30 585 Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State

Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2012

Bij de regeling van werkzaamheden van 20 december 2011 vroegen de leden Heijnen en Van Raak om een brief van het kabinet over de benoeming van de nieuwe vice-president van de Raad van State. Deze leden vroegen mij in het bijzonder om een zogenaamd logboek van stappen die in deze procedure gezet zijn, vanaf de vorming van het kabinet Rutte-Verhagen. U treft het overzicht bijgaand aan.

Bij brief van 21 december 2011 ontving de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een verzoek van de vaste commissie van Binnenlandse Zaken om een brief waarin op vier aspecten van de procedure diende te worden ingegaan. Het verzoek is aanvullend op het verzoek met betrekking tot de benoemingsprocedure dat bij de regeling van werkzaamheden in de plenaire vergadering van 20 december 2011 is gedaan. Met deze brief voldoe ik aan beide verzoeken.

Op 19 december 2011 berichtte de Nationale Ombudsman mij dat hij, om te kunnen beslissen op een ontvangen verzoek om een onderzoek te starten naar de sollicitatieprocedure voor het ambt van de vice-president van de Raad van State, een vijftal vragen aan mij wilde voorleggen. Een afschrift van mijn antwoord aan hem1 doe ik u, volledigheidshalve bijgaand toekomen.

Over de opvolging van de huidige vice-president is al geruime tijd in de media en daarbuiten gespeculeerd. Die speculaties gingen zowel over mogelijke opvolgers als ook het moment van opvolging. Dergelijke speculaties zijn al te vinden in 2007 en wellicht nog eerder2. Bij alle speculaties was het enige dat objectief vaststond de datum van 1 februari 2012, zijnde de dag waarop de ontslaggrond van artikel 3, eerste lid onder b van de Wet op de Raad van State tot toepassing zou komen, indien niet eerder gebruik gemaakt zou zijn van de ontslaggrond van artikel 3, eerste lid onder a van de Wet op de Raad van State.

Ook met uw Kamer is veelvuldig over dit onderwerp gesproken. Er zijn vragen beantwoord van de leden Schouw (D66) en Van Gent (GroenLinks) op respectievelijk 6 oktober 2011 (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 223) en 26 oktober 2011 (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 415). Voorts is de benoemingsprocedure aan de orde geweest bij de beraadslagingen van de Tweede Kamer over de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken op 11 oktober 2011 en 13 oktober en de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 17 november 2011. Op de aanvaarde motie Schouw-Van Raak (Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 VII, nr. 58) en de aanvaarde motie Recourt c.s. (Kamerstukken 2011–2012, 33 000 III, nr. 10) zal het kabinet met een reactie komen, indachtig het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken om uiterlijk 1 april 2012 te reageren op motie Schouw-Van Raak.

Er is een frequent en regulier contact tussen de Raad van State en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over tal van beheersmatige aangelegenheden, waaronder dus ook het bestaan of ontstaan van vacatures bij de Raad van State.

De ambtelijke voorbereidingen voor de opvolging van de vice-president startten in april 2011. Daarbij is gekeken naar de te volgen procedure in het licht van de herziene Wet op de Raad van State. De start van de procedure was voorzien voor het najaar van 2011. Gedurende de zomermaanden en dan met name in september 2011 vonden voorbereidende werkzaamheden plaats. Bij deze voorbereidingen is onder ogen gezien de mogelijkheid dat naast anderen ook zittende bewindspersonen zouden willen solliciteren naar het ambt van vice-president van de Raad van State. Gelet op mijn reeds bestaande medeverantwoordelijkheid voor benoemingen bij de Raad van State en de omstandigheid dat ik op grond van mijn leeftijd wettelijk niet meer in staat zou zijn om het ambt gedurende een substantiële periode te vervullen, lag het voor de hand de verantwoordelijkheid voor deze benoeming volledig aan mij over te dragen. In de Ministerraad van 14 oktober 2011 is daar vervolgens dan ook toe besloten (Stb. 2011, 446).

Op maandag 17 oktober 2011 is, conform wettelijk voorschrift, de advertentie geplaatst (Staatscourant, 17 oktober 2011, nr. 18995) en het profiel op de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie gepubliceerd. Op dinsdag 25 oktober 2011 is deze advertentie in verbeterde vorm nogmaals in de Staatscourant geplaatst. Uw commissie vroeg mij naar de publieke werking van een digitale advertentie. In relatie tot deze procedure kan ik erover zeggen dat plaatsing in de Staatscourant wettelijk is voorgeschreven en ook overigens niet ongebruikelijk is voor publicaties van de rijksoverheid. Het bereik is iedereen die de beschikking heeft over een internetaansluiting en daarmee potentieel groter dan het in het geval van plaatsing van de advertentie in de dagbladen zou zijn geweest.

In de advertentie is aangegeven dat eventuele sollicitatiebrieven uiterlijk op donderdag 10 november 2011 ontvangen dienden te zijn. Het profiel en de advertentietekst zijn in overleg met de Raad van State tot stand gekomen.

Op 11 november 2011 heb ik uit het geheel van 39 ontvangen sollicitatiebrieven een nadere selectie gemaakt. In de daarop volgende weken heb ik met een aantal kandidaten gesprekken gevoerd. Naar aanleiding van deze gesprekken heb ik in de daarop volgende periode mijn voorlopig oordeel in verschillende gesprekken getoetst. Mijn uiteindelijke keuze heb ik aan de kandidaten met wie ik gesproken heb, kenbaar gemaakt op 13 december 2011. Diezelfde dag heb ik, conform wettelijk voorschrift, de Raad van State over mijn keuze gehoord. Bij brief van 14 december 2011 is mij door de waarnemend vice-president namens de Raad bericht dat met de beoogde voordracht kon worden ingestemd. Op 15 december 2011 heb ik de overige sollicitanten per aangetekend schrijven op de hoogte gesteld van hun afwijzing voor het ambt van vice-president van de Raad van State. In de ministerraad van 16 december 2011 heb ik de voordracht voor de nieuwe vice-president van de Raad van State aan de orde gesteld. De ministerraad heeft met deze voordracht ingestemd. Dezelfde dag is de heer mr. J.P.H. Donner met ingang van 1 februari 2012 benoemd tot vice-president van de Raad van State.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Logboek procedure voor opvolging vice-president Raad van State

   

april / mei 2011

Ambtelijke afstemming tussen BZK en AZ. De contacten betreffen de te volgen procedure in het licht van de herziene Wet op de Raad van State. De start van de procedure is na de zomer voorzien.

   

8 juli 2011

De minister van Veiligheid en Justitie wordt door ambtelijk BZK, gelet op de in artikel 2 van de Wet op de Raad van State genoemde mede-verantwoordelijkheid voor benoemingen bij de Raad van State, geïnformeerd over de te volgen stappen in de procedure en het tijdschema daarvan.

   

16 september 2011

Overleg van de Minister-President en de Viceminister-President met de minister van Veiligheid en Justitie en met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in aanwezigheid van de SG van het Ministerie van Algemene Zaken over de te volgen stappen in de procedure.

   

30 september 2011

Ambtelijk BZK draagt het dossier over aan ambtelijk VenJ.

   

11 oktober 2011

Minister van Veiligheid en Justitie spreekt met een delegatie van de Raad van State over de profielschets en de advertentietekst. Op basis van dit overleg worden profielschets en advertentietekst aangepast.

   

14 oktober 2011

Besluit houdende herindeling van de ministeriële taak in verband met de benoeming van de eerstvolgende vice-president van de Raad van State (Stb. 2011, 446).

   

17 oktober 2011

Plaatsing advertentie in de Staatscourant en publicatie profielschets op de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

   

25 oktober 2011

Aanpassing en hernieuwde plaatsing advertentie en profielschets.

   

10 november 2011

Sluiting termijn voor het insturen van sollicitatiebrieven.

   

11 november 2011

Selectie van kandidaten voor sollicitatiegesprekken door de Minister van Veiligheid en Justitie.

   

11/12 november 2011

Kandidaten worden uitgenodigd voor gesprekken met de Minister van Veiligheid en Justitie.

   

19 november 2011

Gesprekken met de kandidaten in aanwezigheid van de SG van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

   

25 november 2011

Overleg van de minister van Veiligheid en Justitie met de Minister-President en de Viceminister-President in aanwezigheid van de SG van het Ministerie van Algemene Zaken over zijn voorlopig oordeel.

   

13 december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie informeert de kandidaten die op gesprek zijn geweest over zijn keuze.

   

13 december 2011

Horen Raad van State. De Minister van Veiligheid en Justitie en de SG van het Ministerie van Veiligheid en Justitie spreken met een delegatie vanuit de Raad van State.

   

14 december 2011

De waarnemend vice-president van de Raad van State informeert de minister van Veiligheid en Justitie dat de Raad kan instemmen met de beoogde voordracht.

   

15 december 2011

Afwijzingsbrieven aangetekend aan alle overige sollicitanten verzonden.

   

16 december 2011

Mr. J.P.H. Donner verzoekt om ontslag met onmiddelijke ingang als Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

   

16 december 2011

Voordracht en besluitvorming in de minsterraad.

   

16 december 2011

Mr. H.D. Tjeenk Willink wordt bij Koninklijk Besluit met ingang van 1 februari 2012 eervol ontslag verleend.

   

16 december 2011

Mr. J.P.H. Donner wordt bij Koninklijk Besluit met ingang van 1 februari 2012 benoemd tot vice- president van de Raad van State.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Zie bijvoorbeeld Max Pam, Tijdschrift Binnenlands Bestuur 16 maart 2007.

Naar boven