30 679
Regels inzake de financiering bij uitvoering van socialezekerheidswetten door intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en inzake voorschotverstrekking op grond van de Wet werk en bijstand

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 augustus 2006 en het nader rapport d.d. 23 augustus 2006, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2006, no. 06.002569, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels inzake de financiering bij uitvoering van socialezekerheidswetten door intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en inzake voorschotverstrekking op grond van de Wet werk en bijstand, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Wet werk en bijstand (Wwb) met betrekking tot de financiering van gemeenten ten behoeve van samenwerkingsverbanden waarbij de uitvoering van die wet is opgedragen aan een openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Voorts strekt het wetsvoorstel tot een wijziging van de in de Wwb opgenomen voorschotregeling die aan de bijstandverlening vooraf kan gaan en tot redactionele aanpassingen van twee andere wetten.

De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel een opmerking over de voorgestelde voorschotregeling. Hij is van oordeel dat in verband daarmee het wetsvoorstel (deels) nader dient te worden overwogen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 12 juli 2006, nr. 06.002569, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 3 augustus 2006, nr. W12.06.0298/IV, bied ik U hierbij aan.

Het advies van de Raad van State is overgenomen om in het geval bij de aanvraag onmiddellijk duidelijk is dat er geen recht op algemene bijstand bestaat, dit door middel van aanpassing van artikel 52, eerste lid, in de WWB te regelen. Verder is in de memorie van toelichting aangegeven waarom de afwijzende reacties van de bij de uitvoering betrokken instanties niet hebben geresulteerd in aanpassing van het voorliggende wetsvoorstel. De redactionele opmerkingen van de Raad van State zijn overgenomen.

1. De voorschotregeling

Op grond van artikel 52, eerste en tweede lid, Wwb is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag om bijstandverlening een voorschot te verlenen. Het betreft een discretionaire bevoegdheid. In de thans voorgestelde redactie van artikel 52 wordt het college echter verplicht een voorschot te verlenen zolang het recht op bijstand niet is vastgesteld, tenzij sprake is van aan de aanvrager om bijstandverlening toe te rekenen verwijtbare omstandigheden als bedoeld in de tweede volzin van het eerste lid. VNG, Divosa en het Uitvoeringspanel gemeenten zijn over dit voorstel geraadpleegd. Hun oordeel is negatief; zij adviseerden artikel 52 ongewijzigd te laten. De aangevoerde argumenten komen er vooral op neer dat de huidige regelgeving niet tot noemenswaardige problemen heeft geleid en dat de voorgestelde regeling juist tot problemen voor de gemeenten of het samenwerkingsverband en voor de aanvragers van de bijstand kan leiden. Die problemen betreffen vooral de toename van administratieve handelingen en het ontstaan van terugvorderingsproblemen indien de bijstandsaanvraag uiteindelijk wordt afgewezen. Uit de toelichting bij het wetsvoorstel blijkt dat de regering erkent dat de huidige regeling niet tot problemen heeft geleid. Niettemin acht zij het voorstel wenselijk om trage bevoorschotting en gebrek aan inkomsten van aanvragers met alle sociale gevolgen van dien te voorkomen.

De Raad is met de regering van mening dat trage bevoorschotting ongewenst is. Aan de andere kant wijst de Raad er op dat de verplichting om, in afwachting van de beslissing op de aanvraag om bijstand, binnen vier weken tot de verstrekking van een voorschot over te gaan, kan leiden tot de problemen voor de uitvoerende instanties waarop de VNG, Divosa en het Uitvoeringspanel gemeenten met nadruk hebben gewezen. Dit klemt nog meer als een aanvrager pas laat gegevens indient en hem dit niet te verwijten valt, terwijl aanstonds al duidelijk is dat geen recht op bijstandverlening bestaat, maar dat het enige weken zal duren voordat de formele beslissing daarover rond is. Bovendien kan het verstrekken van een voorschot, indien later blijkt dat geen recht op bijstand bestaat, er toe leiden dat er invorderingsproblemen voor zowel het uitvoeringsorgaan als de aanvrager kunnen ontstaan. Ook moet worden gedacht aan hieruit voortkomende kosten voor het uitvoeringsorgaan.

In de toelichting wordt aan de hiervoor genoemde problemen voorbijgegaan. In een memorie van toelichting kan worden volstaan met het weergeven van de inhoud van de reacties van bij de uitvoering betrokken instanties, voor zover die reacties instemmend zijn. Indien echter, zoals bij dit voorstel, de reacties sterk afwijzend zijn, gebaseerd op ervaringsgegevens uit de uitvoeringspraktijk, en deze reacties niet leiden tot aanpassing van het voorstel, behoort die afwijzing in de memorie van toelichting toereikend te worden gemotiveerd.

Indien de regering niettemin zou blijven hechten aan het bieden van een inkomensgarantie voor aanvragers van bijstandverlening binnen korte tijd na de indiening van een aanvraag, zou artikel 52, eerste lid, zodanig kunnen worden geformuleerd dat de daarin opgenomen verplichting aan de uitvoerende instanties wordt opgelegd, tenzij al onmiddellijk duidelijk is dat geen recht op bijstand bestaat, zodat de aanvraag zal moeten worden afgewezen.

De Raad adviseert, gezien de argumenten van de VNG, Divosa en het Uitvoeringspanel gemeenten, om niet tot de voorgestelde voorschotregeling over te gaan en het voorstel op dit punt te heroverwegen. Bij handhaving van de verplichting als zodanig tot bevoorschotting ware artikel 52, eerste lid, in de bovenbedoelde zin aan te passen.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U hierbij verzoeken het gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W12.06.0298/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Paragraaf 2.4 schrappen en de inhoud ervan toevoegen aan paragraaf 2.1.

– Vervolgens «paragraaf 2.5» wijzigen in: paragraaf 2.4.

– In het wetsvoorstel (en de toelichting) «Wet Werk en Bijstand» consequent vervangen door: Wet werk en bijstand.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven