30 825 Ecologische hoofdstructuur

Nr. 116 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 november 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake de brief van 18 november 2011 houdende de aanbieding van het PBL-advies onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur (Kamerstuk 30 825, nr. 113).

De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 november 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

Adjunct-griffier van de commissie,

Peen

Inhoudsopgave

   

Blz.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

5

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

6

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

7

     

Reactie van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

8

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het advies van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur en de reactie van de staatssecretaris op dit rapport. De leden vragen de staatssecretaris om een nadere toelichting op een aantal onderdelen van het advies van het PBL en zijn reactie hierop.

Nederland voldoet met de afspraken uit het akkoord niet aan de korte termijnverplichtingen. Wat wordt verstaan onder korte termijn verplichtingen? Bovendien komt de realisatie van de lange termijndoelstelling hiermee niet dichterbij, aldus het PBL. Op basis van welke criteria concludeert het planbureau dat lange termijndoelstellingen niet gehaald worden op basis van welke afspraken? De maatregelen uit het akkoord lijken het beleid te versoberen en te vertragen, waardoor een versnelde achteruitgang reëel wordt. Hierdoor is de kans ook klein dat de huidige impasse in de vergunningverlening voor economische ontwikkelingen in en rond natuurgebieden wordt doorbroken. Het stoppen van de verslechtering van de natuur is één van de voorwaarden om deze doorbraak te bewerkstelligen. Welke andere voorwaarden zijn van toepassing om een doorbraak te realiseren? Graag een overzicht.

In het regeerakkoord is opgenomen dat Nederlandse koppen op Europees natuurbeleid opgespoord en verwijderd zouden worden. Is in de beoordeling door het PBL rekening gehouden met de aangepaste doelstellingen? Acht de staatssecretaris het aannemelijk dat de beoordeling van het PBL gunstiger zou kunnen uitvallen indien getoetst wordt op de aangepaste doelstellingen?

Het PBL geeft aan dat een optimalisatie van de verdeling van de middelen tussen provincies aanknopingspunten geeft voor een doelmatigheidsverbetering. Waarom heeft de staatssecretaris hier niet voor gekozen? Waarom laat de staatssecretaris de oplossing voor het Oostvaarderswold (robuuste verbindingszones) onderdeel uitmaken van het akkoord terwijl dit geen bijdrage levert aan de doelstellingen?

In het PBL-advies staat dat het Rijk verantwoordelijk is voor en door de EU aanspreekbaar op het voldoen aan de internationale verplichtingen. Uitsluitend bij nalatigheid zal het Rijk de provincies aanspreken op het niet realiseren van de internationale verplichtingen. Op basis van welke criteria wordt getoetst of de provincies «nalatig» zijn geweest of niet? Er wordt een eenvoudig monitoringssytematiek ontwikkeld voor rapportage aan de EU. Hoe staat de nieuwe monitoringssystematiek in relatie tot de huidige wijze van rapporteren over de staat van instandhouding aan de Europese Unie? Het natuurbeheer buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) exclusief fauna- en ganzenbeheer is geen onderdeel van de over te dragen taken. Hierdoor ontstaat de suggestie dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor natuur buiten de EHS. Klopt dit? Zo ja, dan ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een overzicht van alle natuurgebieden buiten de EHS waar het Rijk verantwoordelijk voor blijft plus een overzicht van alle gebieden buiten de EHS waar Staatsbosbeheer verantwoordelijk voor is.

Mocht Nederland door de Europese Unie (EU) aangesproken worden op nalatigheid dan kan lastig worden aangetoond wie hiervoor verantwoordelijk is. Het PBL geeft in zijn advies aan dat juridische toetsing van het akkoord praktisch kan zijn om gezamenlijk de mogelijke risico’s te verkennen. Heeft de staatssecretaris al een juridische toets laten uitvoeren op het akkoord? Zo nee, waarom niet? Het kabinet en de provincies hebben geen afspraken gemaakt over het type beheer en de wijze waarop het wordt uitgevoerd, anders dan dat verwezen wordt naar beheerplannen van Natura 2000-gebieden. Deelt de staatssecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat de verwijzing naar de beheerplannen van Natura 2000-gebieden met risico’s omgeven is aangezien bijna nog geen beheerplannen definitief zijn vastgesteld en dus nog niet zeker is hoe het beheer van deze gebieden vorm moet worden gegeven? De mate en wijze van versoberen, de locatie van de afgeronde EHS en de verdeling van de middelen over de provincies is niet nader aangegeven. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) ziet het akkoord daarmee meer als een inspanningsverplichting: «De provincies zijn alleen verantwoordelijk voor de Europese verplichtingen voor zover het Rijk daarvoor in het akkoord rijksmiddelen beschikbaar heeft gesteld». De leden van de VVD-fractie concluderen dat er een verschil van interpretatie bestaat tussen het kabinet en de provincies. Is deze veronderstelling juist? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er volgens de staatssecretaris om een resultaatverplichting voor de provincies op te nemen in het onderhandelingsakkoord?

Het kabinet gaat er vanuit dat provincies additioneel eigen middelen zullen inzetten. Er is in het akkoord niet vastgelegd hoe groot die eigen bijdrage zou moeten zijn of welk beheer er tenminste van uitgevoerd zal worden en welk gebied er tenminste ingericht moet zijn, of welke resultaten tenminste behaald zouden moeten worden. Waarom zijn hierover geen afspraken gemaakt tussen het kabinet en de provincies? Door het ontbreken van informatie over de eigen bijdrage worden de volledige financiële gevolgen voor de provincie in de tekst van het akkoord niet duidelijk weergegeven. Wordt deze duidelijkheid wel gegeven in de memorie van toelichting bij de Wet natuur en de wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied? Het kabinet zal uit de verantwoordingsverslagen aan Gedeputeerde Staten aflezen hoe de herijkte EHS ruimtelijk vordert. Er zijn tot nu toe geen afspraken gemaakt over welke informatie tenminste in deze verantwoordingsverslagen zou moeten worden opgenomen. Waarom zijn hierover nog geen afspraken gemaakt tussen kabinet en provincies aangezien het Rijk verantwoordelijk blijft voor het behalen van de internationale doelen? Het PBL geeft de aanbeveling dat de overheden gezamenlijk verantwoording afleggen aan «Brussel». Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze aanbeveling? Ook het monitoringssysteem voor de verantwoording aan Europa moet nog ontwikkeld worden. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om de verantwoordingsverslagen van de provincies voldoende te laten aansluiten op het nog te ontwikkelen monitoringssysteem voor Europa zodat de administratieve lastendruk voor de gehele overheid tot een minimum beperkt blijven?

Op voorhand kan niet worden aangenomen dat de grond-voor-grondregeling financieel neutraal zal zijn. De grondprijs verschilt aanzienlijk over Nederland. Als er zicht is op grond waar de grond verkocht en gekocht dient te worden is er zicht op de financiële omvang van het voorstel. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat duidelijk moet zijn hoe de financiële omvang van het voorstel er uit ziet en dat dit bewerkstelligd wordt door vooraf aan te geven hoe de herijking van de EHS er uitziet?

De medewerking van voornamelijk particuliere terreinbeheerders om grond in te brengen is niet zeker. Zij zijn geen medeondertekenaars van het akkoord, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Herkennen de particuliere terreinbeheerders en andere relevante stakeholders zich in het akkoord? Zijn de particuliere terreinbeheerders en andere relevante stakeholders betrokken geweest bij het opstellen van het onderhandelingsakkoord? Zo ja, op welke manier? Hoe wordt de samenwerking tussen de particuliere terreinbeheerders en de provincies vorm gegeven? Het PBL-rapport constateert dat diverse landschappelijke elementen zeer gewaardeerd worden vanwege een recreatieve en cultuurhistorische waarde. Is bij de beoordeling van het onderhandelingsakkoord ook rekening gehouden dat deze landschappelijke elementen door particuliere instellingen, gemeenten of provincies onderhouden kunnen worden juist vanwege de recreatieve en cultuurhistorische waarden?

Volgens het PBL is het waarschijnlijk dat Nederland met het akkoord onvoldoende maatregelen neemt om de achteruitgang van habitattypen en Natura 2000-soorten te stoppen. Bij een versobering van het regulier natuurbeheer zal de staat van instandhouding afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Buiten de Natura 2000-gebieden stopt het herstelbeheer, de uitbreiding en inrichting ten gevolge van het akkoord, en zal de afname van natuurkwaliteit doorgaan of versnellen. Te verwachten is dat de landelijke staat van instandhouding van 60 procent van de Vogel- en Habitatrichtlijn-soorten hierdoor verslechtert omdat dit deel van de soorten afhankelijk is van populaties buiten de Natura 2000-gebieden. Zijn de geschetste ontwikkelingen door het PBL realistisch volgens de staatssecretaris? Welke negatieve gevolgen zouden kunnen optreden voor onder andere het behalen van internationale doelstellingen indien de ontwikkelingen zoals geschetst door het PBL werkelijkheid zouden worden? Is bij dit scenario rekening gehouden dat provincies ook eigen middelen in kunnen zetten voor beheer en onderhoud van natuur buiten de EHS?

De staatssecretaris geeft in zijn reactie op het rapport aan dat de provincies volgend jaar in hun ruimtelijk gebied vastleggen waar de herijkte EHS komt te leggen. Dat biedt zo veel mogelijk duidelijkheid aan betrokkenen en beoogt planologische schaduwwerking zo snel mogelijk te beëindigen. Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat duidelijkheid richting de betrokkenen gewenst is en dat dit wordt bereikt door vooraf duidelijk te hebben hoe de begrenzing van de EHS en de verdeling van de middelen over de provincies eruit ziet voordat het akkoord in werking treedt?

Er ligt nu een akkoord op hoofdlijnen, volgens de staatssecretaris. Een aantal zaken moet nog worden uitgewerkt. Dit betreft voornamelijk de afspraken over hydrologie en monitoring. Hierover zijn in het akkoord procesmatige afspraken gemaakt, die momenteel worden uitgewerkt. Hoe zien de procesmatige afspraken tussen kabinet en provincies er concreet uit op dit gebied? Wanneer verwacht de staatssecretaris de Tweede Kamer te kunnen informeren over de uitwerking van deze afspraken?

Het PBL wijst erop dat met het realiseren van deze herijkte EHS, overigens net als bij het oude beleid, in 2021 de internationale doelen vermoedelijk nog niet zullen worden gehaald. Dat wordt in het akkoord ook onderkend. Daarom is in het akkoord ook een evaluatiemoment in 2016 opgenomen. Dan wordt nagegaan welke andere maatregelen ingezet kunnen worden om de internationale doelen te behalen. De leden van de VVD-fractie krijgen de indruk dat de staatssecretaris verwacht extra maatregelen te zullen moeten nemen om alsnog tegemoet te komen aan de internationale doelstellingen. Welke maatregelen verwacht de staatssecretaris te moeten nemen? Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat voor extra maatregelen ook financiële middelen benodigd zijn? Heeft de staatssecretaris extra middelen gereserveerd op de begroting? Zo ja, hoeveel middelen betreft het? Hoe hoog acht de staatssecretaris het risico dat de voorgenomen bezuinigingen niet behaald zullen worden indien extra maatregelen moeten worden getroffen om te voldoen aan de internationale doelstellingen?

De staatssecretaris geeft dat hij het eens is dat niet alleen de herijkte EHS, maar ook aanvullend beleid de effectiviteit van het akkoord zal bevorderen en de biodiversiteit zal stimuleren. Betekent dit ook dat aanvullend beleid moet worden ingezet om de effectiviteit van het akkoord te bevorderen en de biodiversiteit te stimuleren? Wat wordt onder aanvullend beleid verstaan? Wie is (financieel) verantwoordelijk voor het aanvullend beleid? Het Rijk of de provincies? De aanbeveling om het rijksbeleid terzake af te stemmen met het provinciaal beleid, neemt de staatssecretaris ter harte. Hoe gaat de afstemming tussen Rijk en provincies in de praktijk plaatsvinden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie vragen of en in hoeverre het PBL de 162 beheerplannen heeft meegewogen? Als ook de ingezette actie met betrekking tot Actieplan Ammoniak en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)? En Bestuursakkoord Water, Kaderrichtlijn Water (KRW) en soortenbescherming? De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze PBL prioriteert, budgetmogelijkheden of het beste voor de natuur? Klopt het dat het PBL niet heeft gerekend de financiële middelen voortkomende uit provincies, gemeenten en derden? Kan de staatssecretaris aangeven welke prioriteiten en/of randvoorwaarden hij heeft meegegeven aan het PBL? Wat zijn de uitgangspunten van de «maximale» variant van het PBL en in hoeverre wijkt dat af of juist niet van het onderhandelingsakkoord? Wanneer dienen de afspraken met betrekking tot hydrologie en monitoring uitgewerkt te zijn? In hoeverre vindt over deze zaken overleg plaats met aanpalende lidstaten? In hoeverre vindt ten aanzien van de hydrologie afstemmingplaats op stroomgebiedniveau volgende uit de KRW-aanpak? Biedt artikel 17 van de Habitatrichtlijn een handvat voor de uitwerking van de monitoring en op welke wijze voeren andere lidstaten een dergelijke monitoring uit? De staatssecretaris is blij met de PBL-conclusie dat maatwerk ter uitvoering van het onderhandelingsakkoord mogelijk is. Zijn hier randvoorwaarden aan verbonden? Kan de staatsecretaris aangeven in hoeverre de herijkte EHS en het oude beleid van elkaar verschillen of overeenkomen met betrekking tot het behalen van de internationale doelen in 2021? Welke uitkomsten kan het evaluatiemoment in 2016 hebben? Kan per variant aangegeven worden welke kosten/ opbrengsten naar voren kunnen komen en wie deze toekomen? De staatsecretaris is voornemens om agrarisch natuurbeheer buiten de EHS onder pijler 1 vorm te geven. Klopt het dat bij het huidige en wellicht ook komende Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GBL) beleid beheer en collectieve aanpak niet onder pijler 1 kan, maar alleen onder pijler 2? Klopt het dat ieder individuele boer binnen een collectief volgens de EU alsnog individueel een toeslag aanvraag moet doen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van de bevindingen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in haar studie naar de mogelijke gevolgen van de decentralisatie van het natuurbeleid voor het behalen van de in internationale verdragen verankerde natuurdoelstellingen. Deze leden maken dan ook graag gebruik van deze mogelijkheid om, met het oog op het debat met de regering, een beperkt aantal vragen te stellen naar aanleiding van deze bevindingen. De aan het woord zijnde leden hebben hun vragen hieronder puntsgewijs opgesteld

  • Kan er, en zo ja op welke termijn, sprake zijn van een onomkeerbare verslechtering in de staat van instandhouding van de internationaal beschermde natuur in Nederland?

  • Wat zijn de belangrijkste vrijheidsgraden die nog nader in te vullen zijn bij het invullen van het akkoord in de (gewijzigde) Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) en de nieuwe wet natuur?

  • Zou met voldoende middelen voor het voorzetten van het beheer de trend tot nog toe van een afnemende snelheid van achteruitgang in de biodiversiteit kunnen worden voortgezet? Of is er expliciet meer oppervlak en inrichting nodig om een versnelde afname te voorkomen?

  • Hoeveel uitgaven zijn bovenop de door het Rijk toegezegde middelen nodig om het beheer van bestaande natuur te borgen?

  • In hoeverre zou de grotere inzet van onteigening de ontwikkelopgave of kwaliteitsimpuls kunnen versnellen?

  • Wat is ruwweg het maximaal aantal hectares dat jaarlijks ingericht zou kunnen worden ten behoeve van de EHS?

  • Is de hier omschreven ambiguïteit in de verantwoordingsrelatie ten aanzien van de Europese verplichtingen uniek voor Nederland of zijn er parallellen en jurisprudentie in dit verband in andere lidstaten?

  • Is er in het beleid tot op heden veel verschil in de prioritering tussen de provincies?

  • Welke verdeling valt te verwachten tussen de uitgaven aan beheer binnen en buiten de grenzen van de Natura 2000/EHS-gebieden?

  • Ruwweg hoeveel hectares zouden nodig zijn voor het duurzaam oplossen van de verdrogingsproblematiek?

  • Is er een voortzetting van de PAS ook na 2015 naar verwachting noodzakelijk met het oog op het behalen van de internationale natuurdoelstellingen?

  • Leveren maatregelen voor het vergroenen van de eerste pijler van het GLB dan wel de door het PBL omschreven regiospecifieke alternatieven of maatregelen vanuit pijler 2 evenveel biodiversiteitwinst op per uitgegeven euro als directe uitgaven aan natuurbeheer, de PAS of de aanpak van de verdroging?

  • Zijn er juridisch bindende afspraken waarmee vastgelegd is dat de aanvullende 100 miljoen euro in het provinciefonds vanaf 2014 zeker aan natuur besteed wordt?

  • Is een oordeel over de vraag of decentralisatie van het natuurbeleid effectiever of doelmatiger is dan andere sturingsarrangementen wetenschappelijk te

  • Zouden met een actiever flankerend milieubeleid en een verdergaande aanpak van de vermesting de bestaande natuurgebieden zoals voorzien in het akkoord voldoende zijn om de achteruitgang aan biodiversiteit tegen te gaan zonder aanvullende verwerving en inrichting?

  • Is er een ecologische logica achter de gekozen volgorde van inzet van grond? En zo ja, kan de staatssecretaris deze toelichten?

  • De provincies krijgen ook beschikking over een deel van de middelen en bij behorende formatie van de uitvoerende diensten Dienst Landelijk Gebied, Dienst Regelingen en de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit, zoals aangegeven op pagina 9. Is er duidelijkheid over de grote van dit deel en komt deze beschikkingstelling boven op de toegezegde € 100 miljoen vanuit het Rijk?

  • Welke informatie is minimaal nodig om een volledige rapportage in het kader van de internationale verplichtingen te kunnen geven? (p.13)

  • Hoe verschillen de verdelingen tussen de provincies voorzien in de rapportages van de regiegroep van der Vlist van de «verdeling op basis van ecologisch rendement» zoals aangegeven op pagina 16?

  • Welke innovatieve maatregelen kunnen bijdragen aan de door het kabinet veronderstelde doelmatigheidswinst? (p.19)

  • Hoe is de verhouding tussen afgenomen beheersvergoedingen en beheersinspanningen onderaan pagina 19 onderbouwd?

  • Is het mogelijk om op korte termijn een ecologisch optimale verdeelsleutel tussen de provincies te bepalen zoals bedoeld op pagina 21?

  • Vallen de op pagina 25 omschreven regiospecifieke eisen die aan het GLB voor een effectievere vergroening gesteld zouden moeten worden onder de nationale beleidsruimte binnen de nu voorliggende voorstellen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De Beoordeling Natuurakkoord door het PBL bevestigt wat leden van de ChristenUnie-fractie al eerder hebben aangegeven: met deze inzet worden de natuurdoelen niet gehaald en verplichtingen niet nagekomen. Aanvullend op de reactie van de staatssecretaris krijgen de leden graag opheldering over de volgende vragen:

  • Het rapport gaat ervan uit dat bijna alle internationale doelen niet worden behaald. Hoe wordt met die kennis het begrip «nalatigheid» geduid? Het rapport stelt, mede op deze grond, dat het begrip «nalatigheid» niet gemakkelijk aantoonbaar zal zijn. Externe factoren die in het akkoord niet zijn behandeld kunnen de resultaten van het gevoerde beheer negatief beïnvloeden. Wat is de juridische borging hiervan? Kan er, voordat er besluiten worden genomen over en inwerkingtreding van dit akkoord, een juridische toetsing van de verdeling van de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid plaatsvinden?

  • In het akkoord is afgesproken geen aparte verticale toezichtsrelaties in te stellen, maar dat nieuwe monitoringssystematiek in de maak is. De verantwoordingsplicht gaat verder dan de gebieden waarvoor de provincies verantwoordelijk worden. Daarnaast moet in 2016 vooruit gekeken worden naar 2021 en verder. In hoeverre sluit de Europese rapportageverplichting hier bij aan? Zijn aanvullende rapportages over effectiviteit en prestaties nodig voor goede evaluaties in 2016? Biedt de Europese rapportageverplichting direct inzicht in «nalatigheid» en «adequaat beheer», zodat met de rapportage ook direct de bestuurlijke verhoudingen en verantwoordelijkheden onderzocht worden?

  • Uit het akkoord wordt duidelijk dat van provincies een eigen bijdrage wordt verwacht, maar de omvang hiervan is niet vooraf duidelijk. Welk aanvullend budget is nodig om achteruitgang van soorten en habitattypen te voorkomen? Binnen de prioriteiten die worden gesteld (Natura 2000, KRW, soortenbescherming) is nog een prioritering gewenst, om maximaal resultaat te leveren tegenover minimale kosten. Welke resultaten moeten minimaal worden behaald? Het rapport spreekt over input, output en outcome (p. 12). Is voor alle partijen duidelijk welke inspanningen er op deze terreinen worden verwacht?

  • Hoe verhoudt zich de inzet op «versobering van het beheer» ten opzichte van de inzet op «maximale realisatie» uit het PBL-rapport?

  • Welke ruimte blijft er over na 2016 en 2021 om de concreter wordende internationale doelen op bijvoorbeeld het gebied van biodiversiteit te realiseren? Wordt met de fysieke verkleining van de ruimte voor natuur de ruimte voor aanpassingen niet verspeeld?

  • Het rapport concludeert dat het «essentiële antiverdrogingsbeleid» ontbreekt in het akkoord. Welke concrete maatregelen kunnen we op dit gebied verwachten? Hoe beoordeelt de staatssecretaris de samenhang tussen natuur- en waterdoelstellingen? Op welke manier draagt natuur in de toekomst bij aan waterkwaliteit, en andersom, hoe draagt het waterbeleid bij aan succesvol en robuust natuurbeheer?

  • Door de prioriteitsstelling binnen het akkoord komen andere waarden, zoals landschap en recreatie, in de verdrukking. Dat terwijl hier juist een belangrijk aanknopingspunt met de samenleving ligt. Op welke manier worden burgers, particulieren en maatschappelijke organisaties en bedrijven constructief betrokken bij landschap en natuur? Kan educatie hierin een rol spelen?

  • In veel situaties levert «vergroten en verbinden» de grootste winst op voor robuuste natuur, en dat betekent op zijn beurt weer de grootste mogelijkheden voor medegebruik. Dat laatste komt door kwetsbaardere natuur onder druk. Wat is de visie hierop van de staatssecretaris op de lange termijn?

  • Om agrarisch natuurbeheer uit de GLB-bijdragen succesvol te laten zijn, zijn er aanvullende eisen nodig, bijvoorbeeld met betrekking tot de specifieke inrichting van de 7% ecologische focusgebieden en de geldigheid hiervan op permanent grasland. Zet de staatssecretaris zich in Europa voor deze beleidsvrijheid in? Is de staatssecretaris ook bereid deze eisen voor Nederland op te stellen, nu de rol van boeren en particulieren belangrijker wordt in het natuurbeheer?

  • Hoe ziet de «uitgestoken hand» richting betrokken actoren (recreatie, landbouw, energie, bouw, ander bedrijfsleven) er concreet uit met betrekking tot het natuurbeheer?

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS

Internationale doelen en effecten op biodiversiteit

De leden van de VVD geven aan dat de maatregelen uit het akkoord het beleid lijken te versoberen en te vertragen, waardoor een versnelde achteruitgang reëel wordt. Hierdoor is de kans ook klein dat de huidige impasse in de vergunningverlening voor economische ontwikkelingen in en rond natuurgebieden wordt doorbroken. Het stoppen van de verslechtering van de natuur is één van de voorwaarden om deze doorbraak te bewerkstelligen. Welke andere voorwaarden zijn van toepassing om een doorbraak te realiseren? Graag een overzicht.

Om de impasse in de vergunningverlening te doorbreken moet verzekerd worden dat ondanks het vergunnen van economische ontwikkelingen geen verdere achteruitgang van de natuur optreedt. Ten aanzien van de stikstofproblematiek wordt hiertoe de Programmatische Aanpak Stikstof ontwikkeld.

De VVD-fractie vraag of in de beoordeling door het PBL rekening gehouden is met de aangepaste doelstellingen? Acht de staatssecretaris het aannemelijk dat de beoordeling van het PBL gunstiger zou kunnen uitvallen indien getoetst wordt op de aangepaste doelstellingen?

Het PBL heeft zich gebaseerd op de Europese (en andere internationale) verplichtingen, zoals die bijvoorbeeld voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze verplichtingen blijven onverkort gelden..

De VVD-fractie stelt dat het PBL aangeeft dat een optimalisatie van de verdeling van de middelen tussen provincies aanknopingspunten geeft voor een doelmatigheidsverbetering. Waarom heeft de staatssecretaris hier niet voor gekozen? Waarom laat de staatssecretaris de oplossing voor het Oostvaarderswold (robuuste verbindingszones) onderdeel uitmaken van het akkoord terwijl dit geen bijdrage levert aan de doelstellingen?

Ik verwijs u hierbij naar mijn antwoord op de soortgelijke vragen van deze leden in het schriftelijk overleg over het decentralisatieakkoord. Het is aan provincies om, binnen de kaders en de prioriteitsstelling van het akkoord, invulling te geven aan de herijkte EHS. Binnen het akkoord beperkt Oostvaarderswold zich tot de juridisch harde verplichtingen van voor 20 oktober 2010.

De leden van de VVD geven aan dat in het PBL-advies staat dat het Rijk verantwoordelijk is voor en door de EU aanspreekbaar op het voldoen aan de internationale verplichtingen. Uitsluitend bij nalatigheid zal het Rijk de provincies aanspreken op het niet realiseren van de internationale verplichtingen. Op basis van welke criteria wordt getoetst of de provincies «nalatig» zijn geweest of niet?

De leden van de VVD-fractie vragen tevens of de staatssecretaris al een juridische toets heeft laten uitvoeren op het akkoord. Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat rapport ervan uit gaat dat bijna alle internationale doelen niet worden behaald. Hoe wordt met die kennis het begrip «nalatigheid» geduid? Het rapport stelt, mede op deze grond, dat het begrip «nalatigheid» niet gemakkelijk aantoonbaar zal zijn. Externe factoren die in het akkoord niet zijn behandeld kunnen de resultaten van het gevoerde beheer negatief beïnvloeden. Wat is de juridische borging hiervan? Kan er, voordat er besluiten worden genomen over en inwerkingtreding van dit akkoord, een juridische toetsing van de verdeling van de verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid plaatsvinden?

Bij de totstandkoming van het akkoord zijn zoals gebruikelijk de juridische aspecten steeds meegewogen. Uitgangspunt is dat Nederland in overeenstemming handelt met het Europese recht en dit akkoord doet daaraan geen afbreuk. Mocht Nederland op enig moment onverhoopt toch door de Europese Commissie worden aangesproken wegens een handelen of nalaten dat mogelijk in strijd is met het Europese recht, dan zal op dat moment moeten worden bezien wat de vermeende strijdigheid behelst en zal het Rijk in samenspraak met de betrokken bestuursorganen moeten bezien hoe deze strijdigheid kan worden beëindigd. Over het algemeen zal door het tijdig doorvoeren van bijstellingen in het beleid een infractieprocedure voor het Europese Hof van Justitie kunnen worden voorkomen. Boetes en dwangsommen en dergelijke zijn dan überhaupt niet aan de orde. Daarvan is alleen sprake als het Europese Hof in een arrest heeft vastgesteld dat Nederland daadwerkelijk in strijd handelt met het Europese recht en Nederland na dit arrest doorgaat op de oude voet en deze inbreuk laat bestaan. Zover zal het in de praktijk nooit komen. Wat betreft de vraag welk bestuursorgaan verantwoordelijk is zal moeten worden gekeken naar de betrokken wetgeving waarin de taken en verantwoordelijkheden zijn neergelegd en zal moeten worden bezien of het betrokken bestuursorgaan zich daadwerkelijk, tijdig en juist van deze verantwoordelijkheden heeft gekweten. Daarbij speelt uiteraard ook de toerekenbaarheid een rol en de vraag of er wellicht op het desbetreffende vlak sprake was van gedeelde verantwoordelijkheid. Hiervoor gelden de algemene kaders van het interbestuurlijk toezicht als verankerd in de Provinciewet en als voorzien in het wetsvoorstel naleving Europese regelgeving publiek entiteiten en de tussen Rijk. Voor de toepassing van de instrumenten van het interbestuurlijk toezicht geldt de door Rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk ontwikkelde interventieladder. Voor eventuele geschillen op dit vlak is de bestuursrechter bevoegd.

De leden van de VVD-fractie vragen of de geschetste ontwikkelingen door het PBL realistisch zij volgens de staatssecretaris? Welke negatieve gevolgen zouden kunnen optreden voor onder andere het behalen van internationale doelstellingen indien de ontwikkelingen zoals geschetst door het PBL werkelijkheid zouden worden? Is bij dit scenario rekening gehouden dat provincies ook eigen middelen in kunnen zetten voor beheer en onderhoud van natuur buiten de EHS?

In het akkoord is afgesproken dat provincies de herijkte EHS zodanig realiseren, dat we daarmee voldoen aan de verplichtingen en een wezenlijke bijdrage leveren aan de realisatie van de internationale doelen. Er is in het akkoord ook geen generieke versobering van het beheer afgesproken. In het akkoord wordt ook onderkend dat met de herijkte EHS evenals met het oude beleid de internationale doelen in 2021 vermoedelijk niet zullen worden gehaald. Daarom is er in een evaluatiemoment voorzien in 2016 om na te gaan welke andere maatregelen, naast de herijkte EHS, ingezet kunnen worden om de internationale doelen te behalen.

De leden van de VVD-fractie krijgen de indruk dat de staatssecretaris verwacht extra maatregelen te zullen moeten nemen om alsnog tegemoet te komen aan de internationale doelstellingen en vragen welke maatregelen de staatssecretaris verwacht te moeten nemen? Deelt de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat voor extra maatregelen ook financiële middelen benodigd zijn? Heeft de staatssecretaris extra middelen gereserveerd op de begroting? Zo ja, hoeveel middelen betreft het? Hoe hoog acht de staatssecretaris het risico dat de voorgenomen bezuinigingen niet behaald zullen worden indien extra maatregelen moeten worden getroffen om te voldoen aan de internationale doelstellingen?

De leden van de VVD-fractie memoreren dat conclusie van het PBL dat aanvullend beleid moet worden ingezet om de effectiviteit van het akkoord te bevorderen en de biodiversiteit te stimuleren. Wat wordt onder aanvullend beleid verstaan? Wie is (financieel) verantwoordelijk voor het aanvullend beleid? Het Rijk of de provincies? De aanbeveling om het rijksbeleid terzake af te stemmen met het provinciaal beleid, neemt de staatssecretaris ter harte. Hoe gaat de afstemming tussen Rijk en provincies in de praktijk plaatsvinden?

Het bestaand beleid, zoals generiek milieubeleid. Afstemming met provincies vindt plaats via de reguliere bestuurlijke en ambtelijke overleggen.

De leden van de D66-fractie vragen of er sprake kan zijn, en zo ja op welke termijn, van een onomkeerbare verslechtering in de staat van instandhouding van de internationaal beschermde natuur in Nederland?

De afspraken in het onderhandelingsakkoord en de scherpe prioriteitsstelling gericht op internationale verplichtingen zijn er juist op gericht de achteruitgang te stoppen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke ruimte er overblijft na 2016 en 2021 om de concreter wordende internationale doelen op bijvoorbeeld het gebied van biodiversiteit te realiseren? Wordt met de fysieke verkleining van de ruimte voor natuur de ruimte voor aanpassingen niet verspeeld?

Het fysieke ruimtebeslag van de herijkte EHS wordt duidelijk nadat provincies de herijkte EHS in hun provinciale verordeningen hebben vastgelegd. Dat doen zij volgens het akkoord uiterlijk in 2012. Ik vind het belangrijk dat op deze wijze zo veel mogelijk duidelijkheid ontstaat voor betrokken partijen. Ik kan en wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van de evaluatie in 2016 en de situatie na 2021. Overigens is voor lang niet alle oplossingen (extra) fysieke ruimte noodzakelijk.

Monitoring en evaluatie

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de nieuwe monitoringssystematiek in relatie staat tot de huidige wijze van rapporteren over de staat van instandhouding aan de Europese Unie?

In het onderhandelingsakkoord is afgesproken, dat deze monitoringsystematiek niet verder gaat dan de Europese rapportageverplichting.

De leden van de D66-fractie vragen of de hier omschreven ambiguïteit in de verantwoordingsrelatie ten aanzien van de Europese verplichtingen uniek voor Nederland is of zijn er parallellen en jurisprudentie in dit verband in andere lidstaten?

Zoals vermeld in mijn aanbiedingsbrief deel ik het standpunt van het PBL, dat sprake zou zijn van ambiguïteit op dit punt, niet. Hierover zijn in het akkoord duidelijke afspraken gemaakt.

De leden van de D66-fractie vragen welke informatie minimaal nodig is om een volledige rapportage in het kader van de internationale verplichtingen te kunnen geven? (p.13)

Rijk en provincies werken aan goede afspraken over de minimaal benodigde informatie voor de verantwoording over de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) en de Convention on Biological Diversity (CBD). De methode zoals ontwikkeld voor het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL), aangevuld met de gegevens uit het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) zijn naar verwachting een goede basis.

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen erop dat in het akkoord is afgesproken geen aparte verticale toezichtsrelaties in te stellen, maar dat nieuwe monitoringssystematiek in de maak is. De verantwoordingsplicht gaat verder dan de gebieden waarvoor de provincies verantwoordelijk worden. Daarnaast moet in 2016 vooruit gekeken worden naar 2021 en verder. In hoeverre sluit de Europese rapportageverplichting hier bij aan? Zijn aanvullende rapportages over effectiviteit en prestaties nodig voor goede evaluaties in 2016? Biedt de Europese rapportageverplichting direct inzicht in «nalatigheid» en «adequaat beheer», zodat met de rapportage ook direct de bestuurlijke verhoudingen en verantwoordelijkheden onderzocht worden?

De Europese rapportageverplichting sluit hier goed op aan. In het akkoord is afgesproken een eenvoudige monitoringsystematiek in te richten die niet verder gaat dan de Europese rapportageverplichting. De verstrekking van gegevens door de provincies ten behoeve van Europese rapportageverplichtingen zijn niet bedoeld voor gebruik in het kader van interbestuurlijk toezicht. Uiteraard kan het daaruit naar voren komende beeld ten aanzien van de staat van de natuur wel aanleiding geven om meer in het algemeen het gesprek met de provincies aan te gaan, ingeval uit de rapportages blijkt dat de natuurdoelstellingen niet worden gehaald.

Natuurbeheer

De leden van de VVD-fractie stellen dat het natuurbeheer buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) exclusief fauna- en ganzenbeheer geen onderdeel is van de over te dragen taken. Hierdoor ontstaat de suggestie dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor natuur buiten de EHS. Klopt dit? Zo ja, dan ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een overzicht van alle natuurgebieden buiten de EHS waar het Rijk verantwoordelijk voor blijft plus een overzicht van alle gebieden buiten de EHS waar Staatsbosbeheer verantwoordelijk voor is.

Nee, de aanname van deze leden is onjuist. Dit geldt alleen voor het agrarisch natuurbeheer buiten de EHS. Daarover is in het akkoord afgesproken dat, uit het oogpunt van reductie van administratieve lasten voor agrarische ondernemers en beperking van uitvoeringskosten, het Rijk dit vanaf 2014 in beginsel uitvoert als onderdeel van de EU-hectaretoeslagen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de particuliere terreinbeheerders en andere relevante stakeholders zich in het akkoord herkennen? Zijn de particuliere terreinbeheerders en andere relevante stakeholders betrokken geweest bij het opstellen van het onderhandelingsakkoord? Zo ja, op welke manier? Hoe wordt de samenwerking tussen de particuliere terreinbeheerders en de provincies vorm gegeven?

Terreinbeheerders en andere stakeholders zijn inderdaad geen ondertekenaars van het akkoord. Wel heb ik hen gedurende het onderhandelingsproces een aantal malen gesproken. Het is na ondertekening van het akkoord aan provincies om aan de samenwerking met terreinbeheerders en andere stakeholders invulling te geven.

Relatie met Natura 2000 en Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

De leden van de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris de mening deelt dat de verwijzing naar de beheerplannen van Natura 2000-gebieden met risico’s omgeven is aangezien bijna nog geen beheerplannen definitief zijn vastgesteld en dus nog niet zeker is hoe het beheer van deze gebieden vorm moet worden gegeven?

Het is aan de provincies om op een goede manier invulling te geven aan een adequaat beheer. De Natura 2000- beheerplannen kunnen, zodra die vastgesteld zijn, daar nog extra richting of prioriteiten in aanbrengen.

De leden van de D66-fractie vragen welke verdeling te verwachten valt tussen de uitgaven aan beheer binnen en buiten de grenzen van de Natura 2000/EHS-gebieden?

Het is aan de provincies om te komen tot een adequaat beheer maximaal gericht op internationale verplichtingen. Ik kan hierover dus geen uitspraken doen.

De leden van de D66-fractie vragen of een voortzetting is van de PAS ook na 2015 naar verwachting noodzakelijk is met het oog op het behalen van de internationale natuurdoelstellingen?

De Programmatische Aanpak Stikstof zal ook na 2015 nog doorlopen.

Financiële aspecten

De VVD-fractie geeft aan dat het kabinet er vanuit gaat dat provincies additioneel eigen middelen zullen inzetten. Er is in het akkoord niet vastgelegd hoe groot die eigen bijdrage zou moeten zijn of welk beheer er tenminste van uitgevoerd zal worden en welk gebied er tenminste ingericht moet zijn, of welke resultaten tenminste behaald zouden moeten worden. Waarom zijn hierover geen afspraken gemaakt tussen het kabinet en de provincies? Door het ontbreken van informatie over de eigen bijdrage worden de volledige financiële gevolgen voor de provincie in de tekst van het akkoord niet duidelijk weergegeven. Wordt deze duidelijkheid wel gegeven in de memorie van toelichting bij de Wet natuur en de wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied? Het kabinet zal uit de verantwoordingsverslagen aan Gedeputeerde Staten aflezen hoe de herijkte EHS ruimtelijk vordert. Er zijn tot nu toe geen afspraken gemaakt over welke informatie tenminste in deze verantwoordingsverslagen zou moeten worden opgenomen. Waarom zijn hierover nog geen afspraken gemaakt tussen kabinet en provincies aangezien het Rijk verantwoordelijk blijft voor het behalen van de internationale doelen? Het PBL geeft de aanbeveling dat de overheden gezamenlijk verantwoording afleggen aan «Brussel». Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze aanbeveling? Ook het monitoringssysteem voor de verantwoording aan Europa moet nog ontwikkeld worden. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om de verantwoordingsverslagen van de provincies voldoende te laten aansluiten op het nog te ontwikkelen monitoringssysteem voor Europa zodat de administratieve lastendruk voor de gehele overheid tot een minimum beperkt blijven?

Provincies nemen met het onderhandelingsakkoord verantwoordelijkheid voor het afronden van de herijkte EHS en een adequaat beheer. De herijkte EHS wordt uiterlijk in 2012 vastgelegd in provinciale verordeningen. Ik kan dan ook geen overzicht per provincie geven. De provincies maken binnen de kaders van het onderhandelingsakkoord onderling afspraken. In het onderhandelingsakkoord is afgesproken een eenvoudige monitoringssystematiek uit te werken die voldoet aan de rapportageverplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn, waarbij het zeker mijn uitgangspunt is de administratieve lastendruk tot een minimum te beperken. Het Rijk legt op basis van de cijfers van de provincies verantwoording af aan Brussel. Over de uitwerking zullen nog nadere afspraken gemaakt worden, hier kan ik derhalve nu nog niet op vooruit lopen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris de opvatting deelt dat duidelijk moet zijn hoe de financiële omvang van het voorstel er uit ziet en dat dit bewerkstelligd wordt door vooraf aan te geven hoe de herijking van de EHS er uitziet?

Na de begrenzing van de herijkte EHS door de provincies wordt de omvang van de nog te realiseren natuur per locatie inzichtelijk. Het is aan provincies om het grond-voor-grond- principe als onderdeel van de nieuwe kerntaak in te zetten om de nog ontbrekende hectares te realiseren.

De leden van de D66-fractie vragen of met voldoende middelen voor het voorzetten van het beheer de trend tot nog toe van een afnemende snelheid van achteruitgang in de biodiversiteit zou kunnen worden voortgezet? Of is er expliciet meer oppervlak en inrichting nodig om een versnelde afname te voorkomen?

Hoewel de focus in de herijkte EHS ligt op beheer van de bestaande EHS, is gebleken dat het met een focus op kleiner, maar beter, mogelijk is om internationale verplichtingen binnen bereik te houden, zoals het PBL in haar rapport van februari 2011 heeft bevestigd. Dit verklaart de in het akkoord opgenomen ontwikkelopgave van 17 000 ha. verwerving/functieverandering en 40 000 ha. inrichting.

De leden van de D66-fractie vragen hoeveel uitgaven bovenop de door het Rijk toegezegde middelen nodig zijn om het beheer van bestaande natuur te borgen?

Over deze middelen zijn in het akkoord geen afspraken gemaakt. Het is aan provincies om voldoende middelen in te zetten om de afspraken in het akkoord te realiseren. Het Rijk stelt hiervoor jaarlijks € 100 mln. beschikbaar vanaf 2014.

De leden van de D66-fractie vragen of er juridisch bindende afspraken zijn waarmee vastgelegd is dat de aanvullende 100 miljoen euro in het provinciefonds vanaf 2014 zeker aan natuur besteed wordt?

Nee, de besteding van de middelen van het provinciefonds is een autonome aangelegenheid van de provincie. De provincie zijn wel gehouden tot nakoming van de afspraken in het onderhandelingsakkoord en tot een adequate uitvoering van de wettelijke taken die in medebewind bij hen zijn of worden neergelegd.

De leden van de D66-fractie vragen of een oordeel over de vraag of decentralisatie van het natuurbeleid effectiever of doelmatiger is dan andere sturingsarrangementen wetenschappelijk te onderbouwen.

Uit de bevindingen van het PBL komt naar voren dat de herijkte EHS in de maximale variant met minder middelen dan het huidige beleid relatief hoog scoort op het halen van internationale verplichtingen.

De leden van de D66-fractie vragen of de provincies ook beschikking krijgen over een deel van de middelen en bij behorende formatie van de uitvoerende diensten Dienst Landelijk Gebied, Dienst Regelingen en de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit, zoals aangegeven op pagina 9. Is er duidelijkheid over de grote van dit deel en komt deze beschikkingstelling boven op de toegezegde € 100 miljoen vanuit het Rijk?

De omvang van de budgetten is in 2015:

DLG € 41 mln, DR € 17 mln en nVWA € 2 mln. Deze bedragen komen voor de provincies ter beschikking boven de € 100 mln. voor beheer.

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat uit het akkoord duidelijk wordt dat van provincies een eigen bijdrage wordt verwacht, maar de omvang hiervan is volgens deze leden niet vooraf duidelijk. Welk aanvullend budget is nodig om achteruitgang van soorten en habitattypen te voorkomen? Binnen de prioriteiten die worden gesteld (Natura 2000, KRW, soortenbescherming) is nog een prioritering gewenst, om maximaal resultaat te leveren tegenover minimale kosten. Welke resultaten moeten minimaal worden behaald? Het rapport spreekt over input, output en outcome (p. 12). Is voor alle partijen duidelijk welke inspanningen er op deze terreinen worden verwacht?

Ik ben van mening dat het akkoord duidelijke kaders biedt voor de realisatie van de herijkte EHS. Het is aan de provincies om hieraan invulling en uitwerking te geven. Ik heb van provincies nog geen signalen ontvangen dat zij de afspraken uit het akkoord niet duidelijk vinden.

Nadere uitwerking akkoord en provinciale verdeling

De leden van de VVD-fractie vragen of de staatssecretaris de opvatting van de leden van de VVD-fractie deelt dat duidelijkheid richting de betrokkenen gewenst is en dat dit wordt bereikt door vooraf duidelijk te hebben hoe de begrenzing van de EHS en de verdeling van de middelen over de provincies eruit ziet voordat het akkoord in werking treedt?

Ik onderschrijf het belang van snelle duidelijkheid voor alle betrokkenen. De mening van deze leden dat deze duidelijkheid aan betrokkenen vóór ondertekening van het akkoord moet en kan worden geboden, deel ik niet. In het akkoord is afgesproken dat provincies uiterlijk in 2012 de herijkte EHS vastleggen in provinciale verordeningen. Het is aan provincies om aan deze afspraak invulling te geven en om daarna op basis van de begrenzing, de beoogde duidelijkheid te bieden. Daarnaast is het aan de provincies om te komen tot een zo effectief mogelijke verdeling van de middelen.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de procesmatige afspraken tussen kabinet en provincies er concreet uitzien op het gebied van hydrologie en monitoring? Wanneer verwacht de staatssecretaris de Tweede Kamer te kunnen informeren over de uitwerking van deze afspraken?

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de afspraken met betrekking tot hydrologie en monitoring uitgewerkt dienen te zijn? In hoeverre vindt over deze zaken overleg plaats met aanpalende lidstaten? In hoeverre vindt ten aanzien van de hydrologie afstemmingplaats op stroomgebiedniveau volgende uit de KRW-aanpak? Biedt artikel 17 van de Habitatrichtlijn een handvat voor de uitwerking van de monitoring en op welke wijze voeren andere lidstaten een dergelijke monitoring uit?

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen erop dat het rapport concludeert dat het «essentiële antiverdrogingsbeleid» ontbreekt in het akkoord. Welke concrete maatregelen kunnen we op dit gebied verwachten? Hoe beoordeelt de staatssecretaris de samenhang tussen natuur- en waterdoelstellingen? Op welke manier draagt natuur in de toekomst bij aan waterkwaliteit, en andersom, hoe draagt het waterbeleid bij aan succesvol en robuust natuurbeheer?

Over de uitvoering van hydrologische maatregelen worden nog nadere afspraken gemaakt met betrokken partijen. Hierop kan ik niet op vooruit lopen. Het is mijn ambitie om hierin spoedig voortgang te boeken. Provincies en Rijk werken nu aan de implementatie van de monitoringssystematiek in het kader van de decentralisatie. Het kenmerk hiervan is dat alleen de uit hoofde van de internationale rapportages noodzakelijke gegevens worden verzameld. De gegevens worden gebruikt door EL&I voor de verplichte rapportages aan de Europese Commissie. Binnen de KRW-aanpak vindt overleg plaats op stroomgebiedniveau en op internationaal niveau. Artikel 17 van de Habitatrichtlijn biedt het kader voor de monitoring maar de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn kennen ook nog andere rapportageverplichtingen; deze zijn voor alle lidstaten gelijk.

De leden van de CDA-fractie stellen dat de staatssecretaris blij is met de PBL-conclusie dat maatwerk ter uitvoering van het onderhandelingsakkoord mogelijk is. Zijn hier randvoorwaarden aan verbonden? Kan de staatsecretaris aangeven in hoeverre de herijkte EHS en het oude beleid van elkaar verschillen of overeenkomen met betrekking tot het behalen van de internationale doelen in 2021? Welke uitkomsten kan het evaluatiemoment in 2016 hebben? Kan per variant aangegeven worden welke kosten/ opbrengsten naar voren kunnen komen en wie deze toekomen?

De randvoorwaarden in het maatwerk worden begrensd door de inhoud van het onderhandelingsakkoord. Een belangrijk verschil tussen het oude beleid en de herijkte EHS is dat de EHS kwalitatief beter wordt dan beoogd in het oude beleid, maar dat hierbinnen wel prioriteit wordt gegeven aan de internationale verplichtingen. Op de uitkomsten van de evaluatie in 2016 wil en kan ik niet vooruit lopen.

De leden van de D66-fractie vragen wat de belangrijkste vrijheidsgraden zijn die nog nader in te vullen zijn bij het invullen van het akkoord in de (gewijzigde) Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) en de nieuwe wet natuur?

Het voorstel voor de wijziging van de Wet inrichting landelijk gebied strekt tot het schrappen van alle bepalingen die verband houden met het investeringsbudget landelijk gebied. De betrokken middelen worden overeenkomstig het onderhandelingsakkoord na doorvoering van bezuinigingen in het provinciefonds gestort. Daarmee zijn het autonome middelen van de provincies geworden en de provincies gaan zelf over de wijze van besteding daarvan, uiteraard met inachtneming van de afspraken in het onderhandelingsakkoord. De nieuwe Wet natuur zal deels gebonden bevoegdheden bevatten, bijvoorbeeld waar het gaat om de op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn toe te passen natuurtoets, maar zal ook beleidsruimte bevatten, bijvoorbeeld waar het gaat om de keuze van de maatregelen in het beheerplan om de doelstellingen in een Natura 2000-gebied te behalen. Ik verwacht dat beide wetsvoorstellen in het voorjaar van 2012 bij uw Kamer zullen worden ingediend, zodat wij dan nader over deze aspecten van gedachten kunnen wisselen.

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de grotere inzet van onteigening de ontwikkelopgave of kwaliteitsimpuls zou kunnen versnellen?

Het is aan provincies om te bepalen op welke wijze zij, binnen de kaders van het akkoord, de ontwikkelopgave realiseren.

De leden van de D66-fractie vragen wat ruwweg het maximaal aantal hectares is dat jaarlijks ingericht zou kunnen worden ten behoeve van de EHS?

In het akkoord is opgenomen dat vanaf 1 januari 2011 tot en met de afronding van de EHS in 2021 40 000 ha. moet worden ingericht. Dit betekent een gemiddelde van 3 636 ha. per jaar. Dat is een aanzienlijke versnelling ten opzichte van het huidige tempo van inrichting, dat 2 800 ha. /jaar bedraagt (bijlage bij PBL-advies).

De leden van de D66-fractie vragen hoeveel hectares ruwweg nodig zouden zijn voor het duurzaam oplossen van de verdrogingsproblematiek?

De opgenomen hectares voor verwerving en inrichting in het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur zijn voldoende om verdroging tegen te gaan voor zover dat in het kader van internationale verplichtingen nodig is.

De leden van de D66-fractie of met een actiever flankerend milieubeleid en een verdergaande aanpak van de vermesting de bestaande natuurgebieden zoals voorzien in het akkoord voldoende zouden zijn om de achteruitgang aan biodiversiteit tegen te gaan zonder aanvullende verwerving en inrichting?

Aanvullende verwerving en inrichting is noodzakelijk, naast flankerend milieubeleid zoals mestbeleid, om achteruitgang van de biodiversiteit tegen te gaan. Bijvoorbeeld om buffers te creëren of hydrologisch herstel mogelijk te maken. Het tegengaan van verdroging in een aantal Natura 2000 gebieden, en daarmee het verbeteren van de milieukwaliteit, vergt bijvoorbeeld een verandering van waterpeil waarvoor nog verwerving en inrichting nodig is, zoals afgesproken in het Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur.

De leden van de D66-fractie vragen of er een ecologische logica is achter de gekozen volgorde van inzet van grond? En zo ja, kan de staatssecretaris deze toelichten?

De logica hierachter is dat de ecologisch minst waardevolle gronden als eerste worden ingezet voor de realisatie van de herijkte EHS. De volgorde van de inzet van grond moet passen bij de gebiedsontwikkeling.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de verschillen in de verdelingen tussen de provincies voorzien in de rapportages van de regiegroep van der Vlist van de «verdeling op basis van ecologisch rendement» zoals aangegeven op pagina 16?

Hiertussen zit niet noodzakelijkerwijs verschil. In de ambtelijke voorbereidingen in de aanloop naar het onderhandelingsakkoord hebben provincies in kaart gebracht wat de restopgave voor de herijkte EHS zou zijn. Uiteraard is daarbij ook ecologische kennis benut. Het is nu aan provincies om, binnen de kaders van het akkoord, de definitieve verdeling te maken.

De leden van de D66-fractie vragen of het mogelijk is om op korte termijn een ecologisch optimale verdeelsleutel tussen de provincies te bepalen zoals bedoeld op pagina 21?

Ja, ik ga ervan uit dat provincies, binnen de kaders van het akkoord, tot een goede onderlinge verdeling komen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de inzet op «versobering van het beheer» zich verhoudt ten opzichte van de inzet op «maximale realisatie» uit het PBL-rapport?

Zoals toegelicht in mijn aanbiedingsbrief, is in het akkoord geen generieke versobering op het beheer afgesproken. Er is een scherpe prioriteitsstelling afgesproken op internationale verplichtingen. Provincies kunnen binnen de kaders van het akkoord kiezen voor een versobering van het beheer. Versobering van beheer leidt overigens niet automatisch tot biodiversiteitsverlies.

Gemeenschappelijk landbouwbeleid en agrarisch natuurbeheer

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat bij het huidige en wellicht ook komende Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GBL) beleid beheer en collectieve aanpak niet onder pijler 1 kan, maar alleen onder pijler 2? Klopt het dat ieder individuele boer binnen een collectief volgens de EU alsnog individueel een toeslag aanvraag moet doen?

Onder het huidige GLB (pijler 1 en 2) kan alleen de individuele ondernemer een aanvraag voor subsidie doen, en komt voor betaling in aanmerking. Bij het collectief beheer binnen het SNL wordt het beheer door provincies en gebiedscoördinatoren gecoördineerd, zodat het mogelijk is om jaarlijks een collectief plan op te stellen. Aanvraag en betaling wordt op individueel niveau gedaan. Mijn inzet in gesprekken met de Europese commissie is om hier verandering in te brengen zodat het mogelijk wordt agrarische collectieven meer ruimte te geven om collectief de verantwoordelijkheid te nemen voor het ontwikkelen van hun streek. De Europese commissie heeft in haar voorstellen voor het toekomstige GLB (2014 – 2020) al de mogelijkheid opgenomen om collectieven met betrekking tot agromilieu-klimaatbetalingen en biologische landbouw als begunstigde aan te kunnen wijzen in de 2e pijler; het plattelandsbeleid. In de voorstellen voor de directe betalingen (1e pijler) is die mogelijkheid nog niet opgenomen. Het is mijn inzet dat de collectieve aanpak voor agrarisch natuurbeheer in het toekomstige GLB de 1e pijler zal gelden, en dat aanvragen en betalingen daarvoor via het collectief kunnen gaan lopen. Hiermee zet ik in op een effectiever en efficiënter agrarisch natuurbeheer op het juiste schaalniveau. Individueel betalingsverzoek zullen daar dan niet meer noodzakelijk voor zijn.

De leden van de D66-fractie vragen of de maatregelen voor het vergroenen van de eerste pijler van het GLB dan wel de door het PBL omschreven regiospecifieke alternatieven of maatregelen vanuit pijler 2 evenveel biodiversiteitwinst opleveren per uitgegeven euro als directe uitgaven aan natuurbeheer, de PAS of de aanpak van de verdroging?

Dat is afhankelijk van de specifieke maatregelen die vergeleken worden.In principe maakt het voor de effectiviteit van een maatregel niet uit vanuit welke bron die maatregel gefinancierd wordt.

De leden van de D66-fractie vragen of de op pagina 25 omschreven regiospecifieke eisen die aan het GLB voor een effectievere vergroening gesteld zouden moeten worden onder de nationale beleidsruimte binnen de nu voorliggende voorstellen vallen.

In het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie betreffende het nieuwe GLB 2014–2020 is een summiere beschrijving gegeven van de vergroeningsmaatregel ecologisch beheer. Naar mijn mening moet dit verder worden verduidelijkt, waarbij NL gaat pleiten voor een vrijwillige, regionale diversiteit in de vergroeningsmaatregelen. Voorts staat NL op het standpunt dat de maatregel ecologisch beheer ook van toepassing moet zijn op grasland. Dit brengt het PBL eveneens onder de aandacht.

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen erop dat om agrarisch natuurbeheer uit de GLB-bijdragen succesvol te laten zijn, er aanvullende eisen nodig zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de specifieke inrichting van de 7% ecologische focusgebieden en de geldigheid hiervan op permanent grasland. Zet de staatssecretaris zich in Europa voor deze beleidsvrijheid in? Is de staatssecretaris ook bereid deze eisen voor Nederland op te stellen, nu de rol van boeren en particulieren belangrijker wordt in het natuurbeheer?

In het wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie betreffende het nieuwe GLB 2014–2020 is een summiere beschrijving gegeven van de vergroeningsmaatregel ecologisch beheer. Naar mijn mening moet dit verder worden verduidelijkt, waarbij NL gaat pleiten voor een vrijwillige, regionale diversiteit in de vergroeningsmaatregelen. Voorts staat NL op het standpunt dat de maatregel ecologisch beheer ook van toepassing moet zijn op grasland. Dit is een punt wat het PBL eveneens onder de aandacht brengt.

Overige vragen en opmerkingen

De leden van de VVD-fractie concluderen dat er een verschil van interpretatie bestaat tussen het kabinet en de provincies. Is deze veronderstelling juist? Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er volgens de staatssecretaris om een resultaatverplichting voor de provincies op te nemen in het onderhandelingsakkoord?

Het is mij bekend dat in IPO-verband een toelichting op het onderhandelingsakkoord natuur is opgesteld. Het is aan de gezamenlijke provincies om te bepalen hoe de instemmingsprocedure betreffende het onderhandelingsakkoord door de afzonderlijke provincies te begeleiden. Voor mij is slechts het onderhandelingsakkoord uitgangspunt. In het onderhandelingsakkoord is overeengekomen dat de provincies gevraagd wordt om voor 24 december 2011 met de tekst van het akkoord in te stemmen.

De leden van de VVD-fractie vragen of bij de beoordeling van het onderhandelingsakkoord ook rekening mee is gehouden dat deze landschappelijke elementen door particuliere instellingen, gemeenten of provincies onderhouden kunnen worden juist vanwege de recreatieve en cultuurhistorische waarden?

Ik acht het inderdaad goed denkbaar dat, gelet op de waardering voor landschappelijke elementen, andere overheden of particuliere partijen de verantwoordelijkheid hiervoor op zich nemen.

De leden van de CDA-fractie vragen of de staatssecretaris kan aangeven welke prioriteiten en/of randvoorwaarden hij heeft meegegeven aan het PBL? Wat zijn de uitgangspunten van de «maximale» variant van het PBL en in hoeverre wijkt dat af of juist niet van het onderhandelingsakkoord?

De vraag die ik aan het PBL heb gesteld is wat de ecologische effecten zijn van uitvoering van het onderhandelingsakkoord, met name gelet op de internationale verplichtingen. Zoals gemeld in mijn aanbiedingsbrief ga ik ervan uit dat wat het PBL de maximale variant noemt, ook de daadwerkelijke uitvoering van het akkoord zal zijn.

De leden van de D66-fractie vragen of er in het beleid tot op heden veel verschil is in de prioritering tussen de provincies?

Ook nu al kunnen provincies, binnen de kaders van bijvoorbeeld het Investeringsbudget Landelijk Gebied, hun eigen prioriteiten stellen. Ik juich dat toe.

De leden van de D66-fractie vragen welke innovatieve maatregelen kunnen bijdragen aan de door het kabinet veronderstelde doelmatigheidswinst? (p.19)

Kortheidshalve verwijs ik u hiervoor naar de brief van mijn collega van Infrastructuur en Milieu (TK 30 916, nr. 144).

De leden van de fractie van de ChristenUnie verwachten dat door de prioriteitsstelling binnen het akkoord andere waarden, zoals landschap en recreatie, in de verdrukking komen. Dat terwijl hier juist een belangrijk aanknopingspunt met de samenleving ligt. Op welke manier worden burgers, particulieren en maatschappelijke organisaties en bedrijven constructief betrokken bij landschap en natuur? Kan educatie hierin een rol spelen?

De rijksinzet er op gericht om de verantwoordelijkheid weer meer door andere overheden , burgers en bedrijven op te laten pakken. Een voorbeeld hiervan zijn de green deals die momenteel worden voorbereid met de recreatiesector. Daarin wordt gestreefd naar meer ruimte voor economische groei van de recreatiesector en de ontwikkeling van groen in de vorm van natuur, landschap of bijvoorbeeld CO2 -reductie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat in veel situaties «vergroten en verbinden» de grootste winst op voor robuuste natuur oplevert, en dat betekent op zijn beurt weer de grootste mogelijkheden voor medegebruik. Dat laatste komt door kwetsbaardere natuur onder druk. Wat is de visie hierop van de staatssecretaris op de lange termijn?

Ik vertrouw erop dat provincies, binnen de kaders van het akkoord, een herijkte EHS realiseren die én de internationale verplichtingen binnen bereik houdt én ruimte biedt voor medegebruik van andere functies.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe ziet de «uitgestoken hand» richting betrokken actoren (recreatie, landbouw, energie, bouw, ander bedrijfsleven) er concreet uit ziet met betrekking tot het natuurbeheer?

Zoals al aangekondigd ben ik bezig met een natuurvisie, waarmee ik natuurbeheer en natuurbeleving weer in verbinding wil brengen met de mensen. Verbindingen met het bedrijfsleven, maar ook breder, met de mensen in de streek.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Dijksma, S.A.M. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Smeets, P.E. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Jacobi, L. (PvdA), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Tongeren, L. van (GL), Ziengs, E. (VVD), Braakhuis, B.A.M. (GL), Gerbrands, K. (PVV), Lodders, W.J.H. (VVD), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Schaart, A.H.M. (VVD), Verhoeven, K. (D66) en Werf, M.C.I. van der (CDA).

Plv. leden: Jadnanansing, T.M. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Koolmees, W. (D66), Dikkers, S.W. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Irrgang, E. (SP), Groot, V.A. (PvdA), Holtackers, M.P.M. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ouwehand, E. (PvdD), Gerven, H.P.J. van (SP), Schouten, C.J. (CU), Gent, W. van (GL), Leegte, R.W. (VVD), El Fassed, A. (GL), Mos, R. de (PVV), Taverne, J. (VVD), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Houwers, J. (VVD), Veldhoven, S. van (D66) en Ormel, H.J. (CDA)

Naar boven