nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 21 september 2006
Met waardering is kennis genomen van de instemmende opmerkingen van de
fracties van CDA en ChristenUnie over bovengenoemd wetsvoorstel en de vragen
die deze leden naar aanleiding daarvan hebben gesteld.
Alvorens op deze vragen in te gaan, wil de regering haar erkentelijkheid
uitspreken voor het feit dat medewerking is verleend aan een snelle inbreng,
zodat de beoogde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel binnen bereik
ligt.
De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat de Anw-uitkering
niet achterblijft bij andere uitkeringen. Om die reden vinden zij het terecht
dat ook de Anw-gerechtigden een tegemoetkoming krijgen die vergelijkbaar is
met de tegemoetkoming die verstrekt is aan AOW-gerechtigden en WAJONG-gerechtigden,
die structureel is en niet verrekend wordt met de bijstand. De leden van de
CDA-fractie gaan er vanuit dat de gerechtigden per oktober van dit jaar deze
tegemoetkoming krijgen.
Met ingang van 1 oktober 2006 ontvangen alle Anw-gerechtigden tot
1 januari 2007 een tijdelijke Anw-tegemoetkoming op basis van de Tijdelijke
regeling tegemoetkoming Anw-ers. Deze Tijdelijke regeling is inmiddels gepubliceerd
in de Staatscourant van 6 juli 2006 (Stcr. 2006, nr. 129, blz. 25).
Met ingang van 1 januari 2007 krijgt de Anw-tegemoetkoming structureel
een plaats in de Algemene nabestaandenwet via voorliggend wetsvoorstel. De
tijdelijke tegemoetkoming in 2006 werkt evenals de structurele Anw-tegemoetkoming
niet door naar de aanvullende pensioenen noch naar de bijstand of andere regelingen
waarin wordt verwezen naar de uitkering op grond van de Anw.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom in het kader
van dit wetsvoorstel ervoor is gekozen om aan nabestaanden die zowel een nabestaanden-
als een halfwezenuitkering ontvangen, maar één tegemoetkoming
uit te keren.
Doel van het onderhavige wetsvoorstel is om door middel van het verstrekken
van een (structurele) tegemoetkoming aan nabestaanden het koopkrachtbeeld
van die nabestaanden te verbeteren. De regering ziet hierin geen
rechtvaardiging om aan bepaalde nabestaanden (namelijk diegenen die naast
een nabestaandenuitkering ook een halfwezenuitkering ontvangen) twee tegemoetkomingen
te verstrekken.
Van belang is voorts, dat bij de vormgeving van de Anw-tegemoetkoming
op dit punt de systematiek is gevolgd van de Wet van 22 december 2005
(Stb. 713), in het kader waarvan de AOW-tegemoetkoming een structureel karakter
heeft gekregen. Per AOW-gerechtigde wordt één AOW-tegemoetkoming
uitbetaald, ook als die AOW-gerechtigde naast zijn ouderdomspensioen een AOW-toeslag
voor zijn jongere partner ontvangt. In lijn hiermee wordt aan een nabestaande
die zowel een nabestaanden- als een halfwezenuitkering ontvangt ook maar één
Anw-tegemoetkoming uitgekeerd.
Verder vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie waarom de regering
het onwenselijk vindt, dat de Anw-tegemoetkoming doorwerkt in de hoogte van
aanvullende pensioenen en andere regelingen, waarin verwezen wordt naar de
uitkeringen op grond van de Anw.
Zoals eerder gememoreerd wordt met het onderhavige wetsvoorstel beoogd
het koopkrachtbeeld voor nabestaanden (structureel) te verbeteren. Anw-uitkeringen
worden in het kader van bepaalde socialeverzekeringswetten (zoals AOW, TW)
verrekend met de inkomensafhankelijke component. Zou de Anw-tegemoetkoming
als Anw-uitkering worden aangemerkt, dan zou ook de tegemoetkoming worden
verrekend. Daarmee zou het beoogde effect van de Anw-tegemoetkoming feitelijk
teniet worden gedaan.
Voorts is het in principe mogelijk dat in aanvullende nabestaandenpensioenen
de hoogte van de Anw-uitkering in die zin wordt meegenomen, dat een hogere
Anw-uitkering – bijvoorbeeld door daaronder ook de tegemoetkoming te
verstaan – als een soort franchise wordt ingebouwd in de aanvullende
nabestaandenpensioenen. Indien en voorzover dat in aanvullende nabestaandenpensioenen
inderdaad het geval is, zou het meenemen van de tegemoetkoming in de (of aanmerken
van de tegemoetkoming als) Anw-uitkering materieel betekenen dat de tegemoetkoming
in mindering wordt gebracht op het aanvullende nabestaandenpensioen. Ook in
die gevallen gaat het beoogde effect van de toekenning van de Anw-tegemoetkoming
verloren.
Om deze onwenselijke effecten te voorkomen, is expliciet bepaald dat de
Anw-tegemoetkoming niet wordt aangemerkt als Anw-uitkering. Ten aanzien van
de AOW-tegemoetkoming geldt overigens een soortgelijke bepaling (artikel 33b,
tweede lid, AOW).
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof