nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2007
De vaste commissie voor BZK heeft bij brief van 8 maart jl. (kenmerk
07-BZK-B-015) het kabinetsstandpunt gevraagd op het door mijn ambtsvoorganger
aan de Kamer gezonden rapport van RadarAdvies «Last hebben van elkaar.
Een onderzoek naar voorbeelden waar provincie en gemeente elkaar tegenkomen»
(kamerstuk 30 800 B, nr. 11). Het onderzoek, dat is uitgevoerd in opdracht
van BZK, VNG en IPO, toont aan dat in de wetgeving geen sprake is van dubbelingen
van taken en verantwoordelijkheden tussen provincies en gemeenten. Ik zie
dan ook geen noodzaak de bestaande wetgeving aan te passen.
Daarnaast hebben de Raad voor het openbaar bestuur en de Raad voor de
financiële verhoudingen bij brief van 21 februari jl. spontaan advies
uitgebracht over de open huishouding van de provincie. Naar aanleiding van
dit advies merk ik op dat het kabinet niet voornemens is de Grondwet te wijzigen
ten aanzien van de open huishouding van de provincie. Een gesloten huishouding
is dan ook niet aan de orde. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid
van de provincies om prudent om te gaan met de mogelijkheden die een open
huishouding biedt.
Uit het onderzoek van RadarAdvies blijkt evenwel dat provincies en gemeenten
op andere wijze «last hebben van elkaar», wat zich volgens het
onderzoek op verschillende wijzen en op verschillende bestuurlijke niveaus
uit. Een aantal van de genoemde aspecten, zoals het ongevraagd nemen van tal
van initiatieven door de provincies en het verschil in vermogenspositie, zie
ik terugkeren in de publieke discussie over de rol en positie van de provincies
die, ook los van het advies van de Raden en het rapport van RadarAdvies, doorgang
blijft vinden.
In het coalitieakkoord van 7 februari 2007 is afgesproken dat decentralisatie
van taken en bevoegdheden naar en zelfstandigheid van provincies en gemeenten
met kracht zal worden bevorderd, uit te werken in twee bestuursakkoorden.
In dat kader zullen ook afspraken worden gemaakt over (beperking
van) het aantal bestuurslagen dat zich met een bepaald onderwerp zal bezighouden,
ter vermindering van de bestuurlijke drukte. Ook de genoemde voorbeelden van «last
hebben van elkaar» uit het onderzoek van RadarAdvies zullen daarbij
worden betrokken. Evenals de Raden zie ik de kracht van de provincies vooral
in het ruimtelijk-fysieke domein. Ik ben dan ook van mening dat provincies
zich vooral op die taken zouden moeten richten. In het kader van de bestuursakkoorden
zullen daarover afspraken worden gemaakt.
Mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst