30 825 Ecologische hoofdstructuur

Nr. 186 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2012

Hierbij ontvangt u mijn reactie op de aangehouden motie Pechtold c.s. (33 410, nr. 45).

In het debat over de Regeringsverklaring van 14 november jl. (Handelingen II 2012/13, nr. 14, behandeling debat Regeringsverklaring) heeft de Minister-president het einddoel, het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) neergezet. Deze motie gaat onder andere in op de manier waarop dit einddoel bereikt kan worden. Conform het regeerakkoord nemen we meer tijd om de EHS te realiseren, met de ter beschikking staande middelen van Rijk, provincies en derden. Ook is er een maximum aan de jaarlijks te realiseren hectares natuur (inrichting en verwerving).

Ik wil in overleg met alle betrokkenen, in het bijzonder met de provincies als gebiedsregisseur afspraken maken over het tempo, tijdpad, de begrenzing van de EHS en de inzet van middelen. Daarbij zet het kabinet in op een robuuste EHS waarbij de internationale doelen leidend zijn. Dat wil zeggen: een kop op de eerdere afspraken van het Natuurakkoord inzake de herijkte EHS. Dit kabinet herstelt de ambitie om te komen tot een robuust netwerk van natuurgebieden dat de ruggengraat vormt van het beleid om de biodiversiteit op peil te houden.

Het onderdeel van de motie waarin de regering wordt verzocht te voorkomen dat gronden die nodig zijn voor het realiseren van de robuuste EHS, verkocht worden, om kapitaalvernietiging te voorkomen, wil ik nader duiden.

Het Rijk beschikt over gronden die gelegen zijn binnen de EHS en ruilgronden die gelegen zijn buiten de EHS. Over deze gronden zijn door het vorige kabinet afspraken gemaakt met de provincies. De kern van deze afspraken is dat de gronden benut kunnen worden om te ruilen, als dekking voor nieuwe aankopen en voor de inrichting van verworven gronden als natuurgebieden. Een deel van deze gronden is bestemd om te voldoen aan de verkooptaakstelling die ten laste komt van het begrotingsartikel natuur en regio.

Als ik dit deel van de motie zo mag uitleggen dat ik met provincies afspraken kan maken om deze gronden optimaal in te zetten door ruilen, verkopen, kopen en inrichten van gronden voor het realiseren van robuuste natuurgebieden en het nakomen van de verkooptaakstelling, beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid.

De staatssecretaris van Economische Zaken, J. C. Verdaas

Naar boven