30 370 Wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel (Wet wijziging WW-stelsel)

Nr. 35 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2010

Bij de introductie van de premiegroepen is evaluatie van het instrument aan uw Kamer toegezegd.1 Na een eerste evaluatie over 2006 en 2007 is de toezegging gedaan voor een vervolgonderzoek naar de werking van de premiegroepen.2 Hierbij bied ik u aan het onderzoeksrapport «Evaluatie Premiegroepensystematiek WW»3.

Het kabinet kiest voor maatregelen die eraan bijdragen dat iedereen zoveel mogelijk participeert. Het doel is mensen perspectief te geven op werk en inkomen. Hierbij staat werkzekerheid van werknemers voorop, met een maximale arbeidsdeelname over het jaar. Participatie kan plaatsvinden bij dezelfde werkgever en dezelfde baan, maar ook bij meerdere werkgevers en in meerdere functies. Bij de overgang van werk naar werk kan werkloosheid voorkomen. De kernfunctie van de WW is dit op te vangen waarbij het gebruik zo kort mogelijk dient te zijn. Repeterend gebruik bij bijvoorbeeld seizoenswerkloosheid en mogelijk zelfs bij dezelfde werkgevers is ongewenst. In dit geval worden bedrijfspecifieke en voorspelbare omzetfluctuaties afgewenteld op de collectief gefinancierde werkloosheidsfondsen. Het instrument van premiegroepen ontmoedigt de kortdurende contracten waaruit repeterend gebruik van de WW ontstaat. In dit kader beschouw ik de evaluatie van de premiegroepensystematiek.

Aanleiding en achtergrond

De premiegroepen zijn ingevoerd per 1 januari 2006. De systematiek houdt in dat het WW-deel van de sectorpremie gedifferentieerd wordt naar contractduur. Bij een dienstverband van een jaar of langer is de lage premiegroep van toepassing, bij een korter dienstverband de hoge premiegroep. De premiegroepen gelden voor de sectoren Agrarisch bedrijf, Bouwbedrijf, Culturele instellingen, Horeca algemeen en Schildersbedrijf waarin het overgrote deel van de totale cyclische- en seizoenswerkloosheid is geconcentreerd.4 De invoering van premiegroepen betekende uniformering van diverse sectorale initiatieven om cyclische werkloosheid terug te dringen. Tevens werd de regeling Cyclische Werkloosheid door de premiegroepen vervangen waarmee werknemers waren uitgesloten van een WW-uitkering wanneer een cyclisch patroon was te onderscheiden. De uitvoering van de regeling was complex. Van de premiegroepen werd een grotere effectiviteit verwacht omdat werkgevers meer dan werknemers de mogelijkheden hebben cyclische werkloosheid te beperken.

Conclusies evaluatie

De evaluatie wijst, alles overziend, op een gunstige ontwikkeling van het WW-gebruik met een repeterend karakter. De onderzoekers zien op basis van kwantitatief en kwalitatief onderzoek de invoering van de premiegroepen hierbij niet als een duidelijk omslagpunt. De premieprikkel lijkt, afgezet tegenover andere (bedrijfseconomische) overwegingen, slechts beperkt een rol te spelen bij afwegingen in het aannamebeleid. Werkgevers geven aan dat de afwegingen in het aannamebeleid de afgelopen jaren per saldo hebben geleid tot een verschuiving van tijdelijke naar vaste contracten en tevens tot een toename van het aantal flexwerkers in lijn met de algehele flexibiliseringstendens.

Beleidsmatige visie

Hoewel niet mogelijk is gebleken een causale relatie vast te stellen, blijkt dat het repeterende gebruik van de WW trendmatig is blijven dalen sinds invoering van de premiegroepen. Hierbij is in het geval van de invoering van de premiegroepen slechts beperkt sprake van een trendbreuk. De premiegroepen vervingen in 2006 uiteenlopende private en publieke initiatieven om afwenteling van cyclische WW-lasten terug te dringen, zoals beschreven in de aanleiding. Een trendbreuk van het eenvoudiger instrument van premiegroepen was hiermee op voorhand niet te verwachten.

Op basis van de evaluatie kan worden geconstateerd dat premiegroepen een bijdrage leveren aan de ambitie van dit kabinet te komen tot meer werkzekerheid en arbeidsparticipatie. De premiegroepen ontmoedigen kortdurende contracten waaruit cyclisch WW-gebruik ontstaat door de werkloosheidslasten neer te leggen waar ze worden veroorzaakt. Werkgevers bieden als gevolg van de premiegroepen relatief vaker langdurende contracten aan en gaan vaker arbeidsrelaties aan op flexibele basis. Een langdurig contract biedt werkzekerheid bij dezelfde werkgever, en bij een flexibel contract bespoedigt de bemiddelende rol van de uitlenende partij de werkhervatting bij een andere werkgever. In beide gevallen is sprake van toename van de arbeidsdeelname over het jaar ten opzichte van de situatie met een repeterend patroon van werk en uitkering.

Reactie Stichting van de Arbeid

De Stichting van de Arbeid heeft van mijn ambtsvoorganger het eindrapport ontvangen. De Stichting geeft in haar reactie op de evaluatie aan in de premiegroepen nog steeds een belangrijk instrument te zien voor het terugdringen van seizoenswerkloosheid en het bevorderen van meer stabiele dienstverbanden3. Verder vraagt zij aandacht voor de bekendheid van de premiegroepensystematiek onder werknemers en werkgevers. Ook merkt de Stichting op dat meer maatwerk een belangrijke bijdrage kan leveren aan de toepassing en het draagvlak binnen (sub)sectoren. De Stichting beschouwt voor dit doel het realiseren van de voorwaarden zoals genoemd in het SER-advies uit 2005 van wezenlijke betekenis. De Raad pleit hierin voor een sterkere rol van sectoren door de brancheorganisaties het recht te geven op een zwaarwegend advies over de premieverhouding en op het doen van voorstellen voor een alternatief voor de premiegroepen. Ook pleit de Raad voor het toepassen van het lage tarief voor vakantiewerk en leer-werktrajecten. In haar reactie betreurt de Stichting tot slot dat thans (sub)sectoren niet over informatie beschikken over gegevens over WW-instroom en WW-uitstroom, onder andere in relatie tot de duur van het contract.

Conclusie

De conclusies in de evaluatie van de premiegroepensystematiek WW geven geen aanleiding om het instrument op dit moment te wijzigen. Ik beschouw de premiegroepen in de huidige vorm als een eenvoudig toepasbaar instrument waarmee zeker is gesteld dat de lasten van WW-gebruik met een repeterend karakter worden gelegd waar ze worden veroorzaakt. Hierdoor betalen werkgevers die zorg dragen voor meer duurzame arbeidsrelaties een lagere WW-premie, terwijl werkgevers die gebruik maken van korte contracten meer betalen. Onnodig hoge werkloosheidslasten veroorzaakt door een deel van de werkgevers – en dus hoge sectorpremies voor alle werkgevers in de sector – worden ontmoedigd. De onderzoeksresultaten bevestigen de bijdrage van de premiegroepen aan de ambitie van dit kabinet te komen tot meer werkzekerheid en arbeidsparticipatie. Het brede draagvlak bij sociale partners voor het tegengaan van cyclische werkloosheid, onderstreept het belang van dit instrument. Verdergaand maatwerk voor deelgroepen, zoals voorgesteld door de Stichting van de Arbeid, doet af aan de uitgangspunten van de premiegroepen. Bovendien wil dit kabinet zorgen voor meer eenvoud in de belasting- en premieheffing en lagere administratieve lasten voor werkgevers waarbij doelmatigheid voorop staat. Een meer complexe vorm van premiegroepen, zonder dat op voorhand een neerwaarts effect op de uitkeringslasten is te veronderstellen, staat haaks op dit voornemen. Hiermee kom ik tot een keuze voor voortzetting van de premiegroepen in zijn huidige vorm.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp


XNoot
1

Kamerstukken II, 2005–2006, 30 370 en 29 738, nr.23.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2007–2008, 30 370, nr. 32.

XNoot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
4

SER-advies 05/10; Invoering premiegroepen wachtgeldfondsen naar duur arbeidscontract.

Naar boven