voortgangsrapportage, rapportagejaar 2008)

53

Kunt u inzicht geven waar de taakstelling op betrekking heeft en wanneer deze gehaald moet zijn?

Het is niet duidelijk welke taakstelling wordt bedoeld en derhalve kan de vraag niet worden beantwoord.

54

Kan nader inzicht worden gegeven in de taakstelling van onderdeel 1a, Noord-Nederland: inrichting en herstel van natte natuurwaarden in beekdalen en in het meren/laagveengebied (paragraaf 3.5)?

Dit is abusievelijk niet vermeld in de tabel en bedraagt 500 hectare. Deze taakstelling is vrijwel gehaald, er worden nog afrondingswerkzaamheden uitgevoerd.

55

Hoeveel grond is reeds aangekocht en ligt binnen de begrenzing van de EHS maar waarmee nog niet is begonnen met de inrichting?

Op 31 december 2008 was circa 56 500 hectare verworden én ingericht. Een oppervlakte van circa 30 000 hectare is verworven binnen de begrenzingen, maar nog niet ingericht. Daarvan is circa 19 000 hectare «onderhanden werk» en moet voor circa 11 000 hectare nog worden aangevangen met inrichtingsactiviteiten.

56

Kunt u een verklaring geven waarom het aantal hectares in beheer via agrarisch natuurbeheer in 2008 gedaald is en aantal hectares in beheer via het particuliere natuurbeschermingsorganisaties in 2008 is gestegen (paragraaf 3.6.2)?

Dit zijn twee los van elkaar staande ontwikkelingen.

Voor de verklaring van de daling van het aantal hectares agrarisch natuurbeheer verwijs ik naar vraag 38 en 39.

De areaalgroei van de hectares in beheer bij particuliere natuurbeschermingsorganisaties is deels het gevolg van de aankoop en overdracht van gronden voor nieuwe natuur.

Voor een ander deel is de oppervlakte onder beheer gestegen door mutaties in eigendom of gebruik. Hieronder vallen: ruil van eigendom met Staatsbosbeheer of derden (hiervoor verwijs ik naar vraag 18), eigen aankoop van terreinen en het weer zelf in beheer nemen van terreinen die eerst door agrariërs werden beheerd (via natuurpacht).

Vraag 57

Wordt de voortgang met betrekking tot het actieprogramma «Een rijk weidevogelland» meegenomen in de Mid Term Review (paragraaf 3.6.2)?

Nee. In 2010 wordt de Regiegroep Weidevogelverbond geëvalueerd. Hierin wordt ook de voortgang van het actieprogramma «Een rijk weidevogellandschap» meegenomen.

58

Kunt u aangeven wanneer het definitieve kwaliteitsborgingssysteem van de EHS wordt verwacht, zoals in de ILG-bestuursovereenkomsten tussen Rijk en provincies is afgesproken? Is dit nog vóór de MTR?

In paragraaf 4.1 van de EHS-rapportage 2008 is aangegeven dat het kwaliteitsborgingssysteem in fasen wordt ingevoerd. Streven is om het kwaliteitsborgingsysteem voor het eind van de huidige ILG-periode volledig functioneel te hebben. De eerste stappen (vaststelling van natuur- en beheertypen van Index Natuur en Landschap en vertaling van provinciale natuurdoeltypenkaarten en natuurgebiedsplannen) worden in 2009 gezet. De nieuwe provinciale subsidieregelingen voor het beheer (SNL) zijn gebaseerd op de beheertypen van de Index Natuur en Landschap. Een nulmeting, uitbreiding met kwaliteitsklassen, opstelling van natuurgebiedsplannen nieuwe stijl en afstemming daarvan met de rijksambities vinden later plaats. Deze latere stappen zullen niet vóór de MTR hun beslag kunnen krijgen.

59

En wordt het kwaliteitsborgingsysteem ook gebruikt ten behoeve van de MTR, zodat daarmee ook een rapportage over de kwaliteit van de EHS wordt verkregen in 2010 in plaats van alleen over hectares? Krijgt de Kamer vooraf inzage in dit kwaliteitsborgingsysteem (paragraaf 4.1)?

Zie beantwoording vraag 58. Het kwaliteitsborgingssysteem kan nog niet worden gebruikt voor een rapportage over de kwaliteit van de EHS in 2010 ten behoeve van de MTR. Over de voortgang ten aanzien van het kwaliteitsborgingssysteem wordt de Kamer geïnformeerd in het kader van de rapportage Groot project EHS.

60 t/m 63

Kunt u uitgebreider ingaan op de hoeveelheden hectares die door de provincies zijn aangepakt met het oog op het verbeteren van de milieucondities (verdroging, verzuring en vermesting ) en de specifieke problemen in de voortgang?

Hoe beoordeelt u de voorgang op dit terrein en wat kan er aan worden gedaan?

Bent u bereid de druk op te voeren bij de provincies om de verbetering van de milieucondities te versnellen, nu blijkt dat nog geen 291 hectare van de 7854 hectare (nog geen 4%) is afgerond?

Bent u bereid om provincies desnoods te ondersteunen bij het verbeteren van milieucondities in de natuurgebieden door hen van de planvormingfase in de uitvoeringsfase te helpen (paragraaf 4.2.)?

Voor de hoeveelheden hectares die zijn aangepakt met het oog op het verbeteren van de milieucondities verwijs ik u graag naar de voortgangsrapportage 2008 over het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Provincies geven hierbij aan dat veel projecten zich nu in de planfase bevinden en dat zij in 2010, of voor die tijd, kunnen overgaan tot concrete uitvoering. Er lijkt dan ook op dit moment nog geen probleem te zijn gesignaleerd in de voortgang. Wel heeft de voortgang op dit dossier mijn nadrukkelijke aandacht en zal hier bij de MTR uitgebreid bij worden stil gestaan. Voordat ik overga tot het intensiever ondersteunen van provincies wil ik dus graag de resultaten van deze MTR afwachten.

64

Wanneer wordt het definitieve monitoringsprotocol verwacht en krijgt de Kamer inzage in dit kwaliteitsborgingsprotocol?

Het monitoringsprotocol, genoemd in paragraaf 4.1, is een technisch protocol om de monitoringinsplanningen van beheerders en andere betrokken partijen te stroomlijnen, teneinde te voorzien in de benodigde informatie voor het vaststellen van de actuele kwaliteit van de EHS.

Dit protocol komt in concept gereed eind 2009. Invoering in 2010 is afhankelijk van nader overleg tussen Rijk, provincies en beheerders en van de beschikbare middelen voor monitoring.

65

Hoe verhoudt zich dit tot het vertrouwen en optimisme dat de minister bij de beantwoording van de vragen op de eerste voortgangsrapportage heeft uitgesproken ten aanzien van de voortgang op het terrein van het verbeteren van de milieucondities en hoe heeft zij de vinger aan de pols gehouden afgelopen jaar (paragraaf 4.2.)?

Vinger aan de pols houden we op dit terrein, zoals overal, via de voortgangsprapprotages ILG en ambtelijke contacten. Verder wil ik graag verwijzen naar mijn antwoord op de vragen 60, 61, 62 en 63.

66

Zijn de voorbereidende werkzaamheden ten aanzien van het verbeteren van de noodzakelijke milieucondities ondertussen afgerond? Zo nee, wanneer wel (paragraaf 4.3.)?

Zie mijn antwoord op de vragen 60, 61, 62 en 63.

67

Waarop baseert u uw opmerking dat de voortgang van de twaalf robuuste verbindingen in de EHS weinig transparant is? Bestaat hiervoor geen rapportage model?

Zie mijn antwoord op vraag 34.

68

Is er sprake van een daadwerkelijk robuust netwerk?

Het is de ambitie van LNV en anderen een netwerk van natuurgebieden te realiseren. Het aanleggen hiervan vraagt echter tijd. De robuuste verbindingen binnen de EHS zullen in 2020 aangelegd en ingericht zijn.

Dat is ook het ook het moment om het ontwerp te kunnen beoordelen en te kijken of daadwerkelijk een robuust netwerk is ontstaan. Ik ga daar nu wel van uit.

69

Sluit het netwerk aan op het EU Netwerk Natura 2000? Zo ja, op welke wijze dan?

Nagenoeg alle Natura 2000-gebieden liggen binnen de EHS.

70

Op welke wijze dragen de nationale landschappen bij aan het realiseren van de EHS doelstellingen en/of de robuuste verbindingszones?

De Nationale Landschappen bestaan meestal uit een combinatie van natuurlijke en cultuurhistorische landschapselementen. Voor zover er geografische overlap bestaat, dragen met name de natuurlijke landschapselementen bij aan de biodiversiteitsdoelstellingen van de EHS, inclusief robuuste verbindingszones. De geografische overlap bedraagt ongeveer 200 000 hectare. Dit komt vooral door de Veluwe.

71

Hoe gaat u ervoor zorgen dat hier verbetering in komt, zodat er beter inzicht komt in de voortgang ten aanzien van de twaalf robuuste verbindingen in de EHS (paragraaf 5.1)?

Zie antwoord op vraag 34.

72

Waarop baseert u de verwachting dat het nieuwe Programma Beheer nieuwe impulsen gaat geven aan het animo voor realisatie van robuuste verbindingen door agrarisch beheer? Wat betekent dit voor de gewenste voortgang (paragraaf 5.1)?

Door de invoering van het nieuwe Programma Beheer (SNL) is het uitgangspunt dat het stelsel eenvoudiger in gebruik is en effectiever voor de natuur (zie ook vraag 38). De verwachting is dat hierdoor makkelijker meer ondernemers gebruik willen maken van de regeling. Dit kan leiden tot een nieuwe impuls voor realisatie van de EHS, en daarbinnen de robuuste verbindingen daar waar zij al begrensd zijn. Hierbij heeft het gebruik van particulier beheer binnen de verbindingen de voorkeur.

73

Wat is uw oordeel over de grote variëteit in aanpak tussen provincies als het gaat om de begrenzing van de twaalf robuuste verbindingen?

Zie antwoorden op vragen 34 en 79.

74

Kunt u toelichten hoe de uitgangspunten voor de EHS op de Noordzee die u heeft geformuleerd, te weten toepassen van de ecosysteembenadering en het voorzorgbeginsel, zich verhouden tot het toestaan van visserijactiviteiten in Natura 2000-gebieden op zee (paragraaf 5.3)?

Na de aanwijzing met de daaraan gekoppelde instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden in de Noordzee in 2010 zullen de activiteiten, waaronder die van visserij worden afgestemd met de doelstellingen van de ecosysteembenadering en het voorzorgbeginsel. Deze afstemming zal zijn beslag krijgen in het op te stellen Beheerplan Natura 2000-gebieden Noordzee, dat uiterlijk in 2013 gereed moet zijn. Visserijmaatregelen zullen worden getroffen in het kader van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

In het Beheerplan Voordelta van het aangewezen Natura 2000-gebied van de Voordelta is reeds rekening ermee gehouden dat visserijactiviteiten zich verdragen met de doelstellingen van de ecosysteembenadering en het voorzorgbeginsel.

75

Kunt u uiteenzetten of met het geheel of gedeeltelijk oplossen van 63 van de 208 knelpunten op schema wordt gelopen of hoe moeten we deze getallen interpreteren(5.3.)?

Zie mijn antwoord op vraag 16.

76

Kunt u een nadere toelichting geven wat onder geprogrammeerd verstaan moet worden en wat onder de genoemde tijdsperioden (die tussen haakjes staan) verstaan wordt (paragraaf 5.2.)? Kunt u de bijbehoren de figuren 14, 14a en 15 nader duiden?

Onder geprogrammeerd wordt verstaan dat deze knelpunten in de aangegeven programmeringperiode (de tijdsperiodes tussen haakjes) zullen worden aangepakt. Veelal is een verkenning afgerond en is duidelijk dat met het gereserveerde geld tot uitvoering kan worden overgegaan in de genoemde programmeringperiode. Voor de duiding van figuur 14 en 14a verwijs ik u graag naar antwoord 16. Figuur 15 geeft een overzicht van de situatie rondom de 14 prioritaire knelpunten en de programmering hiervan. Hierbij is te zien dat met al deze knelpunten een start is gemaakt en dat er 6 knelpunten geheel of gedeeltelijk zijn opgelost. Voor de overige knelpunten geldt dat deze de komende periode worden geprogrammeerd en/of uitgevoerd.

77

In hoeverre is er sinds de eerste voortgangsrapportage verbetering opgetreden ten aanzien van de uitvoering van het project IJsselmeer (paragraaf 5.3)?

In de eerste voortgangsrapportage werd aangegeven dat eind 2008 het nieuwe beleidskader IJsselmeergebied zou verschijnen. Dit is gebeurd. In zijn geheel is het nieuwe beleidskader opgenomen in het ontwerp Nationaal Waterplan. Het Ontwikkelingsperspectief IJmeer/Markermeer is in april 2008 opgeleverd. Na beantwoording van de vervolgvragen is het project 1 september 2009 afgerond.

78

Kunt u nog eens aangeven wat de concrete doelstellingen zijn voor de planologische bescherming van de EHS, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het rijks-, provinciaal en gemeentelijke ruimtelijke ordeningsniveau?

Het doel van de planologische bescherming van de EHS is het ruimtelijk veiligstellen van de EHS-gebieden. De wijze waarop deze bescherming via het in de Nota Ruimte beschreven «nee, tenzij»-regime doorwerkt naar de verschillende ruimtelijke ordeningsniveaus, staat beschreven en toegelicht in paragraaf 6.1 (pagina 37) van de voortgangsrapportage groot project EHS.

79

In welk jaar moeten respectievelijk provincies en gemeenten de EHS planologisch hebben vastgelegd in hun streekplannen en bestemmingsplannen en met welk beschermingsregime?

De planologische bescherming van de EHS is geregeld in de het Ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Kamerstuknummer 31 500, nr. 15). In dit besluit zijn geen specifieke termijnen voor de EHS opgenomen. Derhalve gelden de algemene termijnen uit dit besluit. Op grond hiervan moeten provincies binnen negen maanden na inwerkingtreding van het besluit een verordening opstellen waarin de gebieden binnen de EHS worden aangewezen (lees: begrensd, artikel 3.9) en waarin regels worden gesteld omtrent de bescherming van de EHS in gemeentelijke bestemmingsplannen (artikel 3.11).

80

Wanneer kunnen er gezamenlijke afspraken verwacht worden tussen Rijk, provincies en maatschappelijke partijen over een meer gelijkvormige doorwerking van het EHS-beleid en op welke wijze zal de Kamer hierover geïnformeerd worden?

In samenwerking met provincies en maatschappelijke partijen zijn in 2007 de Spelregels EHS in werking getreden. In aansluiting en aanvulling daarop worden thans afspraken gemaakt over een meer gelijkvormige ruimtelijke doorwerking van het EHS-beleid. Ik verwacht dat deze afspraken in de loop van 2010 gemaakt kunnen worden. Ik zal de Tweede Kamer over de uitkomsten hiervan informeren, mogelijk in samenhang met de resultaten van het onderzoek naar de planologische bescherming van de EHS in bestemmingsplannen (zie het antwoord op vraag 14). Ook de doorwerking van het Ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, zal tot een meer gelijkvormige doorwerking van het EHS-beleid leiden. De resultaten daarvan zullen echter pas na enige jaren zichtbaar worden.

81

In hoeverre sluiten de voorbereidende werkzaamheden ten aanzien van het verbeteren van de noodzakelijke milieucondities voor de EHS aan bij de in de natuurbalans genoemde mogelijkheden (7.2)?

Goed. Over het verbeteren van de milieucondities zijn maatregelen opgenomen in de ILG-bestuursovereenkomsten.

82

Waar zijn de resultaten op de ruimtelijke samenhang van de instrumenten robuuste verbindingen en ontsnippering terug te vinden? Komt dat aan de orde in de volgende voortgangsrapportage EHS, de Midterm Review of ergens anders (7.3.)?

De resultaten op de ruimtelijke samenhang van de robuuste verbindingen en ontsnippering worden niet vermeld. Wel zal door aanleg en begrenzing van de robuuste verbindingen op kaart en in de praktijk een samenhangend netwerk ontstaan. Hierdoor zal de kwaliteit van de natuur stijgen, zal hopelijk het aantal rode lijst soorten afnemen en de ruimtelijke samenhang toenemen. Dit zal te zijner tijd terug te zien zijn in grafieken zoals gepresenteerd door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in de Natuurbalans (en terug te vinden in paragraaf 7.2. van de rapportage EHS). Ditzelfde geldt voor de genomen ontsnipperingsmaatregelen waarbij hier ook via onderzoek en monitoring veel gegevens beschikbaar zijn die uitwijzen dat deze maatregelen goed gebruikt worden.

83

In hoeverre ziet u risico’s ten aanzien van de mogelijkheden voor provincies om de toegekende middelen in te zetten voor het realiseren van EHS? In hoeverre spelen heroverwegingen hier een rol (paragraaf 8.4)?

De provincies hebben de mogelijkheid om de, in het kader van het ILG, aan hen toegekende middelen in te zetten voor de realisatie van de EHS. Bij de MTR in 2010 bespreek ik met de provincies op basis van de uitputting van budgetten en de gerealiseerde prestaties hoe het vervolgtraject moet worden vormgegeven en of, en zo ja welke, aanpassingen noodzakelijk zijn.

Het kabinet kan niet vooruitlopen op de gevolgen van de brede discussie en de daarop volgende besluitvorming van de heroverwegingsoperatie.

84

Kunt u de taakstelling EHS 2014–2018 zijnde 70 234 hectare uit te splitsen in hectares nog te verwerven, particulier natuurbeheer, ruilgronden etc.?

Deze uitsplitsing is alleen gemaakt voor de periode 2007–2013 (eerste ILG-periode), niet voor 2014–2108.

85

Betekent het gegeven dat veel ruilgronden nog niet zijn ingericht en dat deze worden gebruikt in landinrichtingsprojecten, dat alle nog niet ingerichte ruilgrond binnen de EHS of binnen een begrensde landinrichting valt? Zo niet, welk percentage valt buiten de EHS en/of landinrichting en zijn deze gronden nog van enig nut bij de realisatie van de EHS? Zo niet, wat gebeurt er met deze grond?

Ruilgronden buiten de EHS-begrenzing zijn per definitie niet ingericht, omdat ze nog niet op de goede plaats liggen. Een deel van deze gronden ligt wel binnen een lopend landinrichtingsproject. Dit houdt in dat deze gronden in het kader van de herverkaveling uitgeruild zullen worden naar een plek binnen de EHS. Ruilgronden, die niet in een landinrichtingsproject zijn opgenomen, worden eveneens gebruikt voor uitruil met particulier eigendom binnen de EHS-begrenzing, door vrijwillige uitruil of uitplaatsing van bedrijven. In uitzonderingssituaties, waarin blijkt dat dit onmogelijk is, zal worden overgegaan tot verkoop van deze gronden en wordt de opbrengst gebruikt voor nieuwe verwerving van gronden ten behoeve van de EHS-realisatie.

86 en 78

Kunt u uiteenzetten in welke mate provincies te maken hebben met gestegen grondprijzen of spelen ook andere zaken een rol bij de hogere uitgaven? In hoeverre kon de stijging van grondprijzen al eerder worden voorzien? (paragraaf 8.4)

Betekent dit dat versnelde verwerving en inrichting op meer plekken een besparing kan op leveren?

Versnelde verwerving kan alleen een besparing opleveren als de grondprijzen meer gaan stijgen dan de inflatie. Aangezien de toekomstige marktontwikkeling maar zeer beperkt kan worden voorzien, kan op grondprijsstijging nauwelijks worden geanticipeerd.

Grondprijsstijging kan maar beperkt worden voorzien. De stijging is afhankelijk van de grondmarkt.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Dibi (GL), Polderman (SP), Elias (VVD) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Pieper (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Vacature (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Vendrik (GL), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en Van Dam (PvdA).

Naar boven