nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van richtlijn
nr. 2005/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 7 september 2005 betreffende de wederzijdse erkenning van door de
lidstaten afgegeven bewijzen van beroepsbekwaamheid van zeevarenden en tot
wijziging van Richtlijn 2001/25/EG (PbEU L 255) wijziging van de Zeevaartbemanningswet
noodzakelijk maakt;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Zeevaartbemanningswet wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
w door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
x. bewijs van beroepsbekwaamheid: elk geldig document dat is afgegeven
door of onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van een lidstaat
van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende
de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, in overeenstemming met artikel
5 van richtlijn 2001/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese
Unie van 4 april 2001 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden
(PbEG L 136) en de in de daarbij behorende bijlage I vastgestelde vereisten.
B
In artikel 22, derde lid, wordt «artikel 18» vervangen door:
artikel 18, tweede lid, onderdeel d,.
C
Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 22a
1. Onze Minister erkent een bewijs van beroepsbekwaamheid dat is
afgegeven door of onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit
van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.
2. Aan de houder van een bewijs van beroepsbekwaamheid als bedoeld
in het eerste lid, wordt, indien hij ook overigens voldoet aan de eisen gesteld
ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten 1°, ten 2°
en ten 3°, en hij dienst gaat doen op een Nederlands schip, een vaarbevoegdheidsbewijs
afgegeven.
3. Een ingevolge het tweede lid afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs
is beperkt tot de in het oorspronkelijke bewijs omschreven functies, taken
en verantwoordelijkheidsniveaus en bevat een officiële verklaring dat
het bewijs is afgegeven op grond van een erkend vaarbevoegdheidsbewijs.
4. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke bescheiden
worden overgelegd bij de aanvraag van een vaarbevoegdheidsbewijs.
5. Het tweede lid is niet van toepassing op gezellen.
D
Na artikel 40 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 40a
Een geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat een bemanningslid dat
een andere dan de Nederlandse nationaliteit bezit is gekeurd en medisch geschikt
bevonden voor de zeevaart door een geneeskundige of medisch specialist die
door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie,
een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte of Zwitserland daartoe is aangewezen, wordt gelijkgesteld
met een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 40, eerste lid.
E
Na artikel 65 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 65a
Onze Minister is bevoegd aan de tot het verstrekken en ontvangen van informatie
bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat
die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
of het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag
betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst,
1978 (Trb. 1981, 144), informatie te verstrekken en van deze te ontvangen
omtrent de verlening van een vaarbevoegdheidsbewijs of een ander bewijs van
beroepsbekwaamheid.
F
Na artikel 77 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 77a
Ten aanzien van beroepen waarvoor de vaarbevoegdheden, genoemd in artikel
18, tweede lid, onderdelen a, b, c en e, geldig zijn, behouden verklaringen
als bedoeld in artikel 22, derde lid, zoals dat luidde voor 20 oktober
2007, hun geldigheid overeenkomstig de daarop aangegeven einddatum.
G
Artikel 78 wordt vervangen door:
Artikel 78
Een wijziging van richtlijn nr. 2001/25/EG van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 4 april 2001 inzake het minimumopleidingsniveau
van zeevarenden (PbEG L 136) gaat voor de toepassing van deze wet gelden met
ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet
zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt
bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van 20 oktober 2007.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Verkeer en Waterstaat,