30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 810 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2023

Tijdens het debat van 14 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 35, item 11) voorafgaand aan de Energieraad op maandag 19 december 2022 heeft het lid Van Raan vragen gesteld over een artikel van de website Mongabay1 over het Amerikaanse bedrijf Enviva, een van ‘s werelds grootse producenten van houtpellets. Volgens een klokkenluider die is gesproken voor het artikel klopt de duurzaamheidsclaim die dit bedrijf maakt niet en draagt Enviva bij aan de ontbossing in het zuidoosten van de VS. Tijdens het debat van 14 december jl. is mij ook gevraagd dieper in te gaan op de controle van de duurzaamheid van biogrondstoffen. Ik heb uw Kamer toegezegd om een reactie te geven op dit artikel en verder in te gaan op hoe we in Nederland zorgen voor correcte naleving van duurzaamheidsafspraken over (houtige) biogrondstoffen. Met deze brief kom ik tegemoet aan mijn toezegging aan het lid Van Raan.

Voor het kabinet geldt dat alleen duurzame biogrondstoffen kunnen bijdragen aan een klimaatneutrale en circulaire samenleving. Deze kunnen in Nederland alleen als duurzaam worden gerekend wanneer deze voldoen aan strenge eisen, zoals is geregeld in het systeem van certificering. Om de duurzaamheid te borgen van de houtige biogrondstoffen die in Nederland worden ingezet voor energie, wordt een onafhankelijke controle van de duurzaamheid vereist. Hiervoor worden certificatieschema’s gebruikt, die zijn getoetst en die – na advies van de onafhankelijke experts van de Adviescommissie Duurzaamheid Biomassa voor Energietoepassingen (ADBE) – worden goedgekeurd. Een onafhankelijke verificateur gebruikt dit schema vervolgens om op locatie de duurzaamheid controleren. Al deze verificateurs staan op hun beurt weer onder toezicht van een accreditatieinstelling. Deze accreditatieinstellingen controleren bij de verificateurs of zij onafhankelijk en correct beoordelen dat de biogrondstoffen aan de eisen voldoen.

Hiernaast voert de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) als bestuursrechtelijk toezichthouder inspecties uit om te kijken of al deze partijen hun rol op een juiste manier hebben vervuld. Dit doet de NEa onafhankelijk en op basis van signalen vanuit verschillende lagen uit de keten, van NGO’s en berichtgeving in de media. Als er een melding binnenkomt van een vermeende misstand, wordt er door de NEa naar hoofdzakelijk de volgende drie criteria gekeken: is de melding concreet? Levert de betrokken onderneming biogrondstoffen aan Nederland? En is de vermeende misstand ook een overtreding van de Nederlandse duurzaamheidseisen? Na evaluatie van deze criteria, kan de NEa een onderzoek starten naar de vraag of de certificeerder al dan niet terecht een certificaat heeft afgegeven aan de biomassaproducent. Als blijkt dat een certificeerder onterecht heeft gecertificeerd, moet de certificeerder de producent schorsen. In het uiterste geval kan ik ervoor kiezen om op grond van de rapportages van de NEa de erkenning van een certificeerder in te trekken. Op deze manier zijn er veel lagen van onafhankelijke beoordeling en controle in de biogrondstoffenketens.

Het kabinet neemt signalen over eventuele misstanden rondom de duurzaamheid van biogrondstoffen zeer serieus. Zo heeft mijn ambtsvoorganger vorig jaar een onafhankelijk onderzoek door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) ingesteld naar aanleiding van een rapport door Stichting Onderzoek Multilaterale Instellingen (SOMO) over biogrondstoffen uit Estland. De NEa concludeerde daarbij dat de betwiste biogrondstoffen als duurzaam beschouwd konden worden. Er waren daarnaast geen aanwijzingen dat Ests bos structureel niet-duurzaam beheerd werd. Wel gaf de NEa enkele aanbevelingen voor verbetering, onder andere op transparantie, niveau van duurzaamheidsborging en stakeholderconsultatie. Ook de aantijgingen uit het artikel van de website Mongabay neem ik, zeer serieus. Hoewel ik er vertrouwen in heb dat het systeem van certificering en toezicht naar behoren werkt en dat hiermee de duurzaamheid van biogrondstoffen in Nederland goed geborgd wordt, is oplettendheid dat de regels ook daadwerkelijk nageleefd worden altijd vereist. Daarom heb ik naar aanleiding van het artikel op Mongabay navraag gedaan bij de NEa. De NEa heeft aangegeven dat er al een inspectie gepland staat voor leveringen biogrondstoffen uit de Verenigde Staten. Als er uit deze inspectie blijkt dat de rol van een van de partijen niet op de juiste manier is vervuld, zal de NEa dit melden aan mij en zal er gepaste actie ondernomen worden. Daarnaast geeft de NEa het altijd aan als zij knelpunten signaleert die erop wijzen dat het hierboven beschreven stelsel van toezicht niet goed functioneert.

Geen enkel systeem van controle en toezicht is volledig waterdicht. Echter hebben we in Nederland door de vele lagen van beoordeling en controle in de biogrondstoffenketen een robuust systeem dat signalen van misstanden adequaat op kan vangen en onderzoeken. Dat neemt niet weg dat we ons blijven inzetten om het systeem nog betrouwbaarder en robuuster te maken. Daarom wordt op dit moment binnen de EU ook gewerkt aan het versterken van toezicht op certificering, zowel binnen als buiten de EU-landsgrenzen. Nederland neemt hierin een leidende rol. Ook in de uitwerking van het duurzaamheidskader biogrondstoffen speelt een robuust stelsel van certificering en toezicht een centrale rol.

Hierin nemen we ook de aanbevelingen van de NEa naar aanleiding van het rapport door Stichting Onderzoek Multilaterale Instellingen (SOMO) over biogrondstoffen uit Estland mee Ik zal uw Kamer voor het zomerreces een brief sturen over de voortgang van het verankeren van duurzaamheidscriteria in wet- en regelgeving en zal hierin ook ingaan op de NEa-aanbevelingen.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven